 |
|
 |
Reisverslag 2009 ~ Pagina 4 |
|
Dag 23 : zondag 10 mei : page - canyon x - kanab |
|
Zelf gereden : 81 mijl
Tour naar Canyon X : 40 mijl, waarvan 10 mijl dirtroad (geschatte afstanden)
Canyon X Trail : 1,5 kilometer
Je hebt van die mensen die lachen na elke zin die ze uitspreken. Dus toen we onze gids ontmoetten, ging het voorstellen als volgt: “Hi, I’m Janet, hahaha…” Ah, zij was dus de professionele slot canyon fotografe die ons zou begeleiden vandaag; we besloten meteen om haar maar even een nuttige vraag te stellen. Of we al onze lenzen mee moesten nemen, het had immers geen zin om iets mee te sjouwen wat we toch niet zouden gaan gebruiken. “Oh, just take everything, hahaha, you’ll never know when you will be needing it, hahaha” antwoordde Janet. Helaas, wij konden er niet om lachen. Want dit was duidelijk niet het antwoord van iemand die verstand had van fotografie.
We stapten in de oude, smoezelige Chevrolet – met dus toch maar voor de zekerheid ons hele hebben en houden aan fotografie-apparatuur bij ons – Janet nam al lachend plaats achter het stuur. De plek naast haar was voor haar dochtertje, een meisje van een jaar of zeven. “It’s mothersday” legde Janet uit, “that’s why she’s coming along on this trip, hahaha”. Het meisje kon zich geen goede voorstelling maken van wat het werk van haar ouders inhield, Janet vond het leuk om het haar nu een keer te laten zien. Wat ons betreft geen probleem hoor. Ik had wel op de site van Overland Tours gelezen dat kinderen tijdens deze trip niet waren toegestaan omdat het lopen op sommige plekken moeilijk zou zijn. Maar Janet kende de situatie, zij zou vast wel kunnen beoordelen wat haar dochtertje aan zou kunnen. |
|
 |
 |
 |
|
We reden via State Route 98 naar het zuidoosten, richting Kaibito. Na ongeveer 15 mijl verlieten we de verharde weg, net zoals gisteren reden we verder via dirtroads op privégebied van de Navajo Indianen. Hier was het dus Overland Canyon Tours die het alleenrecht had om van de wegen gebruik te maken, Janet moest op gegeven moment zelfs een afgesloten hek openen (en uiteraard ook weer sluiten) met een daarvoor meegebrachte sleutel. Janet vertelde dat het niet precies bekend is hoe de naam Canyon X is ontstaan, maar een van de mogelijke verklaringen is dat het bovenaanzicht (alleen te zien als je er met een vliegtuigje overheen vliegt) min of meer de vorm van de letter X heeft. Wij zouden twee verschillende takken van de X gaan bekijken.
Hoe ver het precies rijden was naar de trailhead weten we niet, ik schat een mijltje of vijf. De route was niet overal even makkelijk begaanbaar, maar ach, die oude rammelbak waarin we zaten kon er niet rammeliger meer van worden. Bij de trailhead kregen we – zoals beloofd – allebei een flesje koud water. En daarna gingen we op pad, al snel kwamen we het lastigste deel van de hike tegen: een rotsachtige afdaling. Die viel best mee hoor, dit moet voor de meeste mensen goed te doen zijn. Het dochtertje van Janet huppelde er nog het makkelijkst naar beneden, dus het ‘geen kinderen op deze tour’ is eigenlijk een beetje overdreven.
Na enkele minuten lopen bereikten we de canyon. Janet waarschuwde ons dat het bij de ingang heel donker zou zijn, en ze had helemaal gelijk. We liepen de kloof binnen, en we zagen echt geen hand voor ogen. Pikdonker was het…. Wel hoorden we wat krijsende vogelgeluiden, dat gaf best een apart sfeertje hoor. We zijn even in het eerste deel van de canyon blijven staan, onze ogen wenden aan het donker en langzaam aan begonnen we wat contouren waar te nemen. Hoge, donkere wanden. Een lage boog waar we onderdoor konden lopen. Meer een grot dan een canyon. Voorbij de boog werd het wel een echte slot canyon. Totaal anders dan die van gisteren. Het gesteente was veel donkerder, de wanden waren veel hoger, en grilliger van vorm. Sleuven die van bovenaf naar beneden liepen, veel breuklijnen, hoekige vormen, ronde vormen… Echt heel indrukwekkend allemaal. Plotseling weken de wanden uiteen en stonden we zomaar weer buiten. We waren echt helemaal verbaasd, uh…. was dit de hele canyon? Hooguit honderd meter lang was ie, schat ik. Janet keek ons vrolijk aan. “You guys aren’t hikers, hahaha, so we will be staying here”, besliste ze. “We’ll be going to the second part of Canyon X in about 3 hours, hahaha”. Ze installeerde zich samen met haar dochtertje op een schaduwplek, en liet weten dat wij tot een uur of 11, half 12, volop konden gaan fotograferen. Geen lucht in de foto meenemen, en het toestel op stand 18 zetten, zo raadde ze ons nog aan. Ik betwijfel ernstig of ze zelf wel enig idee heeft wat “het toestel op stand 18 zetten” betekent!
Nog nooit heb ik het zo slecht naar mijn zin gehad in zo’n mooie omgeving. Ja, Canyon X is prachtig. Maar drie lange volle uren, dat is echt te veel. Véél te veel, zelfs voor slot canyon fanaten zoals wij. In eerste instantie waren we echt even te verbaasd om te reageren. Geen fotografietips, geen uitleg op wat voor manier dan ook. Gewoon gedumpt, zoek het verder zelf maar uit. We probeerden het vervelende gevoel maar wat van ons af te zetten, en de tijd te benutten met het maken van foto’s. Maar na zo’n drie kwartier ongeveer hadden we elke plek al meerdere keren gehad, we zagen het echt niet zitten om hier nog enkele uren rond te moeten hangen. Hans besloot Janet toch maar eens aan te spreken op haar “You guys aren’t hikers”-opmerking. We wilden toch wel graag nog wat meer van de omgeving zien, zo liet hij haar weten. Janet baalde zichtbaar, het “hahaha” klonk even net wat minder overtuigend. Met duidelijke tegenzin stelde ze voor om ons naar “The Wall” te brengen en eventueel ook nog naar een “very, very smal little slot canyon”. Nu had ik wel eens foto’s gezien van een prachtige, golvende zandstenen rotswand die “The Wall” wordt genoemd, die wand bevindt zich ergens in de buurt van Water Holes Slot Canyon. Even dacht ik dat ze die wand bedoelde, maar tegelijkertijd besefte ik ook dat dat niet mogelijk was. Water Holes lag weliswaar niet heel ver hier vandaan, maar ik kon me niet voorstellen dat het te voet bereikbaar was.
Het bleek inderdaad niet om de Water Holes Wall te gaan, maar om een hele andere rotsmuur. Een lange, hoge en hele gladde wand met mooie lijnen erin. Leuk om te zien. We waren blij dat we weer even iets te doen hadden, en we zetten er (zoals gebruikelijk) even een flink tempo in. Janet was niet blij met ons, ze had duidelijk moeite met ons tempo en ze bleef dan ook een heel eind achter ons. Om eerlijk te zijn, het kon ons niet schelen. We konden maar één richting in, verkeerd lopen was dus niet mogelijk. Janet zag ons in de verte vooruit lopen, straks zouden we wel weer bij elkaar komen.
Het ienie mienie slot canyonnetje waar Janet het over had was ook nog een leuke verrassing. Een kloof in de bodem waarover we liepen, de canyon lag dus beneden ons. Het was nog even een beetje klimwerk om de ingang te bereiken, en we liepen er in een paar passen doorheen. Heel smal was ‘t, de bodem bestond uit opgedroogde modder en aan de viezigheid op de wanden kon je heel duidelijk zien dat er nog niet zo lang geleden flink wat water door dit kloofje is gestroomd. Ik schrok me nog even rot toen het dochtertje van Janet boven onze hoofden over de kloof heensprong, dat ging bijna mis! Gelukkig vond ze net op tijd haar evenwicht.
Na dit korte uitstapje liepen we via dezelfde weg weer terug naar Canyon X. Het was toch wel een pittige hike, er lag veel los zand en het was bloedheet. En we hadden ondertussen wel begrepen dat we zuinig moesten zijn met ons water, het dochtertje van Janet klaagde dat ze dorst had maar moeders liet weten dat ze niets meer te drinken bij zich had. We waren blij toen we weer in de koele canyon waren, even afkoelen en op adem komen. De lichtinval was ondertussen anders geworden, dus konden we de resterende tijd nog even gebruiken om nog wat foto’s te maken. Daarna moesten we weer op pad, even een klein stukje lopen naar het tweede deel van Canyon X. Dit stukje canyon was zowaar nog veel korter dan de eerste tak, en opnieuw hadden we stomweg veel te veel tijd. Belachelijk dat Overland Canyon Tours zes uur uittrekt voor deze trip, en ook belachelijk dat ze op hun site zetten dat je wordt begeleid door een ervaren fotograaf.
Gisteren, na afloop van de hike door Secret Canyon, stond in de Hummer een koelbox met lekker koel water op ons te wachten. Maar vandaag hoefden we niet op zo’n service te rekenen, blijkbaar vond Overland Canyon Tours een flesje water per persoon voor een zes uur durende trip wel genoeg. En, eenmaal dorstig en wel terug in Page, de winkel openmaken zodat we even van het toilet gebruik konden maken was ook te veel moeite. Het zal ondertussen wel duidelijk zijn dat we niet erg te spreken zijn over deze organisatie. Maar gelukkig hebben we dit reisverslag, hier kunnen we onze ergernis van ons af schrijven en even flink wat antireclame voor Overland Canyon Tours maken….. hahaha!
Na een hoognodige sanitaire stop bij de Subway, en uiteraard ook een lekkere Chicken Teriyaki Sandwich, zijn we van Page naar Kanab gereden. Niet omdat we daar iets speciaals op het oog hadden, maar gewoon omdat we Kanab een veel leuker plaatsje vinden dan Page. Eerst even een Tire Center gezocht, dat was ons eerste doel morgenvroeg. En daarna een slaapplaats, we kwamen uit bij het kleine familiemotel Aiken’s Lodge. Een prima keuze, het bleek het fijnste motel te zijn van de hele reis. De kamer zelf was niet speciaal, maar de mensen waren er ontzettend vriendelijk en voor onze kamer hadden we een klein terrasje met stoelen. Daar heb ik urenlang heerlijk in het zonnetje zitten lezen, dit was – na de regenachtige ochtend in Moab – het eerste echte rustmoment in onze vakantie. Ik heb ongelooflijk zitten genieten daar, het was heerlijk weer, ik keek uit over Main Street van mijn meest favoriete plaatsje in de USA, en het boek was ontzettend mooi. Ook dit is vakantie! |
|
Dag 24 : maandag 11 mei : buckskin gulch |
|
Gereden : 204 mijl, waarvan 35 mijl dirtroad
Buckskin Gulch : 16 kilometer (geschatte afstand)
Om acht uur ’s ochtends stonden we bij Nick Ramsey voor de deur, de garagehouder van Kanab. En om half negen reden we met onze netjes geplakte band weer weg. Wat denk je dat een van de eerste dingen was die we deden? Ja hoor, dirtroad rijden! Een klein stukje maar hoor, want via de onverharde House Rock Valley Road is ’t maar 8 mijl rijden naar de parkeerplaats vanwaar de hike naar Buckskin Gulch begint.
We hadden twee hele goede redenen om Buckskin Gulch te gaan bezoeken. Vorig jaar hadden we al een heel stuk van deze prachtige slotcanyon gezien, maar nog niet genoeg naar onze zin. We hadden toen direct al afgesproken dat we de canyon ooit over een nog grotere afstand in zouden gaan lopen. De tweede reden was de temperatuur: het was ontzettend warm en dan is een hike door een koele slotcanyon toch echt het meest aantrekkelijk.
Ik twijfelde heel erg of ik opnieuw mijn sandalen aan zou doen. Ik wist inmiddels dat ik dan minder snel last van zere voeten zou krijgen, maar ook dat ik onderweg steeds maar bezig zou zijn om zand en steentjes uit de sandalen te schudden. Ik besloot om het toch maar weer eens op mijn oude vertrouwde wandelschoenen te gaan proberen, de sandalen gingen uiteraard wel mee de rugzak in.
Tijdens onze hike van vorig jaar hadden we veel foto’s gemaakt waarover we best wel tevreden waren. Dus was het deze keer niet echt nodig om op elk fotogeniek plekje te stoppen, best handig want zo konden we het tempo er lekker inhouden. De eerste twintig minuten waren wat saai, de wandeling door de Coyote Wash is niet echt spannend. Daarna liepen we door de prachtige Wire Pass Slotcanyon, waar we – net zoals vorig jaar – over een rotsblokversperring van een kleine twee meter hoog heen moesten klimmen. Een half uur nadat we van de parkeerplaats waren vertrokken bereikten we ons doel van vandaag: Buckskin Gulch.
We waren die kloof nog maar een klein stukje ingelopen toen ons een jong stel tegemoet kwam dat maar kort voor ons aan de hike was begonnen, we hadden hen nog op de parkeerplaats gezien. In eerste instantie snapten we dit stel niet, het is toch zonde om zo’n eind te gaan lopen en dan om te draaien op het moment dat het mooiste deel van de hike net gaat beginnen. Maar al heel gauw hadden we door waarom zij niet verder gingen: we stuitten op een flinke modderpoel die de bodem van Buckskin Gulch over een lengte van ongeveer 15 meter van wand tot wand bedekte!
Tja, wat nu? We hadden geen idee of we door de modder heen zouden kunnen lopen, we wisten immers absoluut niet hoe diep het zou zijn. Ook drie Amerikaanse mannen van een jaar of zestig stonden de modderpoel wat aarzelend te bekijken, ze waren er nog niet echt uit of ze een poging zouden gaan wagen, of dat ze toch maar terug zouden gaan. We raakten met elkaar aan de praat; uiteraard werd aan ons gevraagd waar we vandaan kwamen. Bleek dat de mannen vorig jaar – met een grotere groep – in ons eigen Nederland waren geweest, ze waren daar met de fiets rondgetrokken. Het was hen opgevallen dat Nederlanders hun gewone dagelijkse kleding aanhebben, op de fiets. “Wij vielen behoorlijk op in onze fel gekleurde fietskleding”, zo vertelde een van de mannen. “Ik voelde me net Mother Goose met haar kuikens toen we op de boot naar Texel stapten!” Toen hij hoorde dat dit al onze negende reis naar Amerika was, merkte hij op dat wij daardoor toch zeker wel het American Citizenship verdienden. Kijk, dit is nou eens een kerel naar ons hart!
Ondertussen kwamen er nog meer wandelaars aan, het werd behoorlijk druk daar net voor die modderpoel. Een groepje Franse toeristen liet zich niet tegenhouden, ze hadden sandalen bij zich die ze aantrokken, daarna stapten ze resoluut de modder in. Mooi, zo konden wij gelijk even kijken hoe diep de poel was….. de modder kwam tot aan hun knieën, zo bleek. Direct na hen kwam er nog een groep hikers, meer van het serieuze type want zij waren van plan – zo vertelden ze – om in drie dagen tijd heel Buckskin Gulch door te lopen. Uiteraard was de modderpoel ook voor hen geen serieus obstakel. Een van hen ging zelfs op blote voeten er doorheen. Er was ook nog een man die dacht dat hij zonder vieze voeten te krijgen wel aan de overkant zou kunnen komen, hij drukte zijn rug tegen de ene wand en zijn voeten tegen de andere wand, en wilde zo over de modderpoel heenschuifelen. Ha, dat had ie gedacht! Een kind kon nog wel zien dat de afstand tussen de beide wanden daarvoor toch echt te groot was, hij moest zijn poging dan ook al heel snel opgeven.
De drie vriendelijke Amerikanen zagen het niet zitten. Ze namen afscheid van ons en liepen terug. Wij hadden ondertussen besloten dat we het wél gingen doen, we laten ons toch verdorie niet door een beetje modder tegenhouden! Het kwam nu natuurlijk wel heel goed uit dat ik mijn sandalen in de rugzak had zitten! Hans stroopte zijn broekspijpen omhoog en deed z’n schoenen en sokken uit; vervolgens wrong hij zijn voeten, maatje 42, in mijn drie maten kleinere sandalen. Gelukkig maar dat die zijn gemaakt van heel soepel, rekbaar materiaal. Hij liep naar de overkant van de modderpoel, deed daar de sandalen weer uit en gooide ze vervolgens met een flinke boog naar mij terug. Wat was dat smerig zeg, om met mijn blote voeten in die vieze dingen te stappen…. ze waren helemaal nat en glibberig. Heel voorzichtig schuifelde ik de modderpoel in, dicht langs de wand zodat ik me een beetje vast kon houden. Het viel best tegen hoor, de modder was ontzettend koud en ik moest verschrikkelijk goed opletten dat ik niet op een of andere wiebelsteen ging staan. En dan de bodem, mijn sandalen zogen zich er elke keer in vast en ik moest dan ook met elke stap een sandaal lostrekken. Op het eind schoot mijn rechtersandaal zelfs van mijn hak af, ik was echt even bang dat ik ‘m kwijt zou raken. Maar gelukkig, toen ik de overkant bereikte hing de sandaal nog net aan mijn tenen te bengelen.
Direct voorbij de modderpoel was er een plek waar het zonlicht de canyon binnen kwam vallen. We hebben een van onze flesjes water gebruikt om de ergste modder van onze benen te spoelen, en daarna zijn we lekker een tijdje blijven zitten terwijl de zon onze benen droogde. Wat ook goed hielp: met los zand over onze benen heenwrijven en vervolgens een beetje schrapen met de rand van een steen. Na deze actie zagen onze benen er zowaar weer redelijk schoon uit. Met mijn sandalen was het dramatischer gesteld, die waren nog lang niet droog. Gelukkig hebben we tijdens het hiken altijd plastic afvalzakjes bij, de sandalen gingen in zo’n zakje en dat zakje werd aan de rugzak gebonden. Sokken en schoenen weer aan, en we konden weer verder. En nu maar hopen dat we niet over enkele meters weer zo’n modderpoel tegen zouden komen!
We kwamen nog wél een modderpoel tegen, maar gelukkig was die niet zo diep en konden we er via stenen en takken overheen lopen. Een klein stukje voorbij deze hindernis bereikten we de open plek tot waar we vorig jaar waren gekomen. Alles wat hier voorbij lag was dus nieuw voor ons. Het begon met een gedeelte waar de canyonwanden behoorlijk ver uit elkaar weken, hier was Buckskin Gulch naar ons idee dan ook geen echte slotcanyon meer. Het hiken werd direct een heel stuk zwaarder, geen wind en wel volop zon…. zweten dus. Gelukkig kwam het slotcanyon gevoel even later weer volop terug, de kloof werd weer veel smaller en de wanden waren hier zelfs nog donkerder dan in het begin. Prachtig was het, we waren enorm blij dat we hadden doorgezet. Bij een tweede open gedeelte leek het even of we nu toch echt om zouden moeten gaan draaien. De hele bodem lag bezaaid met enorme rotsblokken, en zo op het eerste oog was het niet te zien hoe we verder zouden kunnen. Kijk, voor dit soort situaties heb ik Hans meegenomen…. altijd handig dat hij net zo lang doorzoekt totdat hij wel een plekje vindt waar je overheen kan klimmen. ’t Was niet echt makkelijk, maar met Hans z’n hulp lukte het me toch. En zo konden we ook nog het direct voorbij de versperring gelegen slotcanyon gedeelte gaan verkennen.
We waren nu al zo’n vier uur onderweg, ik genoot met volle teugen en ik wilde niets liever dan nóg verder de canyon inlopen. Maar ja, vier uur heen betekent ook: vier uur terug. Dus – net zoals vorig jaar – moesten we met pijn in het hart besluiten dat dit ons eindpunt was. De terugweg viel gelukkig niet tegen, het ging allemaal vrij vlot tot het moment dat we de diepe modderpoel weer bereikten. Hans ging deze keer op blote voeten door de modder heen, ik gebruikte mijn sandalen, die waren immers toch al smerig. Er er was nog veel meer smerig, toen we eenmaal weer aan de andere kant van de modderpoel waren. Mijn wandelstokken, de laagste rand van Hans z’n broek, de draagriem van het fototoestel, overal zaten vieze vegen modder. Helaas viel er aan deze kant van de poel geen lekker zonnetje in de canyon, we konden dus niet alles lekker even snel laten drogen. Onze benen en voeten kregen we, dankzij de ‘inwrijven-met-droog-zand en modder-afschrapen-met-steentjes’-tactiek wel weer droog, onze spullen zouden tot vanavond moeten wachten voor een poetsbeurt.
Acht uur (!) nadat we waren vertrokken, bereikten we onze auto weer. Doodmoe. En bijzonder voldaan, want onze hernieuwde kennismaking met Buckskin Gulch mag als een van de hoogtepunten van onze vakantie dit reisverslag in. Wat is het toch een schitterende, imposante kloof. Een absolute must voor iedereen die van slotcanyons houdt. Het eerste wat ik deed toen we bij de auto aankwamen was mijn schoenen uitschoppen. Mijn voeten hadden zich behoorlijk goed gehouden tijdens deze lange wandeling, maar ik was nu toch wel heel erg blij dat ik ze weer wat vrijheid kon geven. Nog even een snack en wat te drinken achter uit de auto pakken, en daarna snel terug naar ons motel in Kanab.
We vergaten onze vermoeidheid op slag toen we, al rijdend over de House Rock Valley Road, ineens een slang voor ons zagen. Natuurlijk zetten we de auto meteen stil aan de kant van de weg en stapten we uit om dit beest te gaan bekijken; het was een prachtig gevlekte slang van wel anderhalve meter lang. Hij kronkelde naar de zijkant van de weg, waar hij tussen de keien bleef liggen. Wat was ie mooi zeg, veel mooier nog dan de slang die we enkele dagen geleden in Chaco Culture hadden gezien. Ik liep op m’n sokken, ik ben dan ook op een respectabele afstand van de slang gebleven. Helaas, ik zou ontzettend graag nog een paar stappen dichterbij zijn gegaan. Hans ook, maar dat mocht ie niet van mij. Ik heb nog wel even de telelens voor ‘m uit de auto gepakt, zodat hij wel wat mooie close-up plaatjes van het beest kon maken. Ondanks dat we niet echt dichtbij kwamen, vond de slang ons blijkbaar toch bedreigend; hij keerde z’n kop naar ons toe en siste flink. Tijd dus om ‘m verder maar met rust te laten, we zijn weer in de auto gestapt en verder gereden. ’t Was een schitterende afsluiting van een supermooie dag! |
|
Dag 25 : dinsdag 12 mei
: the rimrocks |
|
Gereden : 111 mijl, waarvan 6 mijl dirtroad
Rimrocks trail : 2 kilometer
Drie-en-een-halve week waren we nu onderweg, en dat begonnen we eerlijk gezegd best wel te merken. Tijdens het begin van de vakantie waren we nog behoorlijk fanatiek, lekker vroeg op, veel ondernemen, niet al te veel tijd verspillen aan rustmomenten. Maar vandaag hoefden we allebei even niet zo nodig, een stukje rust in ons schema was nu ineens wél heel aantrekkelijk geworden. We zijn lekker lui opgestaan, hebben op ons dooie gemak wat boodschappen gedaan, en daarna hebben we uitgebreid ontbeten op het terrasje voor onze motelkamer. Heerlijk!
Drie jaar geleden waren we er met veel moeite in geslaagd een glimps op te vangen van het Hoodoo Forest, een groep gigantisch grote hoodoos ergens in een vallei tussen Page en Kanab. We zagen ze toen – onbereikbaar – hoog boven onze hoofden op een rotsplateau staan. Het leek ons toch wel een hele leuke uitdaging om vandaag nog eens te proberen om bij de hoodoos te komen, maar dan wel vanaf de bovenkant, deze keer. Eerst even een ritje via de inmiddels wel heel bekende State Route 89, daarna nog een paar mijl via de Cottonwood Canyon Road, en vervolgens de wandelschoenen aan, stevig insmeren, en we konden op pad. In het begin ging het heel voortvarend, we vonden al heel snel het vage pad waarover we in het liveverslag van Jan en Marjan hadden gelezen, en een kwartiertje later bereikten we de rand van de vallei.
Een paar meter beneden de rand lag het Hoodoo Forest ons heel uitnodigend aan te kijken. Alleen nog even omlaag klimmen, en dan zouden we ons weer heerlijk uit kunnen leven met onze fototoestellen. Tja, dat ‘even omlaag klimmen’ bleek toch iets lastiger te zijn dan we hadden gehoopt. Het eerste stukje lukte nog wel. Het tweede stukje bezorgde ons al heel wat meer problemen, en bij het derde stukje hield het stomweg op. Geen veilige plek meer om nog verder af te dalen! Balen zeg, zo dicht bij al dat moois en dan niet meer verder kunnen. Dit was echt een Déjà Vu….. vorig jaar hadden we in Ah-Shi-Sle-Pah precies zo’n zelfde ervaring gehad.
We klommen weer omhoog. Teleurgesteld, verschrikkelijk warm en – om eerlijk te zijn – ook behoorlijk moe. We namen nog wel even een kijkje aan de andere zijde, de afdaling zou daar minder steil zijn, zo had Marjan in haar liveverslag geschreven, maar wel een heel stuk langer. Toen we het lange pad zagen dat we daar zouden moeten gaan lopen zakte de moed ons in de schoenen; we slaagden er echt niet meer in om elkaar hiervoor op te peppen. Terug naar de auto, dus.
De rest van de middag hebben we in Kanab volgemaakt. Een paar spijkerbroeken gekocht (toch heel wat goedkoper dan in Nederland), even een souvenirwinkeltje bekeken (waar net een buslading Duitsers werd uitgeladen) en langs de fotozaak van Terry Alderman gewandeld (hij was er niet). En – inmiddels hoort het bij onze tradities – even een ritje door de woonwijken van Kanab gemaakt. Alvast een plekje uitzoeken waar we later ons huisje willen bouwen, met een beetje dagdromen is niets mis, toch. We waren het er al snel over eens dat we wel in de Kanab Valley Drive willen wonen, dat was een leuke buurt met hele mooie woningen. En we weten ook al wie later onze buurman zal worden: heel toevallig zagen we Terry daar rijden! Hij zal vast niet beseft hebben dat in de auto die daar op de kruising stilstond de twee Nederlanders zaten met wie hij een jaar geleden naar White Pocket was geweest. |
|
Dag 26 : woensdag 13 mei
: kanab - Blue Canyon - coal mine canyon - tuba city |
|
Gereden : 111 mijl, waarvan 50 mijl dirtroad
’t Gaat altijd hetzelfde; tijdens het begin van de vakantie hebben we het gevoel dat we nog alle tijd van de wereld hebben, maar steeds als we over de helft heen zijn vliegen de dagen razendsnel voorbij. En nu hadden we dus zomaar ineens nog maar twee dagen over…. jammer….. we hadden gerust nog vier weken langer willen blijven (of vijf, of zes….) We besloten om de rit van Kanab naar Phoenix netjes in tweeën te delen, en ook om even geen al te moeilijke capriolen meer uit te gaan halen. Maar wat dan wel? Bleek dat we allebei eigenlijk heel erg graag nog eens naar Blue Canyon terug wilden. Even de uitnodigende zijweggetjes die we hadden gezien inrijden, foto’s maken van de ‘andere’ plekken – dus niet alleen van die inmiddels zo bekende rotspunten -, en misschien hier en daar een stukje te voet gaan verkennen.
Met een beetje pijn in ons hart namen we afscheid van Aiken’s Lodge. Geen definitief afscheid, want als we ooit nog eens in Kanab komen (en dat zal vast nog wel gaan gebeuren, verwacht ik), dan weten we dit vriendelijke motelletje zeker weer te vinden. Kort voor Page maakten we één korte stop, we hadden immers nog steeds de routebeschrijving naar de kleine slotcanyon Blue Pools op zak, die we van onze gids Jabe hadden gekregen. Deze keer vonden we de juiste plek meteen, de slotcanyon loopt dwars onder State Route 89 door. Zo van bovenaf konden we niet goed inschatten hoe moeilijk het zou zijn om in Blue Pools af te dalen, en ook niet hoe zwaar het zou zijn om daar beneden te lopen. “Geen moeilijke dingen”, zo hadden we afgesproken, en daar hielden we ons ook aan. Blue Pools staat nu dan ook op ons ‘mooie dingen voor een volgende vakantie’-lijstje.
Geen Blue Pools dus, maar wel Blue Canyon. Na een paar uurtjes rijden stonden we zomaar opnieuw in dit prachtige gebied. Verklaar ons maar gek, dat we twee keer in dezelfde vakantie hetzelfde plekje gaan bezoeken, maar wij vonden het heerlijk. In eerste instantie lieten we de bekende rotspunten even links liggen, we wilden eerst gaan onderzoeken wat daarachter nog te vinden zou zijn. De kleuren veranderden al snel, de mooie rood-witte rotsen maakten plaats voor grauwwitte exemplaren met een blauwige zweem er overheen…. waardoor de naam van het gebied ook weer wat duidelijker wordt. Helaas werd de weg op gegeven moment versperd door een hek, aangezien we hier toch echt midden in een Indian Reservation zaten leek het ons toch iets te veel van het goede om het hek open te maken en verder te rijden. Tegen de rotswand ontdekten we een aantal mooie hoodoos die natuurlijk nog wel even op de foto moesten, maar verder moesten we toch oordelen dat het hier niet zo fotogeniek was als in het meest bekende deel van Blue Canyon. Op de terugweg ontdekten we nog veel meer hoodoos, hele mooie hoodoos zelfs. Wel even goed kijken hoor, want ze gingen een beetje schuil tegen de direct daarachter liggende rotswand die precies dezelfde kleur had. Hans kon ’t niet laten, hij is weer even klimgeit gaan spelen om de hoodoos van dichterbij te zien. Toen hij er direct naast stond, zag ik pas echt hoe groot ze waren, toch al gauw een meter of zeven!
Opnieuw reden we het bekende punt voorbij, ons tweede doel was de vrij open plek linksachter in Blue Canyon dat we vorig jaar ook al hadden bekeken. Daar staan duizenden kleine rood-witte rotsen, echt een superleuke plek om te voet rond te dwalen en de meest fotogenieke exemplaren uit te zoeken. Zoals de rots met een lange smalle rode punt erop, net een vinger die omhoog steekt. Of de rots waar zomaar ogen, een neus en een mond op getekend lijken te zijn. En het groepje rode rotsen met verticale witte strepen, die samen een perfect setje op de foto vormen. Kortom, overuren voor onze fotocamera’s. Terwijl we daar zo bezig waren zagen we dat er inmiddels nog meer mensen in Blue Canyon waren aangekomen; op precies dezelfde plek waar een kleine vier weken de Suburban van Jan en Marjan had gestaan, stond nu weer een auto.
Toen wij even later toch nog even naar de bekende rotspunten toereden, stond die auto er nog steeds. Met twee mensen ernaast, een man en een vrouw. Hans stapte als eerste uit, en hij werd meteen uitbundig en in onvervalst Nederlands begroet: “Jij moet vast Hans Meulenbroeks zijn!” En ik kreeg direct een hand toegestoken, met een “Goeiemiddag, Henriëtte.” Nou, dan sta je toch echt even raar te kijken hoor, als je zo met je naam wordt aangesproken door mensen die je nog nooit eerder in je leven hebt gezien. Ze stelden zich aan ons voor als Helma en Peter, en die namen kwamen ons direct heel bekend voor. Bleek dat we een paar weken geleden – via email – contact met elkaar hadden gehad. It’s a small, small world….
Natuurlijk hebben we een tijdje gezellig met Helma en Peter staan kletsen, je hebt elkaar heel wat te vertellen als je al een paar weken onderweg bent in je favoriete vakantieland. Ze vertelden dat ze gisteren naar The Wave waren geweest, pfff, en dat in die hitte zeg. Maar daar konden ze goed tegen, zei Helma. Gelukkig voor hen, ik herinner me nog maar al te goed hoe zwaar wij het drie jaar geleden hadden gehad tijdens die lange, schaduwloze hike. Toen we hoorden dat ze binnenkort richting New Mexico zouden gaan kwam natuurlijk ook Bisti Badlands ter sprake, wat een geweldig vooruitzicht voor hen dat ze deze plek nog mochten gaan bezoeken. Later – toen we weer thuis waren in Nederland – hebben ze ons laten weten dat ze hier maar liefst 19 kilometer te voet hebben afgelegd. Echt leuk om te lezen dat zij nu net zo enthousiast zijn als wij, over dit prachtige stukje natuur.
Over prachtige stukjes natuur gesproken, ook Blue Canyon bleek de extra tijd meer dan waard te zijn. Want toen we met de auto nog wat meer verkenningswerk deden, stuitten we zomaar op een aantal schitterende, gigantisch grote hoodoos. We hoefden er niet eens voor te klimmen deze keer, want ze stonden zomaar op de bodem van de vallei. Dit zijn toch echt wel de meest indrukwekkende hoodoos die we ooit hebben gezien, het maakte het missen van het Hoodoo Forest, gisteren, weer helemaal goed.
Het was ondertussen heel wat later geworden dan we vooraf hadden verwacht, we moesten nu toch echt weer richting de bewoonde wereld. Terwijl we naar State Route 264 reden, zagen we op het uitgestrekte veld links van ons een beest lopen. Een coyote! Een jagende coyote nog wel, we zagen hem ergens op afspringen en even later had ie daadwerkelijk iets in zijn bek. Het was net te ver weg om het goed te kunnen zien, helaas, maar wel erg leuk om dit live mee te maken.
Onderweg naar onze overnachtingsplaats Tuba City kwamen we weer heel dicht bij een van onze andere favoriete plekjes van deze omgeving, Coal Mine Canyon. Eigenlijk was het toch wel leuk om de dirtroad die we vier weken geleden waren ingegaan nog een stukje verder te gaan verkennen, toch? Nou, met Hans aan ’t stuur hoef je zoiets natuurlijk maar half te zeggen, hij draaide die zijweg gelijk weer in en we zijn een heel stuk verder het achterland ingegaan dan de vorige keer. Dat leverde niks nieuws op, we zagen Coal Mine Canyon weliswaar links van ons ook verder doorlopen, maar we kwamen geen goede uitkijkpunten meer tegen. Dus zijn we maar weer teruggereden. Waarbij we natuurlijk nog wel even zijn gestopt op het uitkijkpunt vanwaar je the Ghost en een heel stel andere mooie rotsformaties kunt zien. Eigenlijk lijken Coal Mine Canyon en Blue Canyon best wel veel op elkaar, hetzelfde soort gesteente, dezelfde kleuren, dezelfde lijnen. Toch beleef je beide canyons weer heel anders, omdat je er bij de een van bovenaf inkijkt, terwijl je bij de ander zelf tussen de rotsformaties door kan lopen. Absolute toppers zijn ‘t, allebei!
Toen we in Tuba City aankwamen was het al donker, ondanks onze afspraak om het rustig aan te doen vandaag was het al met al toch nog een behoorlijk pittige dag geweest. Even nog een hapje eten, en daarna snel door naar ons motel. De Quality Inn uiteraard, meer keus is er immers (nog) niet in dit wat troosteloze stadje. |
|
 |
 |
 |
|
Dag 27 : donderdag 14 mei
: tuba city - coal mine canyon - phoenix |
|
Gereden : 291 mijl, waarvan 6 mijl dirtroad
De Quality Inn had ons de verkeerde kamer gegeven, deze keer. Het leek wel of het in dit gedeelte van het motel veel gehorig was dan in de twee kamers die we hier eerder hadden gehad, elk geluidje vanuit de naburige kamers kwam luid en duidelijk bij ons over. En dan hadden we ook nog bovenburen die het nodig vonden om midden in de nacht rond te gaan lopen, van het toilet gebruik te maken, te douchen…. Toen om half zeven de wekker afliep voelden we ons behoorlijk brak. En dat gevoel werd er niet beter op toen we ontdekten dat we ergens een tijdgrens over het hoofd hadden gezien… het was een uur vroeger dan dat we dachten. Maar ja, op het moment dat we dat ontdekten waren we al vertrekklaar, we hadden dus echt geen zin om weer terug ons bed in te kruipen.
Tijdens onze eerste vakantiedag waren we tot de conclusie gekomen dat de achterzijde van Coal Mine Canyon het beste tijdens de ochtend kan worden gefotografeerd. En omdat we nu echt volop de tijd hadden voor onze rit terug naar Phoenix, kon het omweggetje naar Coal Mine Canyon er best nog wel even bij. Een uurtje hebben we er nog rondgehangen; daarna was het toch echt tijd om wat mijltjes weg te gaan werken.
We hebben absoluut geen hekel aan lange autoritten. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier over lange autoritten in Amerika, niet over lange autoritten in Europa. Heerlijk is het, die lange rechte wegen, de mooie landschappen om ons heen, en zelfs als de landschappen wat saaier zijn vermaken we ons prima onderweg. Als we wakker kunnen blijven tenminste, want dat bleek vandaag toch wel een beetje een probleem te zijn. We zijn vaker gestopt dan normaal, het was toch wel nodig om de sleur van het rijden zo nu en dan even te onderbreken. Tijdens een van onze stops – rond het middaguur – zijn we wat gaan eten bij een Subway die we langs Highway 17 aantroffen. Na het eten stapte ik weer in de auto, terwijl Hans uit de koelbox – die in de bagageruimte stond – nog een flesje cola pakte. Via de oprit reden we weer naar de Highway toe; nog op die oprit werden we ingehaald door een andere auto. De automobiliste gebaarde iets naar ons, ik had geen idee wat ze bedoelde maar Hans bleek al wel door te hebben wat er mis was. Hij remde uiterst omzichtig af, en zette de auto midden op de oprit stil. Pas toen hij uitstapte en naar de achterkant van de auto liep, zag ik ook wat er aan de hand was: onze achterklep stond nog wagenwijd open! Dat was wel even flink schrikken hoor, wie weet wat we onderweg – op die schuine helling - allemaal verloren zouden zijn. De grootste schrik kwam pas toen ik besefte dat er ook nog een reserveband rechtop in de achterbak stond, stel je voor zeg dat die aan het rollen zou zijn gegaan en naar beneden was gestuiterd… ik moet er echt niet aan denken hoor. Nou, alles is gelukkig goed afgelopen. Al onze bagage lag nog netjes achterin, en de reserveband was er ook nog. Pffff, opluchting!
Anders dan andere jaren hadden we nog geen laatste overnach-tingsmotel geboekt. We verwachtten dat we vast wel iets in de buurt van het vliegveld zouden kunnen vinden, het liefst natuurlijk dicht bij de plek waar we morgenvroeg onze Nissan weer in zouden moeten leveren. Dat viel best wel tegen, de weinige motels die we vonden zagen er niet uit! Uitstraling: achterbuurt. Op gegeven moment vonden we een Days Inn die er enigszins acceptabel uitzag; we hadden geen zin om verder te gaan zoeken dus hebben we daar maar een nachtje geboekt.
Ik had Melanie beloofd een jas voor haar te zoeken, zo’n zelfde soort jas als ik zelf drie jaar geleden in Yellowstone had gekocht. In Moab en Kanab had ik niets gevonden wat er maar enigszins op leek, we wilden nu nog wel even een poging gaan wagen hier in Phoenix. Misschien vonden we zelf ook nog wel wat leuke kleding, ’t is hier toch een stuk goedkoper dan in Nederland, tenslotte. Even googlen op Internet, kijken of er een leuk shopping centre in de buurt te vinden was. We vonden er een in Camelback Street, dat was niet al te ver van ons motel vandaan dus zijn we daar naartoe gereden. ’t Bleek een ongelooflijk chic shopping centre te zijn, met een bijzonder hoog ‘stropdassen- en mantelpakgehalte’. Gauw wegwezen, dus. Een tweede winkelcentrum dat we direct daarna vonden leek van buitenaf meer bij onze stijl en onze portemonnee te passen, maar eenmaal binnen ontdekten we dat we nu een vrije val hadden gemaakt van een hoog stropdassengehalte naar een hoog Wibra-gehalte. En dat was nou ook weer niet echt waar we naar op zoek waren. Kortom, we hebben niets gekocht. Sorry, Mel, we hebben ons best gedaan.
We zijn nog even wezen eten, en daarna zijn we teruggegaan naar ons motel. Nog een keer een mailtje naar het thuisfront, even de vluchttijden checken, onze koffers inpakken en de handbagage goed indelen. Natuurlijk wilden we ook nog even douchen, maar toen ik die twee gitzwarte, vieze en vooral ook heel grote kakkerlakken op de muur zag zitten – vlak bij de knoppen van de douchekraan – had ik daar ineens helemaal geen zin meer in. Niet dat ik bang ben voor kakkerlakken, maar toch….. |
|
Dag 28/29 : vrijdag 15 mei
en zaterdag 16 mei: phoenix- washington - amsterdam - gerwen |
|
Gereden : 4 mijl
Gevlogen : 5.823 mijl
Dit laatste kleine stukje reisverslag blijkt nog een van de moeilijkste van allemaal te zijn. Want hoe beschrijf je nu eigenlijk een dag waarop niets, maar dan ook echt helemaal niets noemenswaardigs gebeurde? Alamo maakte geen problemen over de reserveband in de bagageruimte, bij de security checks mochten we zo doorlopen, het vliegtuig in Phoenix vertrok precies op tijd, en ook de piloot die ons van Washington naar Amsterdam bracht bleek een man van de klok te zijn. Onze medepassagiers waren niet vervelend, niet leuk, niet opvallend….. kortom, ik heb gewoon helemaal niks waar ik over kan schrijven.
Behalve dan over het allerlaatste traject, dat van Amsterdam naar Gerwen. De bedoeling was dat we met de trein naar Eindhoven zouden gaan, daar zouden we dan door onze Rob worden opgehaald. Maar waarom stond ie dan zomaar ineens in de aankomsthal van Schiphol, samen met Melanie, Marcel en Elina?? Verrassing!! Een hele leuke verrassing, hier hadden we écht niet op gerekend.
In plaats van kaartjes kopen, sjouwen met onze bagage, en wachten op het kille perron, werd het nu dus even een korte wandeling naar de parkeergarage. Met maar liefst zes paar handen om de koffers te dragen, wat een luxe. Melanie vond dat Hans en ik elkaar na deze vier weken wel even een uurtje of twee konden missen. Dus werden we ‘verdeeld’, Hans mocht bij Rob en Elina in de auto en ik werd aan M&M toegewezen. Nou, je hoort ons niet klagen hoor, dit laatste stukje van onze reis is ons prima bevallen. |
|
|
Aan het eind van dit reisverslag volgt natuurlijk het onvermijdelijke rijtje met cijfers, hoogtepunten en minder geslaagde momenten. Allereerst maar even de cijfers: we hebben 3.974 mijl gereden, ofwel een hele dikke 6.000 kilometer. Waarvan maar liefst 851 mijl (1.362 kilometer) via onverharde wegen. Onze Nissan heeft dus heel hard moeten werken, elke dag ruim 50 kilometer dirt is niet niks. Vandaar dan ook die lekke band, tijdens de laatste week van onze vakantie. Niet alleen onze auto moest hard werken, wij zelf ook. Want de 126 kilometer die we lopend hebben afgelegd waren een zware aanslag op onze voeten, vooral op die van mij!
Canyon X was het dieptepunt van de vakantie, we hebben echt geen goed woord over voor Overland Canyon Tours. Een van de heel weinige keren dat ik echt met een vervelend gevoel aan een Amerika-ervaring terugdenk. De andere dingen die niet helemaal volgens plan verliepen – de zoektocht naar Stud Horse Point, en de mislukte afdaling naar het Hoodoo Forest bijvoorbeeld – ach, zoiets hoort er gewoon bij. Dat zijn we allang weer vergeten.
Het rijtje hoogtepunten is gelukkig heel veel langer: het eerste dat bij me opkomt is de geweldig mooie rit over de Smokey Mountain Road, met als het letterlijke hoogtepunt de Kelly Grade. Absoluut fantastisch. Dat Bisti Badlands, Buckskin Gulch en Blue Canyon in het rijtje met hoogtepunten staan zal vast niemand verbazen. Chesler Park was supermooi, en the Great Gallery was erg indrukwekkend. De hike naar White Mesa Arch is vooral heel speciaal dankzij de vreemde ontmoeting met de Indiaanse schapenhoeder, en de hike naar Five Hole Arch vanwege de absolute eenzaamheid en de ligging in het onherbergzame rotslandschap van de San Rafael Desert. En dan zou ik bijna Yellow Rock nog vergeten, ook een absoluut hoogtepunt.
Het was leuk om dit reisverslag te schrijven, heerlijk om alle foto’s te bekijken, de aantekeningen door te nemen en zo alles nog eens te beleven. Maar ik vind het toch ook wel een lekker gevoel dat het nu af is: zo heb ik de komende maanden weer volop de tijd om onze volgende ontdekkingstocht voor te bereiden: California, here we come!! |
|
 |
|
|
|
|
|
|