 |
|
 |
Reisverslag 2014 ~ week 2 |
|
Dag 7 : vrijdag 9 mei: mexican hat - seven kiva's Trail - mexican hat |
|
Gereden: 60 mijl
Voor deze ochtend hadden we The Citadel op het programma staan, een Anasazi Cliff Dwelling die honderden jaren geleden werd gebouwd op het laatste stuk van een lange en smalle richel die een heel eind het rotslandschap in steekt. Het is vooral die ligging die deze ruïne uniek maakt. Uiteraard moesten we weer een stuk dirtroad rijden om bij de trailhead te komen. Eerst 6 mijl naar het oosten via de Cigarette Springs Road, en daarna nog iets minder dan 1 mijl via een smallere route naar het noorden. In het begin lag de weg er prima bij, maar tijdens het laatste stuk werden de banden van onze Nissan wel even flink op de proef gesteld. Maar gelukkig hadden die geen probleem met de hobbelige keien en ongelijke slickrockplaten. |
|
 |
Ik zei nog tegen Hans, toen we bij de trailhead stonden, dat er vanaf hier twee verschillende trails begonnen. De trail naar de Citadel, en ook die naar The Seven Kiva’s. Dus – achteraf gezien – is het gewoon hartstikke stom dat we blindelings in de richting van de eerste de beste cairn zijn gelopen zonder ons af te vragen of we wel de juiste trail hadden gekozen. Nou ja, helemaal blindelings was het niet, want we hadden natuurlijk wel de GPS bij ons en die liet ons weten dat we recht op het eerste – en enige – waypoint af liepen. En dat was uiteraard het waypoint waarmee de ligging van the Citadel werd aangeduid.
De vele cairns wezen ons naar een plek vanwaar we vanaf de canyonrand naar beneden zouden kunnen klimmen. ’t Was een prachtige route, al klauterend over grote rotsblokken gingen we behoorlijk steil omlaag. Hans had er geen enkel probleem mee, maar ik vond ’t toch best wel lastig hier en daar. Als ik alleen zou zijn geweest, dan had ik deze afdaling niet aangedurfd. Maar zo, met zeer regelmatig de hand of stevige schouder van mijn wettige wederhelft als steunpunt, lukte het ook mij om beneden te komen.
Eenmaal beneden in de canyon werd de route veel vlakker. Nog steeds stonden er veel cairns om ons de weg te wijzen, en ook liepen we nog precies in de richting van ons waypoint. We genoten met volle teugen van deze prachtige, afwisselende hike. Eerst die klim naar beneden, daarna verder over een stuk slickrock, vervolgens kwam er een heel groen begroeid gedeelte waar we langs een beekje af liepen. En steeds natuurlijk die mooie rotswanden om ons heen. De hike gisteren, naar Lower Calf Creek Falls, was heel mooi. Maar deze hike sprak ons veel meer aan, niet alleen omdat de omgeving veel ruiger was, maar ook omdat het er zo heerlijk niet-toeristisch was!
Op gegeven moment hadden we toch echt wel zo’n beetje de afstand gelopen die in de routebeschrijving was genoemd: 1,75 mijl om precies te zijn. Maar toch kwam de peninsula (die lange uitstekende rotsrichel) maar niet in beeld, we liepen nog steeds beneden in de canyon. Wel zagen we, een stukje boven ons in de rotswand, een enigszins vervallen bouwwerk. Hé, dat leek wel een kiva…… sterker nog: het waren meerdere kiva’s op een rij! En op dat moment wist ik met zekerheid dat dat gevoel, dat al ergens in mijn achterhoofd zat te zeuren, terecht was. We zaten niet op de trail naar The Citadel, maar op de Seven Kiva’s Trail!! Tja, nu we hier toch waren moesten we die Seven Kiva’s natuurlijk wel even van dichterbij gaan bekijken.
Die oude, vervallen ruïnes hebben een sterke aantrekkingskracht op ons. Zeker als ze zo midden in de ongerepte natuur liggen, ver van het massatoerisme. ’t Geeft me het gevoel dat ik honderden jaar terug ga in de geschiedenis, ik vind ’t prachtig om op zo’n historische plek stil te gaan zitten en die ervaring tot me door te laten dringen. De eerste kiva was nog redelijk goed in tact, dat was dus ook meteen de mooiste van het zevental. Bij de laatste kiva’s was de oorspronkelijke constructie nauwelijks nog herkenbaar, zo ver waren die vervallen. Sommige stukken van het gebied waren door de BLM afgezet met paaltjes en kettingen. Die paaltjes stonden los, we konden ze dus wel verzetten. Maar dat hebben we alleen maar even gedaan om de kiva te kunnen fotograferen zonder dat ze hinderlijk in de weg stonden, uiteraard zijn we niet het afgezette gebied in gegaan en hebben we de paaltjes daarna weer netjes teruggezet.
Altijd speurt Hans in de omgeving van Anasazi Ruïnes de rotswanden af, de kans dat er petroglyphs of pictographs te vinden zijn is dan immers heel groot. En jaar hoor, Bingo!, helemaal aan het eind van de richel waarop de kiva’s stonden zag hij The Falling Men Petroglyph. Een paar mannetjes die – zo interpreteerden wij de tekening tenminste – met hun hoofd naar beneden van de richel af vielen. Even voor alle duidelijkheid: die naam – Falling Men Petroglyph – hebben we daar dus zelf ter plekke verzonnen.
Volgens onze GPS zaten we nu wel dicht in de buurt van The Citadel. Dus ook al zaten we niet op de beoogde trail, misschien was het toch wel mogelijk om de peninsula vanaf deze plek te bereiken. En er stonden voorbij The Seven Kiva’s nog steeds cairns, we zagen op de zanderige gedeeltes ook voetstappen. Dus natuurlijk zijn we verder gelopen…. Het leek er op dat we nu via de rotswand aan de rechterzijde omhoog zouden moeten klimmen, en zo kwamen we op een pad terecht dat op de rotswand lag, een stuk boven de bodem van de canyon maar nog wel ver onder de canyonrand. ’t Was een vrij pittig stuk om te lopen, zoeken naar het juiste pad, dalen en klimmen, al te smalle stukjes vermijden….. Kortom, een héérlijke trail. En het werd nog mooier toen we helemaal onverwacht op een prachtige petroglyph werden getrakteerd, die stond op een rotsblok die ooit uit de wand moet zijn losgeraakt en naar beneden is gevallen. Normaal zoeken we altijd op de wanden, maar deze petroglyph lag dus zomaar aan onze voeten!
Hans raadpleegde de GPS. ‘Nog 200 meter, schat ik’, zei hij. ‘We moeten alleen nog even rechts om die rotswand heenlopen.’ We liepen het waypoint, dat nu naast ons lag, voorbij, en maakten daarna een ruime bocht naar rechts. Dit deel van de hike was weer vlak, en dat was na al dat geklauter ook wel weer fijn. We liepen weer een heel stuk, en belandden in een droogstaande wash die vol lag met losse keien. Daar konden we opnieuw naar rechts, we liepen dus in een U-vorm. Opnieuw vertelde Hans dat we zo’n 200 meter van ons doel verwijderd waren….. ’t leek wel of er omheen liepen. En ja hoor, dat was dus precies waar we mee bezig waren: we liepen om The Citadel heen. The Citadel die hoog boven ons hoofd helemaal onbereikbaar lag te wezen!!
Hans heeft nog gezocht of hij niet ergens een plek kon vinden waar we naar boven zouden kunnen klimmen. Als hij alleen zou zijn geweest, dan had hij zeker een poging gedaan. Maar ja, ik was er ook bij en met mij op sleeptouw was de klim niet haalbaar, zo moest hij concluderen. Sorry…….
We moesten via dezelfde route terug naar de trailhead. Qua afstand viel het nog wel mee, wat we hadden gelopen. Maar het was natuurlijk geen recht toe recht aan pad, ons wandeltempo lag dan ook erg laag. Ik had ook regelmatig even een pauze nodig om mijn voeten wat rust te gunnen, en het kostte dan ook allemaal flink wat tijd. Het was al halverwege de middag, en dat terwijl we voor deze hike (of, beter gezegd: voor de hike naar The Citadel) maar een uurtje of drie hadden uitgetrokken. Ik had erge dorst, maar ik durfde toch niet te veel te drinken. We hadden immers ook maar voor een uurtje of drie water meegenomen! Het laatste deel van de trail bestond uit de steile klim naar boven. Dat was hard werken, ook Hans vond dit stuk nu toch best wel pittig. We waren dan ook blij toen we eindelijk weer boven stonden, en een paar minuten later onze auto bereikten. En wat is dat koude water uit de koelbox dan toch ongelooflijk lekker…. |
|
 |
|
We hadden dan weliswaar niet ons doel bereikt, maar toch waren we dik tevreden met deze dag. Allebei hadden we het gevoel dat we deze Seven Kiva’s Trail waarschijnlijk veel mooier was dan The Citadel Trail. Die avontuurlijke klimpartijen, het echt IN de canyon zijn in plaats van er alleen maar in te kijken, en dan die prachtige kiva’s. We hadden het super naar onze zin gehad. Maar natuurlijk waren we nog wel nieuwsgierig of we zouden kunnen uitvinden wat we aan het begin verkeerd hadden gedaan. Nou, dat was niet moeilijk, want slechts enkele meters van onze auto vandaan vonden we een cairn die het begin van de andere trail aanduidde. Handig om te weten voor als we ooit besluiten om toch ook The Citadel eens te gaan bekijken.
Voor deze dag hadden we nog een aantal andere bestemmingen op ons lijstje staan. Natural Bridges National Monument bijvoorbeeld, Goosenecks State Park en Valley of the Gods. Maar het was al bijna vijf uur toen we de verharde weg weer bereikten, en we hadden geen van beiden de energie of de inspiratie om nog meer te gaan ondernemen. Lekker terug naar ons mooie motel dus. Waar Hans nog even hard moesten werken – foto’s backuppen en uitzoeken voor ons live reisverslag – terwijl ik lekker lui met m’n e-reader buiten van de zon heb zitten genieten. |
|
Dag 8 : zaterdag 10 mei: mexican hat - valley of dreams - king of wings - farmington |
|
Gereden: 274 mijl
De weersvoorspelling baarde ons zorgen. Vandaag zou het nog wel meevallen, maar vanaf morgen werd er voor een groot deel van Utah en New Mexico koud en regenachtig weer verwacht. En – ik heb het al veel vaker geschreven – regen en dirtroads, dat gaat niet samen!
We hadden tijdens deze vakantie al diverse keren meegemaakt dat het niet helemaal wilde lukken met onze plannen. En ook deze ochtend begon niet al te best. Vlak bij Mexican Hat ligt de Snake House Ruin, die we via een vrij korte dirtroadrit en een eenvoudige wandeling zouden kunnen bereiken. We hadden nog slechts enkele tientallen meters over die dirtroad gereden, toen we al een flinke zandbak tegenkwamen. Een beetje los zand durven we heus wel aan, maar dit was toch echt wel op het randje van ‘gaat net lukken’ en ‘doe maar niet’! Hans is de auto uitgegaan om te kijken hoe de route er voorbij het losse zand bij lag, en hij stuitte direct al op een flinke wash out. Dat gaf niet veel vertrouwen voor de rest van de route….. Ons overleg duurde maar heel kort, allebei waren van mening dat we de Snake House Ruin onder deze omstandigheden liever oversloegen. Maar dat betekende dus wel dat we nu ineens wat tijd in de planning over hadden. Hans kwam met een onverwacht voorstel: Was ’t een goed idee om vandaag al naar Valley of Dreams en The King of Wings te gaan?? Ja, dat was zeker een goed idee!! Stel je voor zeg dat vanaf morgen de dirtroads in New Mexico niet begaanbaar zouden zijn. The Snake House Ruin overslaan vonden we niet zo erg, maar Valley of Dreams en The King of Wings wilden we toch wel héél graag zien.
Dus: gas er op, en rijden naar New Mexico. Enkele uren later en vele mijlen verder parkeerden we onze auto naast een heel smal pad, zomaar ergens in de uitgestrekte open vlakte van de San Juan Basin. Het kostte ons vandaar nog zo’n 30 minuten om naar Valley of Dreams te lopen, het plateau waarop heel veel grillig gevormde rotssculpturen staan. En wat hebben ze toch weer een perfecte naam voor dat gebied gekozen, dit was echt een droomwereld…. Valley of Dreams is maar klein, maar toch hebben we er met gemak twee uur vol gemaakt… we konden zoals zo vaak weer niet stoppen met fotograferen. Ik had trouwens nog wel geluk daarmee: het bandje van mijn fototoestel was aan één kant zomaar spontaan losgeraakt. Ik voelde het ineens langs mijn nek schuiven, en in een reflex greep ik het vast. Nét op tijd….. op het moment dat het fototoestel nét de rotsbodem raakte, had ik het bandje te pakken. Als ik ook maar een tiende van een seconde later zou zijn geweest, dan had ik waarschijnlijk geen foto’s meer kunnen maken van de Alien Throne, het onbetwiste hoogtepunt van Valley of Dreams. En van al die andere prachtige rotsformaties die daar te bewonderen zijn.
We liepen terug naar de auto, het was iets na tweeën toen we daar weer aankwamen. Met flinke honger…. we hadden na ons ontbijt niets meer gegeten. Hans verzette de auto een stukje, zodat we een beetje beschut konden gaan zitten om wat brood te smeren. Zo nu en dan kwam er een windvlaag voorbij, niets aparts hier in deze tijd van het jaar. Maar plotseling werd die wind toch wel héél erg heftig, onze auto schudde ervan, de wind rukte aan onze kleren…. We hadden echt iets van Wow, wat gebeurt hier? Het duurde maar een paar seconden, rechts van ons zagen we een dust devil die over het open veld van ons vandaan waaide. Die had ons dus vol geraakt! |
|
 |
 |
 |
|
Een paar jaar geleden verschenen de eerste foto’s van The King of Wings op internet. Locatie: geheim!! Tja, zoiets moet je natuurlijk niet zeggen tegen bijzondere-plekjes-jagers zoals wij, het prikkelt je enorm om dan tóch te proberen de juiste te plek te achterhalen. In 2008 had zo’n zelfde uitdaging ons ook maandenlang bezig gehouden, toen waren we er met veel moeite in geslaagd om de juiste naam en locatie van een prachtige groep rotsen te vinden. En juist omdat we er zoveel tijd en moeite in hadden gestoken, was het destijds een geweldige ervaring toen we Red and White Canyon, inmiddels publiekelijk bekend onder de echte naam Blue Canyon, voor ons zagen opdoemen. The King of Wings bleek echter nog moeilijker te vinden dan Blue Canyon. Dat de rotsformatie in de San Juan Basin lag was van het begin af aan wel duidelijk. Maar ja, die San Juan Basin is wel héél erg groot! In het begin dachten we dat we in de buurt van Bisti Badlands zouden moeten zijn, maar een piepklein berichtje ergens op een Engelstalig forum leek er op te wijzen dat we bij Ah-Shi-Sle-Pah moesten zijn. Ik bestudeerde het reisverslag van iemand die foto’s had gepubliceerd, als ik keek naar het tijdstip waarop de foto’s waren gemaakt en de afstanden die hij had afgelegd, leek dat inderdaad mooi overeen te komen met ons Ah-Shi-Sle-Pah idee. In 2011 gingen we met onze bevindingen naar een BLM-kantoor in Farmington. De man die ons daar te woord stond mocht ons geen informatie geven, maar hij gaf ons – door stilzwijgend zijn vinger net ten noorden van Ah-Shi-Sle-Pah op de kaart te leggen – een duidelijke hint dat we wel degelijk goed zaten. Vandaar dus dat we destijds al een poging hebben gedaan om The King te vinden. Een mislukte poging….. al weten we nu dus wel dat we er destijds wel héél dicht bij zijn geweest!
In dit internettijdperk blijft uiteindelijk geen enkele plek geheim. Dus ook niet die van The King of Wings: in 2012 publiceerde een Duitse toerist de juiste locatie, compleet met waypoints. Tja, nu wisten we dus eindelijk waar dat ding lag, maar toch konden we er nog niet naar toe. Want in 2013 zaten we in de staten Washington en Oregon, en dat was zelfs voor ons toch net een beetje te ver rijden….. Maar vandaag was het dan eindelijk zo ver: we zouden The King of Wings nu toch echt kunnen gaan bekijken!
Hoewel het terrein waarover we naar The King moesten lopen eenvoudig begaanbaar was, had ik het toch best wel zwaar tijdens deze hike. Mijn voeten protesteerden tegen deze nieuwe belasting, maar ja…. ik ging het natuurlijk niet opgeven nu we er na al die jaren zo dichtbij waren. Op gegeven moment sprak Hans me moed in: “Nog maar 200 meter, volgens de GPS!” Hé, wanneer had ik dat vaker gehoord?? O ja, gisteren, toen we voortdurend ‘nog maar 200 meter’ van The Citadel vandaan waren! We liepen nog een stukje verder, maar nog steeds zagen we geen King of Wings. Hans plantte me ergens op een heuveltje neer, ik moest verplicht pauze houden terwijl hij verder ging zoeken. Niet veel later kwam via de portofoon dan toch echt het verlossende bericht: hij had ‘m gevonden!
Natuurlijk was ’t prachtig om deze lange uitstekende rotspunt nu eindelijk zelf te kunnen zien, we hadden immers al zo lang naar dit moment uitgekeken. Maar stiekem moesten we toch wel bekennen dat het nóg mooier zou zijn geweest als het destijds, in 2011, al zou zijn gelukt om de juiste plek te vinden. De magie was er nu een beetje vanaf…. The King of Wings was absoluut een prachtige ervaring, we hadden dit zeker niet willen missen. Maar een absoluut hoogtepunt, zoals bijvoorbeeld Yant Flat of – eerder deze dag – Valley of Dreams, was het niet voor ons.
Tja, dan moet je ook nog terug met die zwaar vermoeide voeten. Pittig hoor. Kort voor we de auto weer bereikten liepen we een stuk langs een hek af; daar stond een oude man die druk bezig was met het repareren van een gat in dat hek. Hij schrok zowaar van ons…. hij merkte ons pas op toen we al heel dicht bij hem waren en dat terwijl we toch echt over een heel open terrein liepen. ’t Was zwaar werk dat hij daar zo in z’n eentje stond te verrichten…. aan zijn verweerde gezicht konden we wel zien dat hij al vele jaren heel wat uren in de zon heeft doorgebracht. Hans maakte nog even kort een praatje met hem, terwijl ik met mijn blik op oneindig doorsjouwde. Als ik nu nog zou zijn gestopt, dan weet ik niet of ik mijn voeten weer aan de gang zou hebben gekregen….
Het was al 7 uur in de avond toen we eindelijk Farmington bereikten. We reden maar meteen naar het motel waar we eerder al eens hadden overnacht, de Travelodge. Destijds vond ik dat al een heel matig motel, maar wel lekker goedkoop. Maar het leek wel of het nu nog wat verder was afgezakt, de vorige keer vond ik het nog net acceptabel maar deze keer had ik er eigenlijk spijt van dat we hier weer een kamer hadden genomen. Nou ja, voor één nachtje was dat nog geen ramp. |
|
 |
|
Dag 9 : zondag 11 mei: farmington - petroglyph NM - Sant Fe - Espanola
|
|
Gereden: 300 mijl
’t Was droog toen we opstonden. Maar daar was dan ook alles mee gezegd…. rondom Farmington zagen we aan alle kanten donkere wolken opdoemen. Vooral in het noorden zag het er bar en boos uit, daar regende het flink. Volgens The Weather Channel zou het rondom Albuquerque en Santa Fe nog wel vrij goed weer zijn, en omdat we daar tijdens deze vakantie sowieso nog naar toe wilden was de keuze heel eenvoudig: op naar het zuiden! We hoopten dat we onderweg nog een stel badlands zouden kunnen bezoeken. Maar die hoop werd snel de bodem in geslagen, we zagen de regenbuien al van verre boven het door ons beoogde gebied hangen.
Maar in Albuquerque was het prachtig weer! We reden direct door naar Petroglyph National Monument, het park waar – de naam zegt het al – heel veel rotstekeningen te bewonderen zijn. Het zou te veel zijn om alle trails daar te gaan doen, we moesten dus een keuze maken. Op grond van de informatie die we op internet hadden opgezocht hadden we niet echt kunnen bepalen welke trails het meest interessant zouden zijn. We gingen dus eerst maar eens informatie inwinnen bij het Visitor Center. De ranger vertelde dat een deel van het park tijdelijk voor het publiek afgesloten was, daarmee werd onze keuze meteen al een heel stuk makkelijker. Want de twee delen die nog wel open waren, de Boca Negra Unit en de Piedras Marcadas Canyon, vielen prima met elkaar te combineren.
Eerst gingen we naar de Boca Negra Unit. Dit is het meest bezochte deel van het park, er liggen daar drie ultrakorte trailtjes midden tussen kleine vulkanische rotsblokken. Op die rotsblokken zijn enkele honderden rotstekeningen te zien, we zagen mensachtige figuren, pijlen, een soort vogel, een slang, en vooral ook veel wat meer cryptische afbeeldingen waar we niet echt iets in konden herkennen. “Some images are recognizable by us today…”, zo stond er op een informatiebord te lezen, “however, their original meanings were known only by the carver and by those who travelled and lived during that time period.” Met that time period wordt de periode tussen de jaren 1300 en 1600 bedoeld, de meeste afbeeldingen zijn toen door de Ancestral Pueblo people in de rotsen gekerfd.
De drie delen van het park liggen een stuk van elkaar vandaan, voor de Piedras Marcadas Canyon moesten we dus weer de auto in. We parkeerden op een kleine parkeerplaats ergens zomaar in een woonwijk aan de rand van Albuquerque, en liepen daarna langs de achterzijde van de huizen via een zandpad het park in. Het pad was ruim 1 kilometer lang, rechts ervan lag een rotswand waar we via korte zijpaden naar toe konden lopen. Ook hier lagen weer veel losse rotsblokken, en daarop stonden ontzettend veel rotstekeningen. Het zijn er duizenden, zo had de ranger in het Visitor Center ons verteld. Daar zitten dan wel veel hele kleine krabbeltjes tussen, die – eerlijk is eerlijk – niet echt interessant waren om te zien. We werden eigenlijk pas echt enthousiast toen we het laatste deel van de trail bereikten, daar zaten veruit de mooiste petroglyphs. We waren dan ook blij dat we toch het hele stuk hadden gelopen, de laatste twee stopplaatsen waren zeker de moeite waard.
Via de snelweg rijd je in een goed uur van Albuquerque naar Santa Fe. Dat stadje hadden we in 2008 al eens heel kort bezocht, maar we hadden toen nog geen foto’s gemaakt van de wijk waarin veel oude adobe-woningen liggen. Met behulp van TomTom reden we nu meteen naar het goede deel van de stad toe. Daar hebben we op ons dooie gemak een tijdlang rondgeslenterd, uiteraard met onze fototoestellen in de aanslag. Het bracht ons precies waar we op gehoopt hadden: oude poorten, sfeervolle ramen, kleurrijke deuren met ristras ernaast (dat zijn de rode chili peppers die daar als decoratie hangen). Er zijn in deze wijk veel kunstgalerieën gevestigd, het was dan ook niet gek dat we ook nog een plein met enkele erg mooie beelden tegenkwamen. We genoten zo van deze wandeling dat we eigenlijk maar nauwelijks in de gaten hadden hoe laat het ondertussen al was geworden. Zeven uur ’s avonds….. de hoogste tijd dus om de auto weer op te gaan zoeken. Want we wilden niet in het dure Santa Fe overnachten, maar in het goedkope Espanola waarvan de ligging veel gunstiger was voor onze bestemming van morgenvroeg: de High Road to Taos. Een half uurtje later kwamen tot de conclusie dat ‘goedkoper’ in dit geval opnieuw ‘een heel matig motel’ betekende. Ach, ten opzichte van de Travelodge waar we afgelopen nacht hadden geslapen viel ’t nog mee…. gordijnen dicht en ogen dicht….. en dan merk je er niks meer van dat je niet een een viersterren hotel ligt. Toch?! |
|
Dag 10 : maandag 12 mei
: Espanola - High Road to Taos - Window Rock |
|
Gereden: 327 mijl
Ja hoor, daar staat echt dat we driehonderd en zeventwintig mijlen hebben gereden, op die maandag de 12de mei. En dat na de toch ook niet echt korte ritjes van de daaraan voorafgaande dagen…… ’t Was niet echt een vrije keuze hoor; het waarom van die vele uren in de auto leg ik hieronder wel uit.
Als je zoveel rijdt, dan moet je ook regelmatig gaan tanken. Vandaar dus dat onze eerste stop van deze dag bij een tankstation was. Tijdens onze eerste vakanties konden we altijd probleemloos met onze creditcard tanken, maar tegenwoordig komt het steeds vaker voor dat we eerst met de creditcard naar binnen moeten. Uiteraard kijken we vooraf altijd of het bij de pomp zelf lukt om de creditcard te gebruiken. Deze keer ging dat wel wat vreemd, eerst kwam er een melding dat de kaart niet geaccepteerd werd en meteen daarna, nog in diezelfde seconde, zagen we dat de pomp toch was vrijgegeven. Okay…. dan gaan we gewoon tanken, natuurlijk. Op het moment dat we voor 20 dollar hadden getankt, stopte de pomp abrupt. Tegelijkertijd bleek er ook iets mis te zijn bij de pomp naast ons, er stond daar een man die verwachtte dat hij kon gaan tanken, maar zijn pomp bleef geblokkeerd. We vermoedden dat de medewerker van het tankstation de verkeerde pomp had vrijgegeven, en dat de 20 dollar waarvoor wij net hadden getankt dus afgeschreven zouden gaan worden van de creditcard van die andere man. De medewerker werd erbij gehaald, maar hij wist niet wat hij met de situatie aan moest. “Rijd maar door”, zei hij, en dat hebben we dus maar gedaan. Mét de 20 dollar aan benzine in onze tank die, zoals we al verwachtten, nooit van onze creditcard zijn afgeschreven.
El Santuario de Chimayo is een klein rooms-katholiek kerkje dat werd gebouwd in het jaar 1816. Tegenwoordig is het een belangrijke bedevaartplaats, jaarlijks wordt het kerkje door zo’n 30.000 pelgrims en daarnaast ook nog door vele toeristen bezocht. Vandaag hoorden wij bij die laatste categorie, ruimschoots voordat het kerkje voor het publiek open zou gaan reden wij het bijbehorende terrein op. De zon scheen volop, maar het was nog wel ontzettend koud. Rondom het kerkje was al heel veel te zien. Zoals een hek van gaas, dat helemaal vol hing met zelfgemaakte kruisjes. De meeste ervan waren heel eenvoudig, soms bestond het uit niet meer dan twee takjes die met een touwtje aan elkaar waren gebonden. Maar er zaten er ook bij die meer opvielen, op sommige kruisjes stond een kleine boodschap ter nagedachtenis aan een dierbare overledene, andere kruisjes waren opgesierd met een handwerkje of kleurrijke kralenketting. Aan de andere zijde van het terrein stond een rij van zeven grote stenen kruisen, elk onder een stenen boog. Ook hier waren diverse zelfgemaakte kruisjes opgehangen. Verder zagen we nog een paar kleine kapelletjes, ontzettend kleurrijk met bloemen, kaarsjes en vooral ook heel veel kralenkettingen. Het was echt leuk om overal de mooiste details te zoeken.
Maar het voornaamste was natuurlijk El Santuario de Chimayo zelf, direct toen de deuren openzwaaiden liepen wij - met onze fototoestellen in de aanslag – naar binnen toe. Eerst zagen we het werkelijk schitterende interieur, en meteen daarna het bordje met de mededeling “Photography prohibited”. Balen….. BALEN met dikke vette hoofdletters…… De mooie houten bankjes, het rijk versierde altaar, de vele andere details….. het was echt prachtig om te zien. We hebben er zeker van genoten, maar toch…. het deed wel pijn dat we al dat moois niet op de foto vast mochten leggen.
Rondom het kerkje stonden nog enkele andere gebouwen die we ook van binnen hebben gezien. Het meest opvallend was een wand die helemaal vol hing met foto’s, bidprentjes en persoonlijke verhaaltjes. Op een bordje stond een uitnodiging om zelf ook een foto van een geliefd persoon bij het Welcome Center af te geven, en ook het verzoek om te bidden voor de mensen wiens foto al op de wand waren gehangen. We liepen nog een laatste rondje over het terrein van de kerk, en besloten toen om de auto maar weer eens op te gaan zoeken. Want dit was immers nog maar het begin van de High Road to Taos, we hoopten vandaag nog veel meer mooie kerkjes en andere pittoreske plekjes tegen te komen.
En die zouden we, volgens onze beschrijving, allereerst tegen gaan komen in het kleine plaatsje Truchas. Maar, om eerlijk te zijn, wij waren het met die omschrijving niet eens. Het plaatsje had een heel armoedige uitstraling, en armoedig en pittoresk zijn wat ons betreft niet synoniem aan elkaar. Wat ook niet mee hielp, dat was het weer. Vanochtend in Chimayo had de zon nog volop geschenen, maar inmiddels was er geen zon meer te bekennen. Het was somber en grijs weer, en ijzig koud. We hebben buitenzijde van de twee kerkjes die we in Truchas zagen nog wel gefotografeerd (de binnenzijde kon niet, beide kerkjes waren gesloten), maar echt geïnspireerd waren we niet. We hoopten dat er voorbij het tweede kerkje nog wat fotogenieke plekjes te zien zouden zijn, en reden dus nog een stukje verder. Tevergeefs, al snel lieten we de bebouwing achter ons en werd het duidelijk dat we beter om konden draaien. Precies daar maakten we ons leukste Truchas-momentje mee: er kwam ons een auto tegemoet met een camera op het dak. Hé, Google Earth was bezig om Truchas op de kaart te zetten, zou die ons ook hebben gefotografeerd? Een tijdje later, toen we weer in Nederland waren, hebben dat natuurlijk wel even gecheckt. We herkenden de huizen en de kerkjes die we in Truchas hadden gezien, het weggetje waar wij reden toen we de auto tegenkwamen was ook makkelijk terug te vinden. En ook die donkere grijze wolken kwamen ons maar al te bekend voor. Maar helaas….. onze auto en dus ook wij zelf hebben de Google Earth-plaatjes niet gehaald.
Onze volgende stop was in het plaatsje Trampas. Daar stond een mooie oude adobekerk, de San Jose Lucia Catholic Church. Bouwjaar: 1760. Ook hier konden we niet naar binnen toe, dus moesten we ons weer – blauwbekkend van de kou – beperken tot het maken van foto’s van de buitenzijde. Terwijl we daarmee bezig waren, begon het te sneeuwen. En het werd er niet beter op toen we verder reden, de laatste restjes blauwe lucht waren nu definitief verdwenen en onze stemming daalde net zoals de temperatuur tot het nulpunt. We hadden er allebei helemaal geen zin meer in, de High Road to Taos was voor ons echt een dieptepunt van de vakantie!
We besloten om de rit af te breken, en terug te gaan naar….. ja, waarnaar eigenlijk….. we hadden niet direct een alternatief voorhanden. Eerst maar eens vanuit de bergen terug naar het dal, toen de Highway weer in zicht kwam zagen we vrijwel direct een Subway. En omdat buiten picknicken uiteraard geen optie was, zijn we daar een broodje gaan eten. En gaan overleggen: hoe vullen we de rest van de dag? Winkelen in Santa Fe of Albuquerque? Uh, nee…. winkelen is saai…… Toch nog gaan hiken ergens in de badlands? Nee hoor, gaat niet door, ook daar hangen dikke wolken…… Uiteindelijk besloten we om dan maar afstand te gaan overbruggen, eigenlijk hadden we pas de volgende dag naar Window Rock in Arizona willen rijden, maar ach, dat doen we dan vanmiddag wel even. En zodoende stonden er dus tegen de avond maar liefst 327 mijlen op onze dagteller.
In Window Rock hadden we nog één belangrijke opdracht: permits halen voor een bezoek aan de Burnham Badlands. Maar toen we net voor sluitingstijd van het bureau van de Navajo Nation binnenliepen, keken ze ons maar vreemd aan toen we om die permits vroegen. “Dat gebied valt helemaal niet onder onze jurisdictie”, zo kregen we te horen. En dat terwijl we toch echt op internet hadden gelezen dat we daarvoor in Window Rock moesten zijn! Tja, wat moesten we morgen nu doen? Het er maar op wagen, en zonder permits naar het gebied toe gaan? Of kijken of we die ergens anders nog zouden kunnen verkrijgen? Het was een probleem dat we zo laat op de dag zeker niet meer op zouden kunnen lossen.
We hebben de dag afgesloten met een korte fotosessie bij de natuurlijke rotsboog waaraan het plaatsje haar naam te danken heeft. Window Rock, dus. En, helemaal passend bij het verloop van deze dag, het licht was niet echt goed dus Hans was bepaald niet tevreden met de fotografiemogelijkheden. Maar gelukkig kunnen we nog wel één positieve noot aan het verslag over deze dag toevoegen: het motel was vele malen beter dan de motels waar we de afgelopen twee nachten hadden doorgebracht. Al was het dan wel net zo duur als die twee samen, dat dan weer wel! |
|
Dag 11 : dinsdag 13 mei
: window rock - venus & cleopatra - burnham badlands - farmington |
|
Gereden: 181 mijl
We ontbijten maar een heel enkele keer in het motel waar we hebben overnacht, meestal stelt zo’n ontbijt niet veel voor en bovendien is het veel leuker om buiten te picknicken. Maar dat laatste was niet echt een optie vandaag, picknicken terwijl de temperatuur nog onder het nulpunt ligt is immers niet echt aantrekkelijk. En bovendien bood de Quality Inn een uitzonderlijk goed ontbijt, compleet met bediening aan tafel! De keuze was dus heel eenvoudig: we hebben ons flink tegoed gedaan aan de scrambled eggs met bacon en aan de hashbrowns.
Als we het weerbericht mochten geloven, dan zou het vandaag weliswaar koud zijn, maar wel droog. En dat was, na dat vreselijke weer van gisteren, natuurlijk heel goed nieuws. Dus vol goede moed stapten we in de auto en reden we naar onze eerste bestemming van vandaag: de dames Cleopatra en Venus. Dat zijn twee alleenstaande rotspilaren, smal en vooral ook heel hoog. Cleopatra lag op een kleine 2 kilometer van de weg vandaan, en dwars door het open veld heen liepen we naar haar toe. Het terrein was heel eenvoudig begaanbaar, de wandeling ging dan ook best wel vlot. Kort voor we de naaldrots bereikten moesten we nog wel twee washes door, even kijken waar we naar beneden konden en dan direct daarna ook nog de beste plek zoeken om weer naar boven te klimmen… het bleek gelukkig geen enkel probleem te zijn. En toen stonden we dan aan de voet van Cleopatra….. bíjna aan de voet moet ik schrijven want omdat er een hek stond konden we niet helemaal tot aan de rots lopen. Jee, wat was ze groot zeg. Echt enorm! En ook heel fotogeniek, mede dankzij een rotsrichel aan de achterzijde waarop enkele kleine rotspunten stonden. Dit was echt een zeer geslaagd begin van deze dag. En natuurlijk hadden we ook Venus nog tegoed: we liepen terug naar de auto, reden even een bochtje om, en daar zagen we ook haar al staan. Nog veel dichter bij de weg dan Cleopatra, we hoefden deze keer maar een paar minuten te lopen. Ook Venus was gigantisch groot, ik heb nog wel geprobeerd om op internet op te zoeken of daar ergens vermeld staat hoe hoog beide dames zijn, maar helaas, het is me niet gelukt de juiste informatie te vinden. Dus, als iemand zich geroepen voelt om na te meten hoe ver Cleopatra en Venus de lucht insteken, wij zijn zeer benieuwd naar de uitkomst… Nu zullen we het dus moeten doen met een foto om te laten zien hoe groot ze zijn! Als je héél goed kijkt zie je mij ook nog ergens staan……. ik ben dat stipje met die blauwe jas aan.
Via State Route 134 reden we naar het oosten toe. Een gedeelte van die weg ligt best hoog, en mede daardoor was het een heel afwisselende rit. We begonnen met een mooi rood rotslandschap, daarna reden we door een bosrijk gebied waar – tussen de bomen door – lavarotsen te zien waren. En tijdens het laatste stuk van deze rit werden we getrakteerd op een zeer weids uitzicht over de uitgestrekte San Juan Basin. Hier en daar zagen we – heel in de verte – grote alleenstaande rotsen liggen. In één daarvan herkenden we heel duidelijk de bekende Shiprock, een blik op de kaart leerde ons dat die op dat moment toch nog wel zeker 40 mijl van ons vandaan lag. Via State Route 491 gingen we nog een stuk naar het noorden, en daarna draaiden we de kleine Indian Route 5 op. Met als doel: de Burnham Badlands. Onderweg kwamen we langs een Chapter House, dat is een soort gemeentehuis waar lokale bewoners voor administratieve zaken terecht kunnen. Tja, we hadden géén permit voor een bezoek aan de Burnham Badlands, terwijl we die volgens onze informatie toch echt wel nodig hadden. We besloten dan ook om maar eens bij dat Chapter House naar binnen te lopen, van de ene kant een beetje met de angst dat ze zouden zeggen dat de Burnham Badlands helemaal off limits zouden zijn voor toeristen, aan de andere kant met de hoop dat we hier alsnog een legaal bezoek aan het gebied zouden kunnen regelen. Geloof me, we werden héél vreemd aangekeken toen we het kantoortje binnenstapten. Er zaten diverse Navajo Indianen op een bankje te wachten, en wij vielen als blanke westerlingen behoorlijk uit de toon. Een dame achter de balie stond ons heel vriendelijk te woord. Maar aan een permit kon ze ons niet helpen, ze had er echt nog nooit van gehoord dat je een permit nodig had om in deze regio te gaan hiken. Met andere woorden: het was dus geen enkel probleem als wij zonder permit naar de Burnham Badlands zouden gaan.
Kijk, dat was goed nieuws. We stapten weer in de auto, en reden met behulp van onze routebeschrijving en de GPS naar de trailhead toe. Het was wel vreemd dat we enkel en alleen maar een vlak en met struiken begroeid landschap zagen, er was geen enkele badlandheuvel te zien. Zelfs niet toen we de kleine oliebron, waarnaast we de auto zouden moeten parkeren, al in zicht kregen. Pas op het allerlaatste moment zagen we de zeer brede en diepe Brimhall Wash, de badlands lagen hier letterlijk aan onze voeten! Het was één grote uitgestrekte zee van gladde ronde heuvels, met grijze, gele en roestbruine tinten, waar we vanaf de parkeerplaats dus bovenop keken. Ik wil niet beweren dat het een spectaculair mooi gebied was, maar het had toch wel een heel eigen charme. We vonden het prachtig om te zien.
Behalve het waypoint voor de parkeerplaats, hadden we geen specifieke aanwijzingen. We zijn daarom maar op goed geluk naar beneden gelopen, we zouden wel zien waar we terecht zouden komen. In het begin liepen we midden tussen de heuvels door, en we zochten daarbij vooral de lagere plekken op omdat het daar makkelijker liep dan op de soms behoorlijk steile wanden. Het zag er allemaal heel onschuldig en ongevaarlijk uit…… we hadden dan ook echt niet verwacht dat we zomaar ineens een toch wel verraderlijk plekje tegen zouden komen. Er zat een sinkhole tussen twee heuvels in, een behoorlijk diep gat dat we pas zagen toen we al zowat in liepen….. In eerste instantie leek het geen probleem te zijn, het gat was niet groot en we konden er makkelijk overheen stappen. Maar meteen kwamen we een tweede sinkhole tegen, en die was veel groter….. We zagen hoe diep dat ding was, en ook dat het zeker voor mij echt niet mogelijk was om daar overheen te stappen. Ach, dan klimmen we toch even via een van de heuvels omhoog, dachten we. Hans zou het wel eens even voordoen…. hij nam een paar flinke stappen omhoog en zakte toen even hard weer omlaag….. de ondergrond was veel te zacht en de wand was veel te steil. Okay, dan zullen we terug moeten via de route waarover we zijn gekomen, dus over die eerste sinkhole heen. Voor Hans geen probleem….. maar voor mij dus wel. Van deze zijde uit was het veel lastiger om over het gat heen te stappen, het zag er zo akelig diep uit dat ik het risico echt niet aandurfde. En daar stond ik dus, gevangen tussen twee sinkholes voor en achter me en steile heuvels aan beide zijden naast me. We hadden echt even een “Wat nu??”-moment. Tot Hans op het lumineuze idee kwam om, met behulp van mijn stokken, een trapje in de wand te krabben. En ja hoor, dat lukte! Met behulp van de zo gemaakte treden kon ik langs de sinkhole af in plaats van er overheen. Dat was echt wel even een opluchting, hoor.
Na zoveel reisverslagen ontkom ik er niet aan dat ik qua tekst regelmatig eens in herhaling val. Dus als ik hier schrijf “Wij vinden het heerlijk om zomaar ergens in een mooi landschap rond te dwalen, zonder paden, zonder specifiek doel…”, dan klinkt dat vast heel bekend. Maar het omschrijft wel precies waarom een gebied zoals de Burnham Badlands zo heerlijk voor ons is. Okay, het is niet het meest spectaculaire landschap dat we ooit hebben bezocht. Maar we vermaakten ons prima, zo tussen de kleurrijke heuvels en de mooie rotsformaties. Regelmatig klommen we naar de top van een heuvel (hier heb ik het uiteraard over de net iets minder steile exemplaren), en vanaf zo’n hoog gelegen punt hadden we een prachtig zicht over de badlands. Zo zagen we pas goed hoeveel kleuren er in de heuvels zaten, en hoe mooi de rotsformaties daarin uitkwamen.
Op gegeven moment besloten we om langzaam aan maar weer eens richting de auto te gaan. Gelukkig hadden we de GPS bij ons, want anders zouden we echt geen idee hebben gehad waar die stond, we hadden geen enkel oriëntatiepunt. Dankzij de GPS wisten we dat de auto hemelsbreed gezien zelfs best wel dichtbij stond, maar uiteraard betekende dat niet perse dat we er ook snel naar toe zouden kunnen lopen. We wisten immers niet hoeveel sinkholes en onhaalbaar steile heuvels er tussen ons en de auto in zouden liggen. Misschien zouden we nog een flink eind om moeten lopen. Omdat er nergens een pad lag, zijn we maar gaan lopen in de richting die de GPS ons aangaf. En zowaar, tien minuten later stonden we al bij de auto!! Ik was er zelfs een beetje beduusd van, ik had er immers serieus op gerekend dat de terugweg ons toch wel een tot twee uur zou gaan kosten.
Toen we vanochtend uit Window Rock vertrokken, hadden we eigenlijk alleen Cleopatra, Venus en de Burnham Badlands op het programma staan. We hadden het idee dat onze dag daarmee goed genoeg gevuld zou zijn. Maar het was nu nog zo vroeg op de middag, we hadden helemaal geen zin om al naar Farmington te rijden. Normaal gesproken ben ik de reisleider, ik heb in de auto altijd een map met reisdoelen en reserve bestemmingen binnen handbereik. Maar tijdens deze reis kwamen de beste ideeën voor spontane routewijzigingen van Hans, het was zijn voorstel om ‘nog even’ naar de Bisti Badlands te rijden. En dan speciaal om daar de Cracked Eggs te gaan bekijken, die we tijdens onze eerdere bezoeken aan dat gebied hadden gemist.
En zo stonden we dus later die middag op de voor ons inmiddels welbekende parkeerplaats van ons meest favoriete badlandsgebied. Het was heerlijk weer om te hiken, helder en lekker fris. De andere keren dat we Bisti hadden bezocht, hadden we daar zomaar rondgedwaald. Net zoals zojuist in de Burnham Badlands. Maar deze keer gingen we voor één specifiek doel, de groep van heel kleine rotsblokken die als gevolg van erosie een opvallende gelijkenis vertonen met Gebarsten Eieren. Het is een van de meest bekende plekken in de Bisti Badlands, die we met onze eerdere dwaaltochten dus steeds nét hadden gemist.
Wat kunnen ze daar in de USA toch geweldige namen kiezen voor al het moois dat de natuur te bieden heeft. Cracked Eggs…. Gebarsten Eieren…. hoe kom je op het idee!? Perfect hoor, we zouden hier geen betere naam voor hebben kunnen verzinnen. Terwijl Hans zich wijdde aan zijn belangrijkste taak, foto’s maken dus, heb ik even een uitgebreide rustpauze genomen. En blijkbaar heeft die pauze prima geholpen, want ook tijdens de terugweg hielden mijn voeten zich wonderbaarlijk goed. Heerlijk hoor, om eens pijnvrij te kunnen lopen. Dat had ik echt niet verwacht, mijn voeten hadden immers al behoorlijk wat werk moeten verrichten vandaag.
Vlak voordat we Farmington bereikten hebben we nog één korte stop gemaakt, bij de San Juan Mission Cemetery. Op een bordje zagen we dat deze kleine begraafplaats werd gesticht in het jaar 1918. De meeste kruisen die op het heuvelachtige terrein stonden waren identiek aan elkaar: klein, wit, en zonder naam of andere aanduiding er op. Ze stonden zomaar kris kras door elkaar heen. Het was even zoeken naar een goede plek vanwaar de wat minder flatteuze achtergrond niet storend in beeld zou komen, heel veel fotografiemogelijkheden waren er daardoor niet. Maar met 1 of 2 geslaagde plaatjes waren we natuurlijk al ruimschoots tevreden, we konden gerust stellen dat dit korte bezoek een mooie afsluiting was van een heerlijke dag. |
|
 |
|
Dag 12 : woensdag 14 mei
: farmington - aztec arches - angel peak - farmington |
|
Gereden: 188 mijl
In het gebied ten noorden van de plaats Aztec liggen, her en der verspreid in het landschap, diverse mooie arches. Die tezamen de Aztec Arches worden genoemd. Onze zelfopgelegde doelstelling van vandaag luidde: we gaan zoveel mogelijk van die Aztec Arches bekijken. Natuurlijk hadden we thuis al wel een voorselectie gemaakt: we wilden ons in eerste instantie concentreren op de meest veelbelovende exemplaren, en alleen als we daarna nog tijd en inspiratie zouden hebben, zouden we ook de andere arches gaan zoeken.
De eerste arch die op ons programma stond was Cox Canyon Arch, die ook wel ooit Anasazi Arch wordt genoemd. Dankzij de Duitstalige site van Fritz Zehrer, een echte arches-liefhebber, hadden we een prima routebeschrijving. Door een gebied dat volop wordt gebruikt door oliemaatschappijen reden we naar de trailhead, zoals aangegeven parkeerden de auto direct achter een gasinstallatie. We twijfelden nog even flink wat voor kleding we aan zouden moeten doen tijdens onze korte hike, het was nog vrij fris maar het zag er wel naar uit dat het snel warmer zou gaan worden. Een luxe probleem dus, we waren uiteraard al lang blij dat we het slechte weer nu definitief achter ons hadden gelaten.
Fritz Zehrer had me nog wel een beetje zenuwachtig gemaakt. Want op zijn site schreef hij dat we onderweg een lastige klim van zo’n 3,5 meter tegen zouden komen. Ik was benieuwd of het mij zou lukken dit obstakel te overwinnen. Toen we op het aangegeven waypoint inderdaad een rotswandklim zagen was ik opgelucht, dit zag er echt niet moeilijk uit. Meteen daarna verdween die opluchting weer als sneeuw voor de zon, want nu pas zag ik dat we nóg een stuk omhoog moesten klimmen en deze tweede hindernis zag er heel wat lastiger uit. Omhoog zou wel gaan lukken, maar ja, straks moest ik hier ook nog naar beneden! Hans haalde me over om dit avontuur toch aan te gaan. Okay, ik ging mee naar boven. Of ik straks nog naar beneden zou durven of toch maar liever veilig boven zou blijven zitten, dat moesten we dan nog maar even afwachten!! Na de klim hoefden we nog maar een klein stukje te lopen, en daar was ie dan: onze eerste Aztec Arch. Onze verwachting werd helemaal waargemaakt, dit was echt een bijzonder exemplaar. De mooie vorm van de boog, veel groen er omheen, wat kleine rotsblokken die leuk als voorgrond konden dienen…. we waren dik tevreden.
Nadat we de nodige foto’s hadden gemaakt was het tijd om terug te gaan naar de auto. We moesten zowaar nog even zoeken waar nu precies die lastige klim naar beneden moest worden gemaakt. En, zoals gewoonlijk, ik had me weer voor niets zenuwachtig gemaakt. Gewoon even goed kijken waar ik mijn voeten moest plaatsen en op welke plekken ik me kon vasthouden, en zo kwam ik veilig en wel weer beneden.
Ook voor arch nummer 2 moesten we via een zanderige route naar de trailhead rijden. Omdat deze route veel wordt gebruikt door zwaar werkverkeer, was er sprake van flink wat spoorvorming. En dan komt je high clearance toch weer heel goed van pas, met een gewone personenauto zou dit ritje behoorlijk lastig zijn geweest. We parkeerden net voorbij een gastank, aan de rand van een slickrockplateau. Vandaar was het nog zo’n 450 meter lopen naar ons doel: Octopus Arch. De arch lag beneden ons, we keken er recht op. Ergens zouden we naar beneden moeten kunnen, maar zeker niet hier, dat was onmogelijk. Onze routebeschrijving gaf geen uitsluitsel, we moesten dus zelf op zoek. We liepen rechtsom, en dat bleek de juiste keuze te zijn. Want daar liepen we makkelijk naar beneden toe, en zo kwamen we dus onder Octopus Arch terecht. Qua vorm is die arch heel apart, zo met die twee aan elkaar vast zittende bogen. Maar als fotomodel was ‘t een ramp, we moesten recht tegen het licht in fotograferen en er stond ook nog eens een klein boompje flink in de weg. Een uitdaging dus, om toch te proberen er een zo flatteus mogelijk plaatje van te maken.
Bij de auto hebben we even uitgebreid gepicknickt. Heerlijk, dit hadden we nog niet vaak kunnen doen tijdens deze vakantie. Daarna zijn we snel weer op pad gegaan, want er stonden nog diverse arches op ons te wachten. Zoals Arch Rock, die we vonden op de bodem van een droogstaande wash, direct naast de weg. Het was een hele robuuste arch, met een stevige rotstoren er direct naast. De binnenzijde van de arch stond deels volgekrast met namen; sommigen daarvan stonden zo hoog dat we ons afvroegen hoe iemand daar ooit bij heeft gekund. Zou er ooit aan de onderzijde nog een hogere rots hebben gelegen, die inmiddels is weggespoeld? Of heeft iemand halsbrekende toeren uitgehaald om daar boven z’n naam in te kunnen krassen? We zullen het waarschijnlijk nooit weten.
Op naar arch nummer 4. Net als Cox Canyon Arch (aka Anasazi Arch) is ook deze boog onder twee verschillende namen bekend. In eerste instantie vonden we informatie onder de naam Rooftop Arch, later kwamen we voor diezelfde boog ook de naam Little Delicate Arch tegen. Vanwege de gelijkenis met die beroemde (en veel grotere) Delicate Arch in Arches National Park. Nou, om eerlijk te zijn vind ik die vergelijking wel een beetje mank gaan, echt veel lijken die twee niet op elkaar. Eigenlijk is de naam Rooftop Arch meer toepasselijk, want deze rotsboog ligt hoog bovenop een rotsplateau. En natuurlijk is het echt iets voor Hans om in zo’n situatie te besluiten om eens een stukje hogerop te klimmen, hij wilde die arch heel graag van dichterbij bekijken. Ik bleef beneden, via onze portofoons hielden we contact met elkaar. Het duurde even, maar toen kwam het bericht dat Hans had gevonden hoe hij heel dicht bij de arch kon komen. Het was te lastig om de juiste route via de portofoon aan mij uit te leggen, vandaar dat hij even terugkwam om mij op te halen. En even later zaten we dus, na wat klim- en klauterwerk, samen op een klein plateautje recht voor Little Delicate Arch. Of Rooftop Arch, wat je maar wilt. Ik was heel blij dat Hans me op was komen halen, want het was echt een prachtige plek om even lekker te gaan zitten en te genieten. Mooie arch, mooie omgeving, heerlijk weer en ook nog eens helemaal alleen op de wereld, wat wil je nog meer?
Volgens onze informatie zou zich in deze omgeving ook Drumstick Arch bevinden. Maar helaas, we vonden ‘m niet. Waar we overigens helemaal niet rouwig om waren, want deze arch was op ons lijstje al bij voorhand in de categorie ‘niet echt bijzonder’ ingedeeld. Ook van de twee volgende arches hadden we geen hoge verwachtingen. Petroglyph Arch en Peephole Arch waren wel heel eenvoudig op te sporen – de eerste lag direct naast de weg en de tweede zagen we een klein stukje verder ergens hoog in een rotswand zitten – maar ze waren inderdaad niet echt de moeite waard. Boomerang Arch stond één trapje hoger op ons prioriteitenrijtje, dus daarvoor wilden we wel weer wat extra moeite doen. Via een zijweg reden we een stuk het achterland in, en daarna moesten we een paar honderd meter via een zanderig pad omlaag lopen. Onderweg kwamen we nog een hele mooie spire tegen, heel smal aan de onderzijde en met een donkere kap op z’n kop. We schatten dat ie een meter of vijf hoog was, zo ongeveer. Maar ons belangrijkste doel van deze korte hike was dus Boomerang Arch, die hoog boven ons in de rotswand zat. We keken recht door het gat heen naar de blauwe lucht. Leuke arch hoor, die verdiende zeker een plaatsje in onze arch-hunt van vandaag.
Er stonden nu nog vier arches op ons lijstje. Maar drie daarvan bungelden daarop ergens helemaal onderaan, we hadden niet het idee dat die nog veel aan onze ervaring van vandaag zouden kunnen toevoegen. En omdat het inmiddels toch al wel behoorlijk laat aan het worden was, besloten we om die laatste drie arches niet meer te gaan zoeken. Alleen Kiss Arch, die wilden we nog wel zien. We reden opnieuw een zijweggetje in, maar daarbij stuitten we al snel op een bord met grote rode letters: “Danger! No Trespassing!” De dringende boodschap werd nog eens benadrukt met enkele rode bliksemschichten. Nou, dat liet aan duidelijkheid niets te wensen over, ook Kiss Arch zouden we vandaag niet gaan bekijken. Waarmee er dus abrupt een einde kwam aan ons Aztec Arches-avontuur.
Maar de dag was nog niet om. In het stadje Bloomfield hebben we een lekkere salade gegeten, en vervolgens zijn we doorgereden naar het recreatiegebied Angel Peak. Daar waren we in 2009 ook als eens geweest, en als je ons reisverslag van dat jaar er op na slaat, dan zie je dat we er toen bepaald niet positief over waren. Ik schrijf daar letterlijk: “Ja, er waren badlands te zien vanaf het uitkijkpunt, maar die waren in geen enkel opzicht bijzonder of speciaal. Dus als je ooit in New Mexico over State Route 550 rijdt en je ziet het bordje Angel Peak staan, geen aandacht aan schenken en gewoon lekker door blijven rijden!” Wat hadden wij het toen verkeerd gezien, zeg!! Een paar maanden geleden, tijdens onze voorbereidingen voor deze reis, waren we op een aantal zeer mooie foto’s gestuit die blijkbaar in dit gebied waren gemaakt. Naar aanleiding daarvan zijn we toch maar eens wat meer informatie gaan zoeken, en wat blijkt: we zijn destijds in 2009 veel te snel gestopt. Want de weg loopt voorbij dat eerste, niet zo bijzondere uitkijkpunt nog 8 mijl verder, er zijn diverse stopplaatsen vanwaar je dus echt een prachtig zicht hebt over de uitgestrekte badlands. Met als blikvangers de rotsformaties Castle Rock en – uiteraard – Angel Peak. Deze keer hebben we natuurlijk wel de volledige 8 mijlen tot aan het laatste uitkijkpunt gereden, en hebben we onderweg diverse stops gemaakt. Ons advies is nu echt 100% tegengesteld aan dat van vijf jaar geleden: “Als je ooit in New Mexico over State Route 550 rijdt en je ziet het bordje Angel Peak staan, neem dan zeker de tijd om die weg in te rijden en ga genieten van dit prachtige badlandslandschap!” |
|

Angel Peak (New Mexico) |
|
Dag 13 : donderdag 15 mei
: farmington - ah-shi-sle-pah - valley of the gods - goosenecks sP - mexican hat |
|
Gereden: 310 mijl
Ik had niet verwacht dat ik dit nog ooit zou schrijven, maar hier komt ’t dan toch: we hadden allebei niet zo’n zin om de badlandsgebieden die we nog hadden gepland te gaan bezoeken. Ik weet ‘t, het klinkt bijna als heiligschennis!! De kleinere badlandsgebieden die nog op ons lijstje stonden zouden vast wel mooi zijn, maar de schoonheid van bijvoorbeeld Bisti Badlands zouden ze zeker niet kunnen evenaren. Maar om nu zomaar abrupt de San Juan Basin te verlaten, dat konden we nu ook weer niet over ons hart verkrijgen. Dus besloten we om nog één badlandsgebied te gaan bekijken, en daarna afscheid van New Mexico te nemen. Echt afscheid, allebei hebben we het gevoel dat we in dit deel van Amerika nu ‘klaar’ zijn. Voorlopig tenminste, want natuurlijk kan het zijn dat we nog nieuwe bestemmingen zullen vinden die ons over enkele jaren toch weer deze kant op trekken.
Dat ene badlandsgebied dat we nog wel gingen bezoeken, dat was een oude bekende van ons. Vooral Hans wilde heel graag nog eens naar de Ah-Shi-Sle-Pah Wilderness, met name vanwege de prachtige groep geelkleurige hoodoos die hij opnieuw op de foto wilde zetten. En zodoende gingen we via dezelfde gravelwegen waarover we een paar dagen geleden nog naar Valley of Dreams waren gereden naar het zuiden toe. Onderweg zagen we een schapenhoeder lopen, compleet met een grote kudde schapen en een hond die enthousiast bezig was al die beesten bij elkaar te houden. Onverwacht om dat zo te zien, maar wel heel leuk. Er liep ook een hele groep paarden rond, met een paar veulens erbij, ook dat was een welkome afwisseling tijdens onze lange rit. Op de Ah-Shi-Sle-Pah parkeerplaats stond een busje van een Amerikaans stel, de vrouw liet zich maar amper zien maar de man had wel zin in een praatje. Hij had er deze ochtend al een wandeling door de badlands op zitten, samen met zijn hond. We hebben gezellig een tijdje met hem staan te kletsen over al het moois dat het zuidwesten van Amerika te bieden heeft. En ondertussen liet zijn hond zich volop door ons aanhalen. Wat een lief beest was dat zeg, volgens mij had ze best wel met ons mee gewild op onze wandeling!
We liepen rechtstreeks naar de gele hoodoos toe. Om er daar achter te komen dat de zon precies aan de verkeerde kant stond, voor de mooiste shots zouden we recht tegen het licht in moeten fotograferen. Daar ging ons plan om de fotoserie van vijf jaar geleden aan te vullen. Ach, eigenlijk was het helemaal niet erg, het aantal fotomomenten werd tot een minimum teruggebracht en we hebben gewoon lekker zomaar wat rondgelopen in dit mooie gebied. Eerst dus bij die gele hoodoos, daarna ook nog bij een groep kleine mini-rotsjes die dicht bij elkaar zomaar op de bodem lagen. Net de eieren van Bisti Badlands, maar dan zonder de cracks. Heel lang zijn we niet in Ah-Shi-Sle-Pah gebleven, achteraf gezien was het misschien wel gekkenwerk dat we voor dit korte herhalingsbezoek zo’n grote afstand hebben gereden. Maar ach, op een of andere manier past het wel bij onze manier van reizen, die rare kronkels in de route en de enorme afstanden die we afleggen…..
Zoals ik al schreef: we zwaaiden New Mexico vaarwel en we gingen terug naar wat volgens ons de mooiste staat is van Amerika. Naar Utah, dus. Volgens mijn oorspronkelijke planning hadden we vanuit Farmington rechtstreeks naar Page (in Arizona) willen rijden, en van daaruit weer Utah in willen gaan. Maar we hadden nog genoeg dagen over om een langere route te kiezen. Langs Boulder, bijvoorbeeld. Hetzelfde Boulder waar we precies een week geleden nog waren weggevlucht voor het slechte weer. En waar Little Death Hollow nog steeds op een bezoekje van ons lag te wachten. Ja, we weten het, het was gekkenwerk om die enorme afstand nu wéér te gaan overbruggen. Net iets voor ons, dus!
De San Juan Inn in Mexican Hat was ons vorige week prima bevallen. Dus zijn we daar maar eens gaan informeren of er een kamer beschikbaar zou zijn. En ja hoor, we konden er terecht. Na het avondeten zijn we naar het nabijgelegen Valley of the Gods gereden. En wat was het zalig om weer in ons favoriete rode-rotsen-landschap van Utah te zijn. Dat gevoel van verzadiging, dat ons in New Mexico toch wel even dwars had gezeten, hadden we hier helemaal niet. Het prachtige landschap van Valley of the Gods was voor ons weer puur genieten. Wat een verschil met dat commerciële circus dat Monument Valley is geworden, we voelden ons hier veel beter op onze plaats. Op het gebied van fotografie hadden we onze dag niet echt, want ook in Valley of the Gods hadden we op de meeste plaatsen te maken met veel te diepe schaduwen of juist veel te fel licht. En ook bij onze laatste bestemming van vandaag, Goosenecks State Park, was het maken van een geslaagde foto een wel hele lastige opgave. Vanaf het viewpoint keken we maar liefst 300 meter naar beneden, daar zagen we hoe de San Juan River zich via een aantal enorme bochten een weg heeft gebaand door het rotslandschap. Tussen de grenzen van het park heeft de rivier een lengte van maar liefst 8 kilometer, maar hemelsbreed heeft het water dan maar 1,6 kilometer afgelegd. Mooi om te zien, maar zonder panorama vrijwel onmogelijk om het goed op de foto vast te leggen. Het was sowieso ook al te donker aan het worden, de zon was al bijna onder. Tijd dus om terug te gaan naar ons mooie motel, en plannen te gaan maken voor de dag van morgen. |
|

Goosenecks State park (New Mexico) |
|
Dag 14 : vrijdag 16 mei
: mexican hat - natural bridges national monument - boulder |
|
Gereden: 235 mijl
Wat zijn we blij dat we er voor hebben gekozen om elf jaar na ons eerste bezoek aan Natural Bridges National Monument nog eens naar dat park terug te gaan. Destijds, in 2003 dus, hebben we de natuurlijke brugge n alleen vanaf de ver weg gelegen viewpoints gezien. En dat had nou niet echt een onwisbare indruk op ons achtergelaten. Natuurlijk hebben we altijd al wel geweten dat het veel mooier zou zijn geweest als we naar de bruggen toe zouden zijn gelopen, en ze van dichtbij zouden hebben bekeken. Maar dat het zó mooi zou zijn, nee, dat hadden we toch niet verwacht!! Natural Bridges National Monument bleek een onverwachte topper te zijn.
In het park loopt een 9 mijl lange eenrichtingsweg, met daaraan diverse parkeerplaatsen. We reden het viewpoint vanwaar je Sipapu Bridge in de verte kan zien liggen voorbij, en stopten kort daar voorbij op de parkeerplaats vanwaar het wandelpad naar deze brug begint. Via een geleidelijk dalend slickrockpad liepen we naar beneden, het pad ging daarna verder direct langs de rotswand af. De bodem van het dal lag nog diep beneden ons, via een metalen trap en enkele houten ladders kwam die bodem steeds een stukje dichterbij. Ik schat dat we zowat 600 meter hadden gelopen toen we een viewpoint bereikten vanwaar we een schitterend zicht hadden op Sipapu Bridge. Véél mooier dan vanaf het viewpoint dat langs de weg ligt. We genoten van de machtig mooie omgeving: de lichte tinten van het Cedar Mesa Sandstone, de verticale zwarte lijnen die over de rotswanden heen lopen, de vele bomen die nabij de brug staan. Via een slickrockplateau gingen we nog een stuk verder naar beneden, en hoe dichter we bij Sipapu Bridge kwamen, hoe meer we beseften hoe indrukwekkend groot die is. De brug is 67 meter hoog, en heeft een spanwijdte van 82 meter. Het is daarmee de op één na grootste natuurlijke brug ter wereld, alleen Rainbow Bridge nabij Lake Powell is nog groter. Natuurlijk zijn we helemaal naar de brug toe gegaan, en er ook onderdoor gelopen. Er kabbelde een rustig beekje, en dankzij de aanwezigheid van het water groeide er hier heel veel vegetatie. De ruw om de onderste delen van de bomen heen gewikkelde twijgen en takken waren het bewijs dat het beekje er niet altijd zo onschuldig uit ziet, het gaat hier soms flink te keer! Overigens, gewoon omdat het leuk is om het hier even te vermelden: Sipapu is een woord uit de Hopi cultuur en het betekent: “een poort waardoor zielen passeren op hun weg naar de spirituele wereld”.
Toen we via het steile slickrockplateau weer naar boven klommen, kwamen we voor het eerst andere wandelaars tegen. En ook daarna hadden we zo nu en dan nog enkele andere tegenliggers, al met al was het dus geen eenzame maar ook zeker geen drukke trail. De weg terug omhoog was overigens best wel pittig hoor, het totale hoogteverschil bedroeg zo’n 150 meter en bezorgde ons nog heel wat zweetdruppels. Ook omdat de temperatuur inmiddels flink aan het oplopen was. De trail is op zich niet zwaar, maar als het hartje zomer is zou ik me er toch niet graag aan wagen!!
We schrokken van de tijd…. hadden we echt zo ongelooflijk lang over een trailtje van in totaal 2 kilometer gedaan?? Ja dus, het was al bijna elf uur in de ochtend en dat met nog twee trails en een lange rit voor de boeg. We hebben maar gauw even een boterham gegeten, en zijn toen aan trail nummer 2 begonnen. Deze keer was Kachina Bridge ons doel. Ook nu moesten we weer een heel eind afdalen, er was maar één ladder maar het aantal in het rotspad uitgeslepen traptreden was wel veel groter dan tijdens de eerste trail. Het was hier ook wat drukker, we kwamen heel wat mensen tegen die al op de terugweg waren en sommigen van hen waren echt zwaar aan het zwoegen….. rode koppen, hijgen, zweten…… Nou, zo we wisten in elk geval al wel wat ons op de weg terug omhoog te wachten stond.
Het woord Kachina verwijst naar de spirituele voorouders van de Puebloan Indians, die worden gerepresenteerd door de Kachina dansers die een belangrijke rol spelen in de Hopi cultuur. De opening van Kachina Bridge is bijna vierkant: de hoogte is 64 meter en de spanwijdte is 62 meter. De bovenzijde is veel dikker dan die van Sipapu Bridge, daardoor ziet Kachina er veel robuuster uit. En ook wel iets minder fotogeniek. Maar dat maakte ons niet uit, we vonden de omgeving weer helemaal geweldig. En ook hier hebben we weer véél meer tijd doorgebracht dan we van te voren hadden ingeschat, toen we weer boven waren twijfelden we zelfs of we nog wel tijd genoeg zouden hebben om ook nog naar de derde natuurlijke brug toe te lopen.
Maar omdat we zo enorm genoten hadden van deze eerste twee hikes, vonden we dat we Owachomo Bridge niet mochten overslaan. Dan maar wat later in ons motel, vanavond. We reden weer een stukje verder over de smalle rondweg, het bordje waarop het viewpoint voor Owachomo werd aangekondigd negeerden we want we wilden immers niet naar het uitkijkpunt toe, we wilden naar de trailhead! Het was dan ook een onaangename verrassing toen bleek dat met dat bordje ‘viewpoint’ ook die trailhead werd bedoeld, er kwam geen nieuwe parkeerplaats meer. Toen we dat beseften waren we er al te ver voorbij gereden, en omkeren op deze smalle eenrichtingsweg was uiteraard geen optie. Als we echt nog de trail naar Owachomo zouden willen doen, dan zouden we dus die hele route van 9 mijl nóg een keer moeten gaan rijden….. We besloten om dat – gezien de krappe tijd – toch maar niet te doen. Al heb ik daar achteraf gezien wel wat spijt van, het is toch wel jammer dat we deze brug nu niet van dichtbij hebben gezien.
Eén ding over het park heb ik nog niet beschreven. Trouwe lezers van onze reisverslagen weten ongetwijfeld dat Hans heel graag de rotswanden afspeurt op zoek naar onverwachte pictographs en petroglyphs. En dat deed hij dus ook hier, tijdens onze wandelingen naar Sipapu en Kachina. Deze keer leverde zijn speurtocht wel een bijzonder mooi resultaat op, ergens langs een van de beide trails vond hij een prachtige archeologische site. We zagen diverse pictographs en petroglyphs, er zat bijvoorbeeld een hele serie handafdrukken bij, een soort slang, een geometrisch figuur dat ons deed denken aan het 44-panel dat we enkele jaren in New Mexico hadden gezien. Er waren ook twee vervallen kiva’s, aan de binnenzijde van één daarvan stonden ook nog wat vage rotstekeningen. En er was een metate, dat is een steen waarop graan werd gelegd dat vervolgens met een andere steen, een mano, werd fijngemalen. Deze onverwachte toegift maakte de toch al mooie wandeling naar de natuurlijke brug nóg wat meer bijzonder.
Er stond een metalen kastje van de National Park Service, met daarin een informatiefolder. “Greetings!”, zo begon de tekst, “You have discovered one of the lesser known and least visited archeological sites at Natural Bridges.” Gevolgd door een aantal regels waaraan we ons zouden moeten houden, niets meenemen, nergens op klimmen, de pictographs niet aanraken enzovoort. Er stond ook bij vermeld dat de locatie van deze site niet openbaar wordt gemaakt, en dat is dan ook de reden waarom wij hier niet exact zullen vermelden waar Hans ‘m heeft gevonden. Iemand die hier echt in geïnteresseerd is moet dan maar even wat extra moeite doen, gewoon goed rondkijken terwijl je aan het hiken bent en hier en daar even wat alternatieve routes uitproberen. Dan moet het vast wel lukken om deze plek te vinden!
Het was al een heel eind in de middag toen we het park weer uitreden. We hadden op dat moment nog een rit van ruim drie uur voor de boeg, naar het plaatsje Boulder. De rit die ik eerder in dit reisverslag al heb beschreven als één van de allermooiste routes die we ooit hebben gereden. Deze keer ging het dus de andere kant op, en daardoor zag alles er toch net weer even anders uit dan een week geleden. Als je ooit zelf deze weg rijdt, houdt dan vooral de plek nabij milemarker 52 in de gaten: wat je daar te zien krijgt, een combinatie van de rode rotsen op de voorgrond met daarachter besneeuwde bergtoppen, is overweldigend mooi! Kortom, we vonden het heerlijk om hier weer te rijden. Het laatste stuk van de route ging van Hanksville naar Boulder, tussen de witte bomen door. Op die weg komen flink wat hoogteverschillen voor, we hadden dan ook veel respect voor de vrouw die we daar zagen fietsen. Ze had het niet makkelijk, de klim waar ze net mee bezig was vergde duidelijk heel veel van haar. Een stukje verderop stonden twee andere vrouwelijke fietsers stil naast de weg, blijkbaar wachtten ze daar op hun achterop geraakte collega. We vroegen ons af waar ze naartoe op weg waren, het was immers al laat op de middag en Boulder was nog lang niet in zicht.
Omdat we zo laat waren, hoopten we maar dat we nog een slaapplek zouden kunnen vinden. Dat bleek gelukkig geen probleem te zijn, bij Pole’s Place – waar we al ooit eerder hadden overnacht – hadden ze nog een kamer voor ons vrij. Of we alsjeblieft wel voorzichtig wilden zijn met parkeren, zo vroeg de vriendelijke dame in het kantoortje, ze had bij de parkeerplaats met veel zorg een aantal bloemenperkjes aangelegd. Mede dankzij de kleurrijke bloemenperkjes bleek de veranda een prachtige plek te zijn om even lekker te gaan zitten relaxen met mijn e-reader. Tot het moment dat ik naar binnen moest vluchten omdat ik zowat werd lek geprikt door een heel stel muggen….. |
|
 |
 |
 |
|
|
 |
|
|
|