 |
|
 |
Reisverslag 2009 ~ Pagina 2 |
|
Dag 8 : zaterdag
25 april : torrey - cathedral valley loop - green river |
|
Gereden : 172 mijl, waarvan 65 mijl dirtroad
Trails : geen
In 2006 was ik helemaal lyrisch over onze tocht door Cathedral Valley, en elke keer als ik aan die prachtige dag terugdenk komt dat gevoel moeiteloos weer boven. Niet gek dus dat “Cathedral Valley op herhaling” een van mijn grootste wensen van deze vakantie was. Nu moest natuurlijk wel het weer nog een beetje meewerken, daarover hadden we wel zo onze twijfels. Volgens de Weather Channel zou het gaan regenen, vooral in de vroege ochtend en de late namiddag. We checkten het ook zelf nog even, in de omgeving zagen we inderdaad vrij veel wolken hangen, maar het was wel droog.
De ranger in het Visitor Center was er wel gerust op. Als het al zou gaan regenen, dan was dat pas later op de dag, zo zei hij. We hadden dus tijd genoeg om de Cathedral Valley Loop te gaan rijden. Nou, met zijn zegen durfden we het wel aan, dus zijn we maar direct aan onze lange rit begonnen. De vorige keer hadden we de rit rechtsom gereden, deze keer wilden we eigenlijk linksom gaan. Maar daar hebben we toch maar vanaf gezien, ik vond het prettiger om de doorsteek door de Fremont River aan het begin te doen, niet pas aan het einde.
Net als drie jaar geleden bleek het heel eenvoudig te zijn om door de rivier heen te rijden. De weg zelf was een klein beetje slechter dan de vorige keer, er zaten iets meer kloven en ribbels in het wegoppervlak, maar voor onze Nissan was ‘t nog steeds een makkie. High clearance is een uitvinding waar wij de auto-industrie bijzonder dankbaar voor zijn! Natuurlijk genoten we weer volop van het prachtige landschap om ons heen, en ook van het heerlijke gevoel dat we daar helemaal alleen op de wereld leken te zijn. Solitude, remoteness…de Engelse woorden drukken net iets beter uit wat ik bedoel!
Net als de vorige keer maakten we een stop bij de oude auto die daar al jarenlang naast de weg staat weg te roesten. Het stonk er vreselijk. In eerste instantie gaven we de koeien die dicht bij de auto stonden daarvan de schuld, maar toen we wat dichter bij de oude auto kwamen zagen we de echte reden van de stank: er lag een dode koe op de grond, al gedeeltelijk weggerot. Niet echt prettig om te zien….. De volgende stop was bij de prachtig gekleurde Bentonite Hills. ’t Was koud daar…. ik had vanochtend voor een spijkerbroek en poloshirt gekozen, en vooral die polo bleek iets te optimistisch te zijn geweest. Gelukkig hadden we al onze bagage achter in de auto liggen, ik was blij toen ik mijn fleecejack uit mijn tas had gevist en aan kon doen. Nee, het weer was niet al te best, de regenwolken die we vanochtend hadden gezien waren nog steeds niet weggetrokken.
Via een zijweg reden we richting de Lower South Desert Overlook, waar de mooie monoliet Jailhouse Rock te bewonderen is. Terwijl we daar naartoe reden kwam er spontaan een herinnering bij me opborrelen… stond zometeen aan de rechterkant van de weg niet een hele oude caravan, net zo een als uit de videoclip van Cyndi Lauper? ’t Klopte wel gedeeltelijk…. de caravan stond er inderdaad. Alleen was het niet zo’n metalig geval zoals in die videoclip, het was meer een Pipo de Clown woonwagen, zo concludeerden we.
Even later namen we uitgebreid de tijd voor een tweede uitkijkpunt over de Lower South Desert; de vorige keer hadden we dit uitkijkpunt overgeslagen, daarom was dit nu voor ons een nieuwe plek. Het uitzicht was heel weids, erg mooi om te zien maar wel moeilijk om te fotograferen. Zoals meestal met weidse panorama’s, die zijn nu eenmaal lastig op een plaatje vast te leggen. De flinke schaduwen die door het dal dreven maakten het er niet makkelijker op. Bij het uitkijkpunt is een steile heuvel, als je daar naar boven klimt wordt het uitzicht nog wat spectaculairder. Dat was dus Hans z’n karwei, ik bleef lekker lui beneden zitten. Ik had ooit eens gelezen dat het nog best gevaarlijk was, om dat heuveltje te beklimmen, maar zo van beneden af gezien leek dat best wel mee te vallen. Maar toch, toen Hans na een tijdje weer beneden kwam vertelde hij dat hij wel een link stukkie was tegengekomen, helemaal bovenaan moest hij over een hele smalle richel lopen, en dat terwijl hij door de harde windvlagen zo'n beetje van z'n sokken werd geblazen. Niet echt een lekkere combinatie, dus. 't Was maar goed dat ik dit niet met eigen ogen had gezien, ik had hem vast en zeker tegengehouden!
Met zo’n mooi uitzicht voor je, kijk je natuurlijk steeds dezelfde richting in. Niet één keer had ik achterom gekeken, in de tijd dat ik daar had gezeten. Als ik dat wel zou hebben gedaan, dan had ik dus eerder gemerkt dat de regenwolken die we de hele ochtend al op enige afstand rondom de bergen hadden zien hangen, nu veel dichterbij waren gekomen. En veel donkerder en dreigender waren geworden…. Dit zag er echt niet uit als ‘het gaat pas in de late namiddag regenen’, maar als ‘wij moeten maken dat we hier wegkomen!’
We besloten dan ook om er maar eens even vaart achter te zetten. Tot mijn hele grote spijt moesten we daarom het volgende uitkijkpunt, waar je zicht hebt over de Upper Cathedral Valley, overslaan. Mijn meest favoriete plekje van de hele rit! Zonder verdere stops zijn we dit prachtige gebied verder doorgereden, en natuurlijk tuurden we regelmatig omhoog om de alsmaar dreigender wordende wolkenlucht te inspecteren. Toen we de Middle Desert bereikten konden we het toch niet laten om de auto nog eens aan de kant te zetten, al dat moois voorbij rijden zonder er foto’s van te maken was voor ons toch een te moeilijke opgave. En het heeft ook wel iets hoor, die mooie lichtgekleurde rotsen met die donkere wolken daar omheen! Terwijl we daar stonden te fotograferen besefte ik dat het me eigenlijk niet zoveel uit zou maken, als we echt door een regenbui zouden worden overvallen. Want wat was nou het ergste dat ons kon overkomen?? Een paar uur stil moeten staan op de Cathedral Valley Loop, met een goed gevulde koelbox achter in de auto!! En als we écht niet meer zouden kunnen rijden, nou dan konden onze stoelen achteruit worden gezet en dan bleven we hier wel overnachten.
Op gegeven moment zagen we de eerste spetters op de voorruit verschijnen. Ja hoor, daar zal je het hebben, dachten we. Maar het viel reuze mee, na een spettertje of tien hield het alweer op met regenen, en we konden dus gewoon verder rijden. Op gegeven moment viel het Hans op dat er een vreemd spoor over het wegoppervlak liep. Twee sporen eigenlijk… hier had iets gereden met hele smalle banden. Eerst dachten we dat er twee fietsen hadden gereden, maar de grillige sporen liepen net iets te mooi parallel aan elkaar, dus dat kon niet. Soms waren de sporen vaag, maar even verder zagen we ze weer heel duidelijk. Intrigerend hoor, we waren echt nieuwsgierig waardoor ze werden veroorzaakt. Het raadsel werd vanzelf opgelost, we zagen op gegeven moment een groep jonge mensen naast de kant van de weg zitten met een grote handkar – helemaal volgeladen met bagage. Zij deden de Cathedral Valley Loop dus te voet!! Acht-en-vijftig mijl, hoe lang zouden ze daar wel niet over doen? Die zware bui die boven ons hoofd hing moet er voor hen nog veel dreigender uit hebben gezien dan voor ons.
Nadat we de groep voorbij waren gereden zagen we tot onze verbazing nog steeds diezelfde sporen. En ja hoor, even verder zagen we opnieuw een groep jongeren met nog zo’n kar. Ze waren met een man of negen, tien ongeveer, enkele van hen trokken de overvolle kar en de anderen sjokten er, zo te zien behoorlijk vermoeid, achteraan. We reden heel langzaam op ze toe, stapvoets. Ze merkten ons niet eens op, waarschijnlijk overstemde het geluid van de wind dat van onze auto. En toen ineens dat moment waarop een van achterste jongens ons plotseling wél in de gaten kreeg….. ik heb nog nooit iemand zo ongelooflijk zien schrikken! Hij sprong zowat een meter omhoog én tegelijkertijd een halve meter opzij en keek ons helemaal panisch aan. Zijn maat die naast hem liep schrok weer zo van hem, en keek ook al helemaal verwilderd achterom…. We konden het niet helpen, Hans en ik schoten allebei compleet in de lach van deze enorme schrikreactie, en ook de jongens lachten nu gelukkig volop.
Een paar weken na onze thuiskomst zaten we een televisieprogramma te kijken over een aantal moeilijk opvoedbare Engelse jongeren, die in het kader van een heropvoedingsprogramma een zware trektocht moesten maken. Met een handkar, precies zo’n zelfde als die wij daar hadden gezien. Alleen liepen zij niet door Cathedral Valley, maar ergens in de staat Oregon. We vragen ons nu natuurlijk af of die jongens die daar liepen ook aan zo’n heropvoedings-programma meededen. Maar ja, daar zullen we vast nooit meer achterkomen.
Op het allerlaatste stukje van de route begon het dan toch écht te regenen. Maar toen waren we nog maar een paar minuten rijden van de verharde weg vandaan, een noodgedwongen overnachting in deze mooie omgeving bleef ons dus (helaas!) bespaard. Omdat we de route veel sneller hadden gereden dan drie jaar eerder, hadden we nog tijd genoeg om door te rijden naar het plaatsje Green River. De regen hield al snel op, het bleef wel erg hard waaien en we reden dan ook door enorme wolken zand heen die ons het zicht op de omgeving ontnamen. Als dit de eerste keer zou zijn geweest dat we hier hadden gereden, dan zouden we natuurlijk niet blij zijn geweest met zo’n omstandigheden. Maar we kennen deze weg al vrij goed van onze eerdere vakanties, en eigenlijk vonden we het juist heel leuk om nu door zo’n grauwe stoffige wereld te rijden. Een beetje surrealistisch was ’t zelfs, die vage silhouetten van de rotsen naast de weg en de in het stof verdwijnende auto’s die voor ons reden.
In het plaatsje Green River was alles weer helder. Zo konden we dus goed zien wat een naargeestig en ongezellig stadje het is. Omdat we in deze omgeving verschillende dingen op de planning hadden staan, hebben er toch maar een motelkamer genomen. Al was het dan ook niet echt van harte… |
|
Dag 9 : zondag 26 april : five hole arch |
|
Gereden : 99 mijl, waarvan 84 mijl dirtroad
Five Hole Arch Trail : 5 kilometer
’s Ochtends, direct na openingstijd, meldden we ons bij het John Wesley Powell Museum in Green River. Met de prangende vraag hoe lang de trail naar Five Hole Arch nu eigenlijk is, want daarover hadden we tegenstrijdige informatie gevonden. De beide dames achter de informatiebalie wilden ons heel graag helpen, probleem was dat ze geen van beiden ooit van Five Hole Arch hadden gehoord. Ook de alternatieve naam, Colonnade Arch, kenden ze niet. Er werden kaarten bijgepakt en boeken bijgehaald; in dat ene boek stonden echt álle bezienswaardigheden van de omgeving beschreven, zo werd ons verteld. Behalve Five Hole Arch, dus. Ondanks alle moeite die de dames voor ons deden, waren we op het moment dat we weer naar buiten stapten niets wijzer geworden. We wisten niet of de dirtroad naar de trailhead in goede conditie zou zijn, en we hadden ook geen idee welke website we moesten geloven: de website waarop een eenvoudige wandeling van 3 kilometer stond genoemd, of de website die het had over een hike van 9 kilometer.
We besloten om het toch te gaan proberen. We hadden immers de GPS-coördinaten van de arch, daarmee zou het toch vast wel moeten lukken om de juiste locatie te vinden. Maar voor het zover was moesten we dus eerst nog een flinke afstand afleggen. Vrijwel meteen nadat we Green River verlieten zaten we al op een dirtroad, een brede gravelweg genaamd Flint Trail. De weg was zo eenvoudig begaanbaar dat we echt geen problemen verwachtten; we waren dan ook verrast toen er ineens een flinke zandbak voor ons verscheen. De zandstorm van gisteren kwam direct in onze gedachten, we vermoedden dat het zand daardoor op sommige plekken flink was opgehoopt. Kijk, als je tijdens het ophalen van je huurauto goed oplet of ’t wel een echte 4WD is, met low gear, dan levert zo’n hoopje zand natuurlijk geen problemen op. Maar als je bij het autoverhuurstation wegrijdt met de eerste de beste auto die je wel aanstaat, zonder eerst eens goed te kijken, dan ziet zo’n hoop zand er ineens heel anders uit! Want we hadden dus géén low gear, en da’s toch lastig als je over los zand moet rijden. Nu laat Hans zich niet zo snel afschrikken, hij bekeek de afstand van onze zandbak, nam een aanloopje met onze Nissan en ging toen in volle vaart over de bewuste plek heen. Eitje….
We kwamen nog een paar zandbakken tegen. Waarbij we uiteraard dezelfde tactiek volgden. En na zo’n 35 mijl rijden bereikten we de zijweg waaraan we vijf mijl verder de trailhead zouden moeten vinden. In mijn aantekeningenboekje staat, bijna onleesbaar, de notitie: “slecht stuk, slickrock”. Waardoor meteen mijn wiebelige handschrift verklaard wordt. Ja, dat laatste deel van onze rit was echt niet leuk meer, de weg was zo slecht dat ik er eigenlijk heel veel spijt van had dat we aan dit avontuur begonnen waren. Het was hier zo eenzaam, we zaten zo ver van de bewoonde wereld, dit is echt wel een van de laatste plekken waar je stukken aan je auto wilt krijgen. Maar ja, we waren er nu toch, het zou onzin zijn om de wandeling naar Five Hole Arch op dit moment nog af te lasten. Dus we reden toch nog door tot aan de trailhead, de wandelschoenen gingen aan, en gewapend met de GPS gingen we op pad.
We hoopten maar dat er geen al te grote verschillen zouden zitten tussen de GPS-coördinaten die we op internet hadden gevonden, en de gegevens van ons eigen apparaat. We hadden immers al vaker gemerkt dat er regelmatig kleine afwijkingen voorkomen. We konden het meteen even uittesten, nog voor Five Hole Arch zouden we namelijk een hele kleine, hele aparte rots tegen moeten komen. Crocodile Rock, wordt ie genoemd. De GPS meldde ons dat we de juiste plek hadden bereikt, maar helaas, er was geen Crocodile Rock te zien. We besloten om deze rots maar even helemaal te vergeten, Five Hole Arch vonden we belangrijker dus konden we ons daar maar beter op richten. Nou, we hadden dat nog niet gezegd of we struikelden zowat over Crocodile Rock heen! Het woord ‘rots’ is iets te veel eer voor dit verschijnsel, het is niet meer dan een langwerpige kei, hooguit een meter of vier lang en misschien anderhalve meter breed, met een heleboel ‘rotsstekels’ er bovenop. Net de rug van een krokodil. Vooraan de rots ligt nog een aparte kei die makkelijk voor de kop van de krokodil aangezien kan worden. De naam is dan ook perfect gekozen! ’t Was echt heel leuk om dit te zien, zo anders dan alle andere rotsen en keien in deze omgeving, hoe kan zoiets toch ontstaan zeg! We vragen ons wel af hoe lang Crocodile Rock nog een aparte bezienswaardigheid zal blijven, jammer genoeg zijn al veel van de rotsstekels afgebroken. |
|
 |
|
Nu we Crocodile Rock hadden gevonden, hadden we er natuurlijk alle vertrouwen in dat het ook met Five Hole Arch wel goed zou komen. Onze zoektocht werd nog wat makkelijker gemaakt doordat we – tegen onze verwachting in – zelfs een paar cairns tegenkwamen. Maar toch, volgens onze GPS waren we bijna op de plek waar we wezen moesten, maar Five Hole Arch was nog steeds niet te zien. Hans mocht weer even wat verkenningswerk gaan doen, hij klauterde over een schuine slickrockwand heen en ja hoor, bingo, daar voorbij zag hij onze arch liggen. Hij moest mij nog even over dat laatste lastige stukje heen helpen - de wand lag hier toch wel erg schuin en de afgrond was best diep! – en toen waren we dan toch bij ons einddoel aangekomen.
De beloning voor onze inspanningen was groot! Diep beneden ons, rechts, zagen we Green River liggen (de rivier, niet het stadje), met op de achtergrond het overweldigend mooie rotslandschap net ten noorden van Canyonlands National Park. En linksboven zagen we de prachtige Five Hole Arch. Eigenlijk is het een soort gewelf met één groot en twee iets kleinere gaten aan de voorkant, en met twee gaten in het plafond. Geweldig mooi om te zien! Natuurlijk hebben we uitgebreid de tijd genomen om de arch goed te bekijken, van veraf, van dichtbij en ook nog van binnenuit. Vandaar hadden we dus uitzicht over dat rotslandschap dat ik hierboven al noemde, met de bogen van Five Hole Arch als omlijsting. Echt een plaatje!
Toen we na deze zeer geslaagde onderneming weer bij de auto terugkwamen, zat ik natuurlijk nog wel even in m’n rats over de terugtocht. Vooral voor die eerste vijf mijlen, tot we weer op de gravelweg terug zouden komen. Maar alles ging prima, en op het moment dat ik weer opgelucht adem kon halen moest ik toegeven dat ik echt heel erg blij was dat we deze rit en deze hike toch hadden gedaan, ik had dit echt niet willen missen.
Soms is een route de ene kant op mooier, dan de andere kant op. Dat was ook nu het geval, tijdens onze rit terug naar Green River beviel de omgeving ons nog beter dan op de heenweg. Zo keken we wel erg mooi de Horse Bench Reservoir in, een vlakte met witte, opgedroogde modder, omgeven door lage badlands en andere rotspartijen. Hans probeerde een stukje die vlakte op te lopen, nou, dat heeft ie geweten. De eerste paar stappen gingen goed, maar toen ineens zakte hij tot over z’n enkels in de modder weg. En het was niet zomaar modder, maar een gore, vieze, stinkende leemachtige kleimodder. Hij worstelde zich weer terug naar de stevige ondergrond naast het reservoir, en het was meteen duidelijk dat hier een grote schoonmaakoperatie noodzakelijk was……Schoenen uit, sokken uit, met de keukenrol die achter in de auto lag zoveel mogelijk modder proberen weg te vegen….. Lastig was dat zeg, de modder plakte overal aan vast en omdat ook onze handen op gegeven moment besmet waren, zat alles wat we ook maar even aanraakten meteen onder de viezigheid. De autodeur, de waterflessen, de plastic zakken waar we de schoenen, sokken en het vieze keukenrolpapier in stopten, overal zat modder… En stinken dat het deed!
Uiteindelijk is het gelukt om Hans weer toonbaar te krijgen, en konden we verder rijden. Als afsluiting van deze dag hebben we nog even heerlijk zitten picknicken op een slickrockplateau direct naast de weg. Vanaf die picknickplek konden we behoorlijk ver om ons heenkijken; we zagen dat het weer flink begon te verslechteren, er kwamen donkere wolken opzetten en in de verte regende het stevig. Tijd dus om terug te gaan naar ons motel in Green River. Waar ons nog een zwaar karwei te wachten stond: het schoonspoelen en –schrapen van twee ongelooflijk vieze modderschoenen. |
|
Dag 10 : maandag 27 april : green river - the Great gallery - moab |
|
Gereden : 197 mijl, waarvan 62 mijl dirtroad
Hike naar The Great Gallery : 11 kilometer (voelt aan als 17 kilometer!)
Ik zag er wel een beetje tegenop hoor, bijna 11 kilometer lopen is toch ’n heel eind als je voeten zo nu en dan aan werkweigering doen. “Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden”, zeggen ze wel eens, en daar kan ik nu dus de variant “Wie mooie dingen wil zien, moet pijn lijden” aan toevoegen. Hans stelde voor dat ik de hike op mijn sandalen zou gaan proberen. Hmmm, minder steun rondom mijn enkels, veel minder grip, ik vond het niet zo’n geweldig idee. Maar om Hans een plezier te doen stemde ik er mee in om de sandalen dan toch in elk geval in de rugzak te doen. Die moest hij tenslotte zelf sjouwen, toch!
We moesten bijna op dezelfde plek zijn als gisteren, de canyon waarin The Great Gallery te vinden is ligt vlak bij Five Hole Arch. Alleen hoefden we niet dat enge weggetje opnieuw te rijden, gelukkig. We kozen er deze keer voor om de lange gravelroad via het zuidwestelijke uiteinde op te gaan, we hoopten op die manier al die zandbakken van gisteren te vermijden. Nou, niet dus. Ook aan deze kant kwamen we drie of vier bij elkaar gewaaide hopen zand tegen; gelukkig hadden we nu ervaring en we reden er dan ook heel vlot overheen…. kwestie van even flink gas geven! Qua natuurschoon was het hier wat minder mooi, al kwamen we nog wel een stel rotsen tegen die heel veel leken op de ‘boosaardige kabouters’ van het nabijgelegen Goblin Valley. Ook de vele koeien die hier overal los rondliepen waren leuk, vooral de kleintjes!
Er stonden al diverse auto’s op de parkeerplaats, deze hike zou dus minder ‘alleen op de wereld’ zijn dan die van gisteren. We checkten nog even het informatiebord dat bij de trailhead stond; er stond ons een wandeling van 6,5 mijl te wachten, zo konden we daar lezen. Met, meteen al in het begin, een flinke afdaling. Gelukkig was het pad nergens echt steil, de afdaling – eerst via een rotsachtige ondergrond en daarna over los zand – was dan ook goed te doen. Op het moment dat we de bodem van Horseshoe Canyon bereikten, bevonden we ons 160 meter lager dan de parkeerplaats.
Horseshoe Canyon is een plek waar vroegere bewoners veel rotstekeningen op de wanden hebben aangebracht. Hoe oud de tekeningen precies zijn hebben de dames en heren archeologen helaas niet vast kunnen stellen, maar de meesten ervan zijn 1.500 tot maar liefst 4.000 jaar geleden gemaakt. Het eerste paneel dat we bereikten heet heel toepasselijk “High Gallery”; de tekeningen stonden hoog boven ons op de rotswand. We zagen een hele rij mensachtige figuren, de meesten zonder armen. Bij het tweede paneel, schuin tegenover de “High Gallery”, waren nog veel meer figuurtjes te bewonderen, waaronder diverse heel duidelijke dierenfiguren.
De hike beviel ons erg goed. Niet alleen omdat de rotstekeningen echt mooi waren om te zien, maar ook omdat de omgeving er prachtig uitzag. Hoge canyonwanden, een rustig beekje dat daar tussendoor stroomde, veel bomen en planten. En ook het weer werkte prima mee; de zon scheen volop maar toch was het niet al te warm. Het enige wat tegenviel was de afstand, we verwachtten “The Great Gallery” na ruim 5 kilometer te bereiken, maar volgens onze GPS hadden we er op gegeven moment al bijna 8 kilometer op zitten en nog steeds was ons einddoel niet in zicht. We snapten er niets van, zou de informatie op het bord dat op de parkeerplaats staat dan zo verkeerd zijn? We wisten zeker dat we niet verkeerd waren gelopen, je kan in zo’n canyon immers maar één kant op. We hebben toch maar even doorgezet, gelukkig maar, want niet lang nadat we zo liepen te twijfelen zagen we voor ons in een bocht de rotswand waarvoor we waren gekomen!
Dit was écht indrukwekkend! Die grote, zeer gedetailleerde figuren, nog zo duidelijk zelfs al is het al duizenden jaren geleden dat ze zijn gemaakt. We zagen afbeeldingen van een jachtpartij, twee menselijke figuurtjes die wij ‘het echtpaar’ noemen, een figuurtje dat een muziekinstrument lijkt te bespelen, en heel veel andere figuren. Sommigen helemaal donker, andere met veel gestreepte details in de kleding. Het meest opvallend was de tekening die bekend staat als “The Holy Ghost”, een ruim 2 meter hoog figuur, vrij licht van kleur, temidden van iets kleinere donkere figuren.
Op het kleine, lage bankje dat voor het paneel staat zaten vier mensen. Geen plek meer voor ons dus, want meer pasten er echt niet op. Naast het bankje lag ook nog een boomstam waarop we ook redelijk comfortabel konden zitten. We hebben er echt een heel uitgebreide pauze van gemaakt, wat eten, wat drinken, tussendoor foto’s maken natuurlijk. Even kletsen met de Amerikaan die kort na ons arriveerde: hij vertelde dat hij al jarenlang minstens een keer per jaar naar de bodem van de Grand Canyon liep. Natuurlijk had hij ook al diverse andere tochten ondernomen, maar The Great Gallery had hij nog niet eerder gezien. Net zoals wij was hij echt onder de indruk van dit bijzonder stukje cultuur. Na korte tijd moest hij alweer weg, zijn vrouw zat namelijk nog op de parkeerplaats in de auto! Zij kon wegens gezondheidsproblemen geen lange wandelingen meer maken, maar ze had erop gestaan – zo vertelde de man – dat hij de tocht wél zou ondernemen. Met een mooi boek zou zij de tijd wel doorkomen. ’t Zat hem toch niet helemaal lekker, geloof ik. Wat ik me overigens heel goed in kan denken.
Na anderhalf uur ongeveer zijn wij ook maar weer eens aan de terugtocht begonnen, mijn voeten zouden nu wel weer genoeg zijn hersteld. Viel dat even tegen zeg, we hadden nog maar een klein stukje gelopen toen ze alweer flink pijnlijk werden. Ik baalde flink, niet alleen omdat we nog zo ver van de auto vandaan waren maar ook omdat ik de rest van onze vakantie in gedachten al in het water zag vallen…. ik vreesde serieus dat we de hike naar Chesler Park – nummer 1 op ons verlanglijstje – over zouden moeten gaan slaan. Het werd tijd voor de noodoplossing: wandelschoenen uit en sandalen aan. Tot mijn verbazing deden mijn voeten inderdaad veel minder pijn; het is niet zo dat ik al fluitend de rest van de trail heb gelopen, maar het was wel veel beter te doen zo. Alleen al dat zand en die kleine steentjes die steeds in de sandalen zaten, dat was wat minder comfortabel. Maar liever dat dan zere voeten!
Het was flink wat warmer geworden, en de vele kilometers begonnen behoorlijk in onze benen te zitten. En dan krijg je dus als toetje nog de klim naar boven, wat hebben we gezweet en gepuft daar. Zelfs toen we de auto al konden zien – in de verte weliswaar – moesten we nog twee keer een paar minuten rust nemen. Toen we eindelijk weer op de parkeerplaats aankwamen hadden we volgens de GPS 17 kilometer gelopen; we waren zo afgepeigerd moe dat we onvoorwaardelijk geloofden dat we echt zo’n afstand hadden afgelegd. En dat dus de informatie op het bord van de National Park Service niet klopte. Een paar dagen later kwamen we er overigens achter dat de GPS soms spontaan ‘door blijft lopen’ op de momenten dat wij zelf stilstaan. Chips, waren we zo trots op onszelf met die prestatie van 17 kilometer, blijkt achteraf dat we ons eigenlijk maar een beetje hebben aangesteld….
We hadden nog geen motel geregeld voor deze nacht. Eigenlijk had ik opnieuw Green River in gedachten, we hadden immers in deze omgeving nog een paar scenic routes en een paar slotcanyons op het programma staan. Maar Hans had er echt geen zin in om weer naar dat stadje terug te gaan. Daar kon ik hem geen ongelijk in geven, Green River is echt een van meest ongezellige plaatsjes waar we ooit hebben overnacht. Dus besloten we om direct door te rijden naar Moab, dat we daardoor de scenic routes zouden moeten overslaan vonden we niet erg – die stonden toch al niet zo hoog op ons lijstje. Ook de slotcanyons moesten we door dit besluit missen, dat kwam eigenlijk wel goed uit omdat het ons niet verstandig leek om morgen direct weer een zware hike te gaan doen. Zo belandden we dus onverwacht in Moab; gelukkig bleek het geen probleem te zijn om op het late tijdstip – we kwamen pas rond 7 uur ’s avonds aan – nog een motelkamer te vinden. |
|
 |
|
Dag 11 : dinsdag 28 april
: hurrah pass |
|
Gereden : 37 mijl, waarvan 19 mijl dirtroad
Trails : geen
Weet je wat het nadeel is van een rustdag? Nou, dat je er zo rusteloos van wordt! We hadden ‘uitgeslapen’ tot een uur of acht, de was gedaan, de bagage geordend, en in de City Market vonden we ruimschoots voldoende etenswaren om onze voorraad weer eens goed aan te vullen. We hebben nog wat outdoor-winkels bekeken, ge-em-es-ent met dochter lief, de weblogs van andere Amerikagangers gelezen…. en toen hadden we nog steeds een heel groot stuk rustdag over.
Tijdens de laatste AllesAmerika-meeting had ik het boek “Moab, UT Backroads & 4-Wheel Drive Trails” ontdekt. Met daarin beschrijvingen van maar liefst 55 dirtroad-routes rondom Moab. De kerstman begreep al snel dat ik dat boek graag zelf wilde hebben, dus eind december vond ik mijn eigen exemplaar onder de kerstboom. Uiteraard had het nu een prominente plaats in onze bagage gekregen. We besloten om een van de in het boek beschreven routes uit te gaan proberen; om het rustdag-gevoel niet helemaal te niet te doen kozen we voor een korte rit uit de “Easy Family Fun”-categorie.
De routebeschrijving stuurde ons naar de Kane Creek Road, een smalle rustige weg met aan de ene kant de Colorado River en aan de andere kant een hoge rotsmuur. We zagen veel kleine campings onderweg, als wij met de tent zouden reizen dan zou ik die graag op een van die plekjes hebben opgezet! Na een paar mijl eindigde het asfalt, maar dat was maar nauwelijks merkbaar. De gravelweg was van zo’n perfecte kwaliteit dat het leek alsof er nog steeds asfalt onder onze wielen zat. Na ruim een mijl bereikten we Birthing Rock, een klein rotsblok met indiaanse petroglyphs. Die konden uiteraard de vergelijking met de petroglyphs die we gisteren hadden gezien absoluut niet doorstaan…
Terwijl we door het prachtige rotslandschap verder reden, werd het wegoppervlak langzaam aan slechter. En tegen de tijd dat we aan de korte klim naar de Hurrah Pass begonnen, moesten we over zo’n vervelende rotsachtige punten rijden dat ik serieus vreesde voor onze banden. Als dat maar goed ging!! Een paar afgrondjes naast de weg maakten het naar mijn idee tot echt iets anders dan “Easy Family Fun”, zoals het boek ons had beloofd. Ondanks dat ik dus (weer!) niet echt op m’n gemak in de auto zat, hebben we de rit wel afgemaakt. Volgens Hans had ik al heel wat bijgeleerd sinds we een paar jaar geleden voor het eerst dirtroads zijn gaan rijden. Waarop ik antwoordde dat ik – want enge dirtroads betreft – toch echt wel aan de grens zit. Of, beter gezegd, dat ik de grens van wat ik wíl leren eigenlijk een tijdje geleden al heb overschreden.
Alle vier de banden waren nog heel toen we de Hurrah Pass bereikten. De weg gaat vanaf daar nog verder, alleen is het dan geen categorie “Easy” meer, maar “Moderate”. En na dat ‘easy’ van zojuist had ik er dus echt geen behoefte meer aan om uit te zoeken wat ‘moderate’ in zou houden. Op het hoogste punt hebben we even van het uitzicht staan genieten, ver beneden ons zagen we de helderblauwe Potash Site liggen die je ook kan zien als je via de Shafer Trail naar de Potash Road rijdt. We kregen gezelschap van een Amerikaanse motorrijder, die – zo vertelde hij - elk jaar wel een tijdje in Moab doorbracht. Behalve motorrijden was ook fotografie een van zijn hobbies, we hadden dus meteen twee goede gespreksonderwerpen. Na een tijdje stopten er nog twee motorrijders, vrienden van de man met wie stonden te praten. Die vrienden waren een heel stuk ouder, allebei ruim in de zeventig. En nog heel fanatiek als het op motorrijden aankwam.
Nadat we afscheid hadden genomen en aan de rit terug begonnen, zei ik tegen Hans dat dat toch echt geweldig is, als je op zo’n leeftijd – ruim in de zeventig – nog zoiets kunt ondernemen. “Ach”, zei hij, “’t is net zo geweldig als dirtroads rijden als je al bijna 50 bent hoor! “ Hij kan ’t ook niet laten om mij in te wrijven dat ik toch echt drie hele weken ouder ben dan hij zelf….. |
|
 |
 |
|
Dag 12 : woensdag 29 april
: fiery furnace |
|
Gereden : 42 mijl
Fiery Furnace Trail : 6 à 10 km
Fiery Furnace is een uit rotsen bestaand doolhof in Arches National Park. In 2006 hadden we het al eens bezocht, samen met een groep andere mensen, onder begeleiding van een Park Ranger. Het voordeel van op pad gaan met een ranger is dat hij je naar de mooiste plekken kan brengen; het nadeel is dat het tempo van een wandeling met zo’n grote groep mensen ontzettend traag is. Weet je wel hoe lang het duurt om 25 mensen door een smalle rotsspleet heen te loodsen…
Nu mag je ook zonder gids Fiery Furnace in, en dat idee sprak ons heel erg aan. ’t Mag niet zomaar, je moet het al eens eerder hebben bezocht mét een gids, en je bent verplicht vooraf een instructievideo te bekijken. We kwamen precies op het goede tijdstip in het Visitor Center aan, ze stonden net op het punt om de video aan te zetten en wij mochten meteen bij de groep die al in het kleine zaaltje zat aansluiten. In de film werd verteld dat het gebied zoveel mogelijk ongerept moet blijven, en dat er daardoor geen cairns, borden of andere bewegwijzering is aangebracht. We zouden dus zelf onze route moeten bepalen. Verder kregen we te horen dat we wel op de rotsbodem mochten lopen, maar niet op de microbiotic soil. Dat is de biologisch gezien zeer complexe maar ook zeer kwetsbare bovenlaag die de omgeving beschermt tegen overdadige erosie en die ervoor zorgt dat de weinige mossen, struiken en planten die hier groeien een vruchtbare voedingsbodem hebben. In Fiery Furnace tref je twee soorten paden aan: de echte paden – waarvan je dus gebruik mag maken – en de zogenaamde ‘socialized paths’, die zijn ontstaan doordat mensen toch over de microbiotic soil zijn gaan lopen. Die laatste paden moesten we dus vermijden, zo werd in de film verteld. Nou, we knoopten dit allemaal goed in onze oren, kochten onze permits, en reden vervolgens naar de trailhead.
Het was ongeveer 10 uur toen we aan onze hike begonnen. Vrijwel meteen belandden we op een plek waar we uiteraard overal rondom ons rotsen zagen, maar waar de bodem vooral bestond uit microbiotic soil. En daar mochten we dus niet overheen lopen. We zagen wel een pad, maar dat leek toch wel heel erg op zo’n ‘socialized path’ zoals we die in de instructievideo hadden gezien. Tja, wat nu? We zagen slechts één mogelijkheid, en dat was om toch maar via dat pad verder te lopen. Even verder kwamen we gelukkig weer op de rotsbodem terecht, we zijn daar een stuk naar beneden geklauterd zonder dat we vooraf wisten of we daarna wel verder zouden kunnen. ’t Was toch wel even heel onwennig, om zo min of meer blindelings dit gebied in te lopen. Wel erg leuk, het is avontuurlijker dan zomaar netjes een duidelijk met cairns aangegeven pad te volgen of achter een ranger aan te lopen. Onverwacht bereikten we een plek die ons heel bekend voorkwam, we herkenden de natuurlijke brug die we drie jaar geleden uitgebreid hadden gefotografeerd. We bleken hier niet de enige loslopende toeristen te zijn, bij de natuurlijke brug troffen we een gezin aan dat bestond uit pa, ma en drie jonge kinderen. De man beklaagde zich tegenover ons dat het soms onmogelijk was om de instructies van de video op te volgen; dat was dus ook onze ervaring.
We bereikten nu een erg mooi gedeelte van Fiery Furnace, overal om ons heen bevonden zich de meest prachtige rotspilaren. We haalden daar een groep mensen in die samen met een vrouwelijke ranger op pad waren. Zij vroeg ons of we het naar onze zin hadden, aan haar lachende gezichtsuitdrukking zagen we dat ze het antwoord op die vraag zelf al wel had bedacht. We liepen opnieuw een zijkloof in, en ook deze herkenden we meteen. Die dubbele boog heette Twin Arch, zo wist ik nog. Helemaal achterin de kloof groeide de giftige plant Poison Ivy, en in deze kloof zaten ook diverse potholes, dat zijn ronde gaten in de rotsbodem waarin vaak regenwater blijft staan. We besloten dat dit een mooie plek was om even wat te drinken en een snack te eten. Ik zat net het laatste stukje van mijn appel weg te werken toen de moeder van het gezin dat we eerder hadden ontmoet, de kloof in kwam lopen. Samen met het jongste dochtertje. Ze vroeg ons of wij haar oudste dochter hadden gezien…. Jee, ik schrok me rot. Je kind kwijtraken in dit rotsdoolhof, wat zou zij ongerust zijn zeg. We waren helemaal achterin de kloof geweest, en konden dus zeggen dat het meisje hier niet was. De moeder en het zusje liepen samen weer weg, we hoorden het zusje steeds maar “Annie…Annie…” roepen. Natuurlijk wilden we meteen gaan helpen met zoeken, dus we graaiden onze spullen bij elkaar en wilden hen achterna gaan. Net op dat moment kwam pa, met het kleine broertje én Annie aanlopen. Wat een opluchting zeg!
Eenmaal uit de kloof hadden we even geen idee hoe we het beste verder konden lopen. We zagen een smal pad rechtsaf gaan, en we besloten dat maar eens uit te gaan proberen. Het pad kwam uit aan de onderzijde van een rotsplateau, via kunstmatige uithollingen in de rotswand konden we daar omhoog klimmen (helemaal ongerept is het gebied dus niet!). Boven op het plateau troffen we een man aan, een fotograaf, die hier in z’n eentje aan het ronddwalen was. Volgens hem was het mogelijk om via deze route dwars door Fiery Furnace heen te lopen, en weer aan de buitenzijde uit te komen. Nou, die informatie was heel welkom, we besloten uiteraard om dezelfde richting te blijven volgen. Aan het einde van het rotsplateau zagen we slechts één kloof waar we doorheen konden; dat stukje van de route was wel een flinke test voor mijn (beperkte) atletisch vermogen. Eerst was er een spleet in de rotsbodem waar we overheen moesten springen, daarna nog een spleet waar ik met moeite in- en vervolgens aan de andere kant weer uit kon klimmen. En toen moest het lastigste stuk nog komen: twee rotswanden kwamen aan de onderzijde in een v-vorm bij elkaar, en we moesten daar zijdelings doorheen: voeten op de ene wand, handen tegen de andere wand, en schuifelen maar. Voor mijn gevoel was deze hindernis behoorlijk veel lastiger dan een vrijwel identieke kloof waar we drie jaar geleden met de ranger doorheen waren gegaan.
Ik was blij toen we dit moeilijke gedeelte achter ons hadden. Even een schaduwplekje zoeken en lekker uitpuffen…… Hans heeft niet zo’n zitvlees, dus hij hield zich ondertussen bezig met het maken van foto’s. Komt ie ineens naar me toe met de vraag of ik het polarisatiefilter van zijn lens ergens heb…. Uh, filter, nee hoor… niet gezien… We besloten om de taken even te verdelen; Hans liep vooruit om te gaan bekijken hoe we verder zouden lopen, ondertussen bleef ik in de schaduw zitten en keek ik beide heuptassen helemaal na. In de hoop het filter ergens in een van de vele vakjes te vinden. Toen Hans na zijn verkenningstocht terugkwam, moest ik hem helaas mededelen dat ik het filter niet had gevonden. Had ie ook niet echt verwacht hoor, hij was er van overtuigd dat het filter op zijn lens had gezeten, waarschijnlijk was het tijdens het lopen langs zijn kleding geschuurd en zo langzaam losgeschroefd. Balen… het was best een dure aankoop geweest. In een laatste poging het filter terug te vinden, besloot Hans om dat moeilijke rotsspletengedeelte nog eens terug te lopen. Misschien dat het filter ergens op de grond zou liggen. Het bleek vergeefse moeite te zijn, hoewel hij een behoorlijk eind terug is gegaan bleef het filter onvindbaar.
De verkenningstocht die hij net daarvoor had ondernomen, had gelukkig wel resultaat gehad. Hans was – zo vertelde hij – op een open plek terechtgekomen waar ongeveer vijf kloven op uitkwamen. Hij had daar opnieuw die fotograaf ontmoet, die had verteld welke kloof we zouden moeten nemen om de buitenzijde van Fiery Furnace te bereiken. We liepen naar de open plek toe (de fotograaf was ondertussen al weg) en klommen via een schuine rotswand naar de juiste kloof toe. Het was daar ontzettend smal, de hoge, donkere rotswanden kwamen wel heel dicht bij elkaar. Op één plek moesten we zelfs onze heuptassen af doen om er doorheen te kunnen.
De kloof werd nu breder. Er zat een flinke opening in de wand, en omdat we hier vrij hoog zaten konden we een heel eind wegkijken. Zowaar, we zagen de buitenzijde van Fiery Furnace en ver daarachter de besneeuwde toppen van de La Sal Mountains. Dat was de kant waar we naartoe wilden, maar helaas niet naartoe kónden. Want het was onmogelijk om hier af te dalen, onze enige optie was om de kloof verder te blijven volgen. We hoopten verderop ergens een plek te vinden waar we omlaag zouden kunnen gaan, de goede richting in. Maar hoe we ook zochten, overal liepen we vast! Toch moest er ergens een doorgang zijn, anders had de fotograaf immers ook terug moeten keren….
Tja, wat deden we nu? We konden blijven proberen een uitgang te vinden, maar we hadden geen enkel idee hoeveel tijd ons dat zou gaan kosten. Of we konden ervoor kiezen om de route die we al hadden afgelegd in omgekeerde richting te doen, dat leek toch wel de meest veilige oplossing te zijn. En zo mochten we ons dus weer door de smalle kloof heenwringen, schuifelden we opnieuw de moeilijke v-vorm door en mochten we nog eens over de rotsspleten heenspringen. Qua afstand viel het best wel mee, de terugweg leek veel korter dan de heenweg. En de route vinden was nu wel heel eenvoudig. Dachten we…..
We dachten verkeerd. Want op het moment dat we weer bij de Twin Arch kloof stonden wisten we geen van beiden meer hoe we daar vanochtend ook al weer terecht waren gekomen. We probeerden van alles, maar Fiery Furnace was duidelijk niet van plan om ons snel te laten gaan. Dat laatste, relatief korte stuk heeft ons dan ook nog veel tijd gekost, we hebben heel wat moeten zoeken en uitproberen voordat we eindelijk de juiste route naar de parkeerplaats vonden.
Uiteindelijk zijn we zes uur onderweg geweest. Hoever we hebben gelopen, daarvan hebben we geen idee. Niet eens zo heel ver, ons looptempo lag beduidend lager dan tijdens de andere wandelingen die we hebben gedaan. Ik schat dat ik een kilometer of zes, zeven gelopen heb, Hans heeft er flink wat meer gedaan…. Het was een fantastische ervaring, maar ondanks al het moois om ons heen hebben we toch veel minder gefotografeerd dan normaal. Al het klimmen, klauteren en zoeken naar de goede route heeft ons zo in beslag genomen dat foto’s maken er regelmatig bij inschoot!
Terug in Moab had Hans – met de zware tocht nog in z’n benen – nog net genoeg energie voor één belangrijke taak: een nieuw polarisatiefilter kopen in de fotozaak in het centrum. Gelukkig maar dat het een stuk minder duur was dan het exemplaar dat we waren kwijtgeraakt, zo viel de financiële pijn toch weer wat mee. |
|
Dag 13 : donderdag 30 april : onion creek road - arches np |
|
Gereden : 105 mijl, waarvan 19 mijl dirtroad
Windows Trail : 2 kilometer
“Can you accurately count the creek crossings?” Deze vraag las ik in mijn Moab Backroads boek, de schrijver had het over het kreekje dat al slingerend van links naar rechts meer dan 20 keer over de Onion Creek Road heenstroomt. Nou, zo moeilijk zou het vast niet zijn om te tellen hoe vaak we het kreekje over zouden moeten steken, dacht ik bij mezelf.
We reden langs de Colorado River af naar het begin van de Onion Creek Road. ’t Wordt een beetje eentonig om het steeds maar weer te herhalen, maar ja, het is nu eenmaal niet anders: ook hier, ten noordoosten van Moab, was de omgeving prachtig om te zien. Vooral de combinatie van de rivier met de rotsen doet het heel erg goed! Na 20 mijl bereikten we het begin van de Onion Creek Road, en kon ik gaan beginnen met het tellen van de creek crossings. Dit was dus écht een rit in de categorie “Easy Family Fun”, de weg was heel eenvoudig begaanbaar en het was leuk om steeds maar weer dat kreekje over te steken. En het tellen was hartstikke makkelijk hoor….
Natuurlijk stapten we regelmatig uit, lekker even rondkijken en foto’s maken. En Hans mocht nog even zo spectaculair mogelijk – met vooral véél opspattend water – door het kreekje heenrijden zodat ik dat ook voor het reisverslag vast kon leggen. Het was nog een hele opgave hoor om een waardig waterballet te creëren, want Onion Creek is maar een heel ondiep stroompje. Op gegeven moment zat ik te twijfelen…. was dat zojuist de 16e keer dat we Onion Creek waren overgestoken, of was het al de 17e keer?? En een of twee oversteken verder wist ik het helemaal niet meer, hmmm, het was dus toch lastiger dan ik dacht, dat tellen!
Naarmate we verder reden, veranderde het landschap. We gingen flink omhoog en reden nu niet langer tussen de ruige bruine rotsen, maar door een meer open gebied met roodbruin en lichtgroen gekleurde heuvels. Op het moment dat we een splitsing bereikten, zijn we weer omgedraaid; volgens ons boek zou de weg voorbij dit punt moeilijker begaanbaar zijn en daar hadden we even geen zin in. Op de terugweg kwam het landschap nog mooier uit dan op de heenweg, echt spectaculair was ’t niet maar dat hoeft natuurlijk ook niet elke keer. Het is ook wel eens lekker om een makkelijke, ontspannen rit te kunnen maken. We kwamen nogal wat tegenliggers tegen: een hele stoet bij elkaar horende SUV’s die misschien wel naar een wat meer avontuurlijke plek op weg waren, een paar quads met zeer onervaren bestuurders (ze reden zo ontzettend voorzichtig dat we de indruk hadden dat ze voor de eerste keer op zo’n voertuig zaten) en een grote groep fietsers. Schoolkinderen van een jaar of 12, niet echt sportieve types zo te zien. Een paar van hen hadden het duidelijk heel erg zwaar, ze hielden de geleidelijke klim naar boven niet vol en moesten te voet – met de fiets aan de hand – verder. We hebben naast de weg nog even een picknickplek uitgezocht waar we even we onze boterhammen hebben gegeten, en daarna lekker uitgebreid hebben zitten relaxen. Daarna zijn we teruggereden naar Moab.
We hadden nog een hele middag en avond voor ons, en uiteraard wilden we nog wel iets gaan ondernemen. Een van de kortere hikes bijvoorbeeld, Corona Arch, Negro Bill, Fisher Towers…. keuze genoeg. Terwijl we zaten te overleggen keken we met een half oog naar de televisie, we hadden The Weather Channel aanstaan. Wat we daar zagen beviel ons absoluut niet, morgen zou het weliswaar nog een hele mooie dag worden, maar voor de dagen daarna werd er flink wat regen voorspeld. Daardoor zou de hike die als absolute nummer één op ons verlanglijstje stond, die naar Chesler Park, wel eens letterlijk in het water kunnen vallen! De oplossing was heel makkelijk: morgen zou het ideaal weer zijn en dus schoven we Chesler Park in onze planning naar voren. Het betekende wel dat we flink wat verder zouden moeten rijden (eigenlijk had ik voor deze hike in het veel dichterbij gelegen Monticello willen overnachten), maar dat vonden we geen van beiden een probleem.
Met Chesler Park voor morgen in de planning, besloten we om vandaag niet meer serieus te gaan lopen. De rest van de dag binnen blijven zitten was uiteraard geen aantrekkelijke optie, dus zijn we even de benen gaan strekken in Arches National Park. Vandaag was het de laatste dag dat onze America the Beautiful Pas (die we vorig jaar hadden gekocht) nog geldig was, daar moesten we natuurlijk nog wel even van profiteren! We hebben diverse bekende plekken in Arches bezocht, Park Avenue, the Garden of Eden, de Windows Section. Lekker even wat rondslenteren en volop foto’s maken, natuurlijk.
We wilden Windows Arch op de foto zetten, maar er stond net een man pontificaal midden onder de boog, met zijn rug naar ons toe. Echt erg vonden we dat niet, het is op zich wel mooi om iemand op de foto te hebben omdat je op die manier beter kan zien hoe groot zo’n boog is. De mensen die achter ons aan kwamen lopen dachten daar duidelijk anders over… We wisten dat er gedurende de hele week in Moab een fotografiecongres gaande was, en blijkbaar werd er net op dit moment een ‘We gaan Windows Arch fotograferen’- sessie georganiseerd. Het werd heel druk achter ons, er ontstond een complete file van dure toestellen, flinke lenzen en professioneel uitziende statieven. Het was best een komische situatie, al die mensen met hun apparatuur die daar stonden te wachten tot die man – die stug de andere kant op bleef kijken – weg zou gaan. Eerst was iedereen wat lacherig, daarna voelde ik ook dat sommige mensen geïrriteerd raakten. Uiteindelijk, nadat iemand hem vriendelijk maar dringend had verzocht om toch even rekening te houden met de andere mensen, ging hij dan toch aan de kant. Ik had inmiddels niet zoveel zin meer om nog uitgebreid foto’s te gaan maken, met al die mensen achter me zou ik toch niet de rust hebben om naar de juiste instellingen en de mooiste compositie te zoeken. We zijn dus maar even verder gewandeld, er zijn immers nog genoeg andere mooie arches om op de foto te zetten.
De zonsondergang in Arches was niet wat we er van hadden gehoopt. Eigenlijk hebben we nooit veel geluk met die zonsondergangen, waarschijnlijk omdat we meestal in de lente op vakantie gaan. Ik denk dat in de herfst vaak mooiere kleuren voorkomen. Het maakte ons eigenlijk niet zoveel uit, het was gewoon leuk om hier in de Windows Section rond te lopen en het fotograferen vonden we even wat minder belangrijk. We hebben niet afgewacht tot het helemaal donker was, tijdens de invallende duisternis zijn we naar Moab teruggereden. We hebben onszelf nog even verwend met een ijsje en een milkshake, daarna zijn we naar de motelkamer gegaan. Niet lang daarna lagen we al in bed, morgen zou de wekker immers op een akelig vroeg tijdstip aflopen! |
|
Dag 14 : vrijdag 1 mei : chesler park |
|
Gereden : 163 mijl, waarvan 6 mijl dirtroad
Chesler Park Trail : 18 kilometer
En dat was dus half vijf, dat akelig vroege tijdstip waarop de wekker ons liet weten dat we wakker moesten worden. Echt moeilijk was het overigens niet om ons bed uit te komen, we hadden ontzettend veel zin in deze dag dus we waren al snel klaarwakker. Om vijf uur zaten we in de auto, een paar minuten later liepen we al door de nog doodstille CityMarket omdat we nog ijs nodig hadden om de koelbox te vullen, en weer enkele minuten later begonnen we aan onze lange rit naar Canyonlands National Park. Bijna 80 mijl, zo’n 125 kilometer dus, moesten we rijden tot aan de trailhead. In Nederland zou je het niet in je hoofd halen om zo’n afstand af te leggen voor één wandeling, maar hier in de States voelt het helemaal niet vreemd aan om zoiets te doen.
Rond zeven uur bereikten we de ingang van het park. Nadat we 10 dollar entreegeld in een envelop hadden gedaan (onze America the Beautiful Pas was immers niet meer geldig) reden we naar de Elephant Hill Road. Drie mijl lang, onverhard, heel smal en met een aantal bochten waarin je dus écht niet kan zien of er een tegenligger aankomt. En met een geweldig uitzicht over The Needles, de prachtige rotsen waar dit deel van Canyonlands om bekend staat. De weg eindigde bij de parkeerplaats vanwaar we aan onze trail zouden gaan beginnen.
Het was precies half 8 toen we vertrekklaar waren; onze tassen waren behoorlijk zwaar want er moest natuurlijk flink wat mee voor zo’n lange hike, vooral heel veel water. Het begin van de trail stond duidelijk aangegeven; vanaf de trailhead volgden we een pad dat ons al snel naar een in de rotsen uitgehakte trap bracht. Meteen nadat we daar naar boven waren geklommen ging het mis: we stonden nu op een klein rotsplateau met links van ons een rotswand en rechts een kloof, maar nergens was nog een pad zichtbaar of konden we cairns ontdekken. We hadden echt geen idee hoe we verder moesten en dat was, met zo’n lange tocht in het vooruitzicht, toch wel even flink ontmoedigend.
Uiteindelijk zagen we iets dat met een beetje fantasie op een pad leek naar de kloof toe gaan. Tja, je moet iets hè… hoewel we er geen enkel vertrouwen in hadden dat we daadwerkelijk dat ‘pad’ moesten volgen zijn we het toch maar gaan proberen. We klommen omlaag en volgden daarna gedurende enkele minuten de kloof. Helaas, we vonden geen enkele aanwijzing meer. Bovendien stond in mijn routebeschrijving dat we tijdens het begin van de trail aan de bovenzijde van Elephant Canyon zouden moeten lopen en één ding was zeker: dat deden we hier dus niet! We baalden vreselijk…. we hadden een hele duidelijke route verwacht en nu liepen we dus helemaal in het begin al verkeerd. Als het overal zo moeilijk zou zijn om het goede pad te vinden, dan zou het dus echt een probleem worden om Chesler Park te bereiken.
We klommen weer omhoog, we kwamen nu opnieuw terecht op een plek waar een rotswand ons de weg leek te versperren. Hans durfde daar wel tegenop te klimmen, en met zijn hulp lukte het mij ook om boven te komen. En wat zagen we aan de andere kant van die rotswand liggen, ja hoor, een heel duidelijk pad dat precies de goede richting in ging. Wat een opluchting was dat, we waren echt heel blij dat we de trail weer gevonden hadden.
We besloten om even flink door te lopen, het zoeken had nogal wat tijd gekost en we hadden nog een lange weg te gaan. Hans liep voorop, ik liep met mijn stokken achter hem aan. De punten van mijn stokken tikten elke keer duidelijk hoorbaar op het slickrock…. Hans draaide zich om en leek verbaasd te zijn dat ik het was die achter hem aanliep. “Ik dacht dat ik werd achtervolgd door Paris Hilton op naaldhakken”, was zijn commentaar. De grapjas.
Die eerste anderhalve mijl waren best eenvoudig, het pad was redelijk vlak en duidelijk zichtbaar, we hoefden dus niet bang te zijn dat we nog een keer verkeerd zouden lopen. Maar daarna werd het heel anders, we moesten nu afdalen in Elephant Canyon via een steil pad dat uit grote rotsblokken bestond. Niet echt moeilijk, maar wel behoorlijk inspannend…. En het ergste was dat we vrijwel meteen nadat we de bodem van de canyon bereikten aan de andere zijde alweer omhoog moesten. En dat was dus nog heel wat zwaarder dan omlaag… al die ongelijke rotsblokken zorgden ervoor dat we hier niet in een geleidelijk tempo omhoog konden gaan, het was echt ploeteren, zuchten en steunen… “Zodra we boven zijn, nemen we een uitgebreide pauze”, zo beloofden we elkaar. Wat was ik blij toen we eindelijk de rand van de canyon bereikten, die pauze had ik echt even heel hard nodig.
Na een paar minuten vonden we een plateau met een paar rotsblokken die én een goede zitplaats én flink wat schaduw boden. Ideaal! En wat deze pauzeplek nog veel aantrekkelijker maakte, dat was het uitzicht. Wauw, wat was het ongelooflijk fantastisch supermooi hier, we keken uit over een gebied dat helemaal vol stond met Needles. Lage rotsen – die aan olifantenpoten deden denken – op de voorgrond (waar zou Elephant Canyon z’n naam aan te danken hebben??), hogere en smallere Needles daarachter, en dan zagen we ook nog – ver weg op de horizon – lage vlakke rotsformaties. Adembenemend mooi was het hier, dit zijn echt de momenten waarvoor je dit soort tochten onderneemt. Helaas was er ook één minpuntje, er hing een grauwe sluierbewolking waardoor het erg lastig werd om dit geweldige uitzicht goed op de foto te krijgen. We hoopten maar dat het – als we hier over enkele uren op de terugweg weer langs zouden komen – wat helderder zou zijn.
Onze dag kon al niet meer stuk, en we hadden nog niet eens het eigenlijke doel bereikt. Chesler Park zelf dus: dat is een vlakke circelvormige weide met een diameter van ongeveer 1 mijl, die helemaal wordt omringd door prachtige zandsteentorens. Gelukkig was het na onze pauze niet zo ver meer lopen tot aan de rand van Chesler Park, na nog een klimmetje via de rotsen en een paar gemene zandheuveltjes zagen we de groene weide voor ons liggen. Ik zal het verder maar simpel houden met mijn commentaar op deze omgeving: het was prachtig!
Via een – gelukkig – vrij vlak zanderig pad liepen we linksom naar een slickrockplateau aan de achterzijde van Chesler Park. Een bordje wees ons de weg naar een hoog gelegen uitkijkpunt, en daar hebben we voor de tweede keer een welverdiende pauze gehouden. Twee van de mooiste picknickplekken die we ooit hebben gehad op één dag, je hoort ons niet klagen hoor! Na de pauze hebben we nog even een kijkje genomen in de Joint Trail, dat is een hele diepe, smalle rotsspleet waar je in kan lopen. Het was verrassend mooi daar, de bodem was heel vlak en de rotswanden waren indrukwekkend recht, hoog en donker. Toch weer heel anders dan een door water en puin uitgeslepen slot canyon, waar de wanden meestal heel golvende vormen hebben. Er waren ook diverse zijkloven, een van die kloven zijn we ingegaan. Het was daar nog veel smaller, maar ach, we hebben inmiddels ruimschoots ervaring opgedaan met het wringen en persen door smalle kloven heen. En het blijft leuk! Het was zowaar nog druk ook in de Joint Trail, we kwamen diverse andere mensen tegen. Op gegeven moment was de bodem niet meer vlak, maar moest er weer via rotsblokken geklommen en geklauterd worden. We bereikten een afdaling die net wat lastiger was, en daar hield ik het voor gezien. Als ik echt had gewild zou ik hier wel naar beneden hebben gekund, maar met al zo’n lange wandeling in de benen en de weg terug nog voor de boeg, had ik even geen zin meer in moeilijke capriolen. We zijn op dat punt dan ook weer omgedraaid, tijd om terug te gaan naar de buitenlucht.
Natuurlijk wisten we vooraf al dat de terugweg zwaar zou worden; we hebben ons netjes aan onze afspraak gehouden om regelmatig even een korte pauze te nemen en op die manier hielden we het wel vol. Alleen de afdaling in en de onvermijdelijk daarop volgende klim uit Elephant Canyon tikten wel even flink aan; tijdens de laatste anderhalve mijl die we daarna nog van onze auto verwijderd was het geen lopen meer wat we deden, maar sloffen… We kregen onze benen haast niet meer vooruit. Kort voor het einde van de trail zaten we nog even wat uit te puffen toen een jong stel ons voorbij liep, het meisje was zo ontzettend moe dat ze niet eens meer vooruit van een richel af kon stoppen, ze deed het – puur uit vermoeidheid – achterstevoren. Ze leek zich naar ons toe een beetje te generen, ze verontschuldigde zich zelfs min of meer dat ze zo raar van die richel afstapte. Hoefde ze echt niet te doen hoor, wij zaten daar ook niet meer bruisend van energie op dat randje…
Onze Nissan zag er eventjes nog véél mooier uit dan de omgeving van Chesler Park…. Een lekker zachte stoel om in te zitten, sandalen uit, airco, koud drinken…. héérlijk!! Natuurlijk keken we nog wel even op onze horloge, we waren erg benieuwd hoe lang we over de hike hadden gedaan. Het was tien over half vier, we waren dus 8 uur en 10 minuten onderweg geweest.
Rond half zes in de namiddag waren we terug op onze motelkamer in Moab. We konden het nog net opbrengen om te douchen en even naar de PizzaHut te gaan, foto’s uitzoeken en een verslagje schrijven lukte na deze zware dag echt niet meer. Om kwart voor tien lagen we al lekker te slapen….. |
|
|
|
 |
|
|
|