Home Nationale ParkenBezienswaardighedenUpdate
Reisverslag 2006
 

Reisdag : 1-6  7-12  13-18  19-24

Large Pictures

Print PDF Document
Inleiding
Twee dingen waren van het begin af aan volkomen duidelijk, namelijk dat we deze keer absoluut terug zouden gaan naar Death Valley en zuid Utah, én dat we niet meer in de zomer zouden gaan. Véél te warm! Na wat wikken en wegen kozen we uiteindelijk voor de periode eind april, begin mei. Volgens de statistieken hadden we dan het meeste kans op lekkere temperaturen en – heel belangrijk – op droog weer. In juli 2005, ruim negen maanden voor de vertrekdatum, boekten we onze tickets via Vliegticketszoeken.nl. Drie tickets deze keer, want dochter Melanie werkt in het onderwijs en kan helaas geen vier weken vrij krijgen tijdens de lente.

Het leek zo ver weg, negen maanden. Maar toch, de tijd vloog voorbij. Wat heb ik veel gelezen over allerlei veelbelovende mooie plekken in ‘ons’ gebied. Ik zocht vooral naar wat minder bekende bezienswaardigheden, en om die te bereiken moet je vaak of een lange wandeling maken, of een lange autorit over onverharde wegen, of allebei! De planning kreeg langzaam aan steeds meer vorm, maar tegelijkertijd groeide ook mijn twijfel of we het wel aan zouden kunnen. Zijn de geplande wandelingen niet te zwaar, durf ik die ritten wel aan?? Een heel bijzondere bestemming is The Wave, op de grens van Arizona en Utah. Deze rotsformatie mag dagelijks door slechts 20 mensen worden bezocht, en je moet geluk hebben om daarvoor een permit te bemachtigen. Op 1 januari, om 8 uur ’s avonds Nederlandse tijd, werd de inschrijving voor de permits voor de maand april geopend; we zaten startklaar achter onze computer. Haastig onze persoonsgegevens, het nummer van onze creditcard en de gewenste datum ingevoerd… even afwachten… en bingo! Enkele minuten na achten wisten we dat we op 26 april naar The Wave zouden gaan.

Tijdens de laatste weken hielden we de weersomstandigheden in de USA goed in de gaten; even leek het of onze planning flink in het water zou vallen, want er werd nogal wat regen voorspeld. Maar naarmate de geplande datum dichterbij kwam, werden ook de weersvoorspellingen beter. En dus konden we halverwege de maand april vol goede moed onze koffers gaan pakken…

Melanie heeft al jarenlang een zwak voor plastic eendjes, en ze heeft dan ook een grote verzameling van die beestjes op haar kamer staan. Eén daarvan is Outback Duck, en daarmee kwam ze dus kort voor ons vertrek aangedragen. Of we de eend als plaatsvervanger voor haarzelf mee wilden nemen, en overal wilden fotograferen. Dan had ze toch een beetje het gevoel dat ze erbij was! En zo kreeg Outback Duck een prominente plaats in onze handbagage.
 
De route
Dag 1: Gerwen – Amsterdam – Atlanta – Las Vegas
Dag 2: Las Vegas – Red Rock Canyon – Death Valley NP
Dag 3: Death Valley NP – Beatty
Dag 4: Beatty – Death Valley NP – Beatty
Dag 5: Beatty – Valley of Fire State Park – St. George
Dag 6: St. George – Zion NP – Springdale
Dag 7: Springdale – Zion NP - Page
Dag 8: Page – Paria Movieset – the Rimrocks – Page 
Dag 9: Page – The Wave - Page
Dag 10: Page – Cottonwood Canyon Road – Escalante
Dag 11: Escalante – Hole in the Rock Road – Hell’s Backbone – Boulder
Dag 12: Boulder – Capitol Reef NP - Torrey
Dag 13: Torrey – Cathedral Valley Loop – Hanksville
Dag 14: Hanksville – Goblin Valley State Park – Little Wild Horse Canyon – Moab
Dag 15: Moab – Shafer Trail – Moab
Dag 16: Moab – Arches NP – Blanding
Dag 17: Blanding – Muley Point – Moki Dugway – Valley of the Gods – Goosenecks State Park – Monument Valley – Page
Dag 18: Page – Horseshoe Bend – Alstrom Point – Page
Dag 19: Page – Wahweap Hoodoo’s – Page 
Dag 20: Page – Lower Antelope Canyon – Grand Canyon NP – Tusayan
Dag 21: Tusayan – Grand Canyon NP – Tusayan 
Dag 22: Tusayan – Las Vegas 
Dag 23: Las Vegas
Dag 24 en 25:  Las Vegas – Atlanta – Amsterdam – Gerwen

Klik hier om alle foto's van het reisverslag groot te zien.
 
Dag 1 : Dinsdag 18 april - Gerwen - Amsterdam - Atlanta - Las Vegas
 
De taxi zou ons om 5 uur ’s ochtends op komen halen, dus even na vieren stonden Hans, Rob en ik al beneden. Waar we een paar kaarten bij onze bagage zagen liggen, die er de avond tevoren nog niet hadden gelegen. Bij Rob z’n rugzak lag een rode kaart met daarop de voorgedrukte tekst “Verdacht pakketje!”; op de achterzijde stond – in Melanies handschrift – “Dus bij de spullen van Rob…  kunnen jullie met z’n tweeën op vakantie…”. Nou, we waren meteen goed wakker, ’t was zo onverwacht en echt super leuk. Op de voorzijde van de tweede kaart stond een ventilator afgebeeld, Melanies commentaar op de achterzijde was een reactie op de weersvoorspelling voor Death Valley: “Voor als er geen airco is…  38ºC  Hahaha!!”. En op de derde kaart deed ze ons een verzoek: “Zorg voor Outback Duck alsof ’t jullie eigen dochter is!!  Of uh…. Beter!!!” We gingen nog even terug naar boven, voor een slaperige afscheidszoen van Melanie. En natuurlijk hebben we haar beloofd dat we héél goed op Ducky zullen passen…. © hanz meulenbroeks

We hadden geen tickets, deze keer. Geen ouderwetse papieren tickets, geen E-tickets, niets behalve de door ons zelf uitgeprinte bevestiging dat we op 19 juli 2005 drie stoelen hadden geboekt voor de vlucht van Amsterdam naar Las Vegas, via Cincinnati. Die vlucht is daarna nog diverse keren gewijzigd, volgens de laatste gegevens zouden we nu overstappen in Atlanta. Ook daarvan hadden we voor alle zekerheid maar een printje meegenomen. We meldden ons bij de incheckbalie van Delta Airlines, en een van de medewerksters zocht onze gegevens op in haar computer. Toen ze eventjes bezig was begon ze moeilijk te kijken, er werd een telefoon bij gepakt… Nadat ze even met iemand aan de andere kant van de lijn had overlegd leek ’t weer in orde te zijn… ze legde de telefoon neer en ging weer aan de slag met haar computer. Maar nee, ook deze keer lukte blijkbaar niet wat ze voor elkaar wilde krijgen. Dus opnieuw gebeld. En weer ging ’t fout. Gelukkig legde ze even uit dat onze vlucht wel goed geboekt stond, er was alleen een administratief probleem doordat er net deze week een nieuwe procedure in het leven was geroepen voor het verwerken van gewijzigde vluchtgegevens. Alles ging goed, zei ze, tot het moment dat ze de Boarding Passes wilde uitprinten. ’t Wilde steeds maar niet lukken, nog eens gebeld, iemand erbij geroepen…. we hebben echt een hele tijd bij die balie gestaan. Gelukkig maar dat we geen haast hadden, we vertrekken thuis altijd ruim op tijd, juist om er voor te zorgen dat we niet in de stress schieten als we met dit soort onverwachte gebeurtenissen te maken krijgen. Uiteindelijk, ruim een half uur nadat we bij de balie aankwamen, rolden dan toch onze Boarding Passes uit de printer.

De rest van de reis verliep vlekkeloos. Het vliegtuig vertrok precies op tijd, en ook de aankomst in Atlanta was precies volgens schema. We hadden bijna 3½ uur de tijd voor onze overstap, en die hadden we ook nodig! De rijen bij Immigrations waren erg lang, en natuurlijk kozen we weer precies de verkeerde rij uit. We hoorden dat een Nederlands stel dat in het vliegtuig vlak bij ons had gezeten tegen iemand anders vertelde dat ze de vlucht bijna hadden gemist… ze kwamen net als wij uit Brabant en ze waren een half uurtje na ons thuis aangereden. Om vervolgens in een flinke file terecht te komen, die was ontstaan als gevolg van een ongeval. Toen ik dat hoorde was ik helemaal blij dat we zo vroeg van huis waren gegaan…. 

De luchthaven van Atlanta is wel echt een mensenfabriek, zo heb ik het tenminste ervaren. De rij bij Customs was nog veel langer dan die bij Immigrations (maar ging gelukkig wel veel sneller vooruit!). © hanz meulenbroeksDirect daar voorbij stond een luchthavenmedewerker die met luide stem en brede gebaren steeds maar weer aanduidde waar passagiers met een aansluitende vlucht hun bagage weer in konden leveren…. Ik heb nog even met enige verbazing naar al die drommen mensen staan kijken, zo massaal en zo ‘lopende bandachtig’ heb ik het nog niet eerder meegemaakt. Na de formaliteiten hadden we nog kort de tijd om een hapje te eten (het vliegtuigvoer is vooral aan Rob niet echt besteed!), en daarna was het alweer tijd om naar de Gate te gaan voor onze volgende vlucht. Hé, daar zat datzelfde Brabantse stel ook weer te wachten!

Ook onze tweede vlucht ging netjes volgens schema. Meteen na de landing gingen we naar de Bagage Claim, en al snel zagen we onze vier koffers op de band liggen. Bij de balie van Alamo ontmoetten we alweer datzelfde Brabantse stel, en bij het uitzoeken van onze auto stonden ze er opnieuw! We begonnen al te vermoeden dat we dan ook wel hetzelfde hotel zouden hebben uitgezocht, maar dat bleek nu toch net weer niet het geval te zijn! We kozen voor een Chevrolet Trail Blazer, waarbij we speciaal letten op de kwaliteit van de banden, de high clearance en de aanwezigheid van een reserveband en een krik. Tja, we waren van plan ’t karretje flink te laten werken, de komende weken, toch!

Voor de eerste nacht hadden we een niet al te duur hotel geboekt, redelijk dicht bij de luchthaven. ’t Was geen al te best hotel, de kamers waren redelijk schoon maar de overige ruimtes hadden een wat smoezelige atmosfeer… niet echt prettig. Maar ja, wat wil je ook als je een hotel uitzoekt met de naam Terrible’s Hotel & Casino! We hebben er even wat rondgelopen, maar we hielden het dus al heel snel voor gezien. Nog even een berichtje naar huis gestuurd dat we veilig en wel waren aangekomen, en daarna was het bedtijd.

 
Dag 2 : Woensdag 19 april
Las Vegas - Red Rock Canyon - Death Valley (242 mijl)
© hanz meulenbroeksNatuurlijk waren we weer erg vroeg wakker, ’t was nog maar net 7 uur geweest toen we  bij ons hotel wegreden. Allereerst gingen we naar de winkel, waar we brood, drinken en fruit kochten, en ook een koelbox om ’t allemaal in op te bergen. En nu nog een mooie picknickplaats uitzoeken, voor ons eerste ontbijt.

Tijdens het plannen van onze route hadden we zitten twijfelen of we  vanuit Las Vegas rechtstreeks naar Death Valley National Park zouden rijden, of dat we een kleine omweg via Red Rock Canyon zouden nemen. Uiteindelijk hadden we besloten voor de eerste optie, rechtstreeks dus. Maar nu begonnen we toch te twijfelen. Onderweg naar Death Valley zouden we vast geen mooie picknickplaats tegenkomen, terwijl er in Red Rock Canyon waarschijnlijk wel goede plekken zouden zijn. De eerste wijziging in ons programma was dus meteen al een feit: we vertrokken naar Red Rock Canyon National Conservation Area. We verlieten Las Vegas in westelijke richting; elke keer verbazen we ons er weer over hoe enorm de stad is gegroeid sinds ons laatste bezoek. We hadden de bebouwing nog maar nauwelijks achter ons gelaten toen we al bij de ingang van het park aankwamen. We begonnen meteen aan de 13 mijl lange scenic route die door het park heenloopt, en waarbij je langs een aantal mooie rotsformaties rijdt. Rode rotsen uiteraard, de naam van het park geeft dat al aan.
© hanz meulenbroeks’t Is geen spectaculair park, zeker niet als je de meer bekende parken in het zuidwesten al hebt gezien. Maar toch, we vonden het gewoon een lekker begin van onze vakantie. Rode rotsen, Joshua Trees, een mooie route om daar tussendoor te rijden, wat wil je nog meer! Tussen de rotsen door liepen een aantal wandelpaden die er heel aantrekkelijk uitzagen, maar daar wilden we nu toch geen extra tijd voor uittrekken. We hielden het bij een aantal korte stops om wat foto’s te maken, en bij een wat langere stop voor de picknick. En daarna werd het tijd voor de rit naar Death Valley.

’t Was de eerste keer dat we via deze zuidelijke route naar Death Valley reden. In het begin liep de weg door een rotsachtige omgeving met veel Joshua Trees, en we gingen flink omhoog. Op de bergtoppen rondom ons zagen we nog volop sneeuw liggen. Op sommige plekken was de route minder mooi, maar het prachtige uitzicht toen we net voor de plaats Shoshone een dal in reden maakte dat weer helemaal goed… !

Via de Jubilee Pass reden we Death Valley binnen. ’t Is een erg groot park, vanaf de parkgrens was ’t nog een kleine 50 mijl rijden naar onze eerste stopplaats, Badwater. Er viel genoeg te zien onderweg, mooie rotsen, de besneeuwde toppen van de Panamint Range, en natuurlijk de enorme, witte zoutvlakte waar we een heel stuk langs reden. Bij Badwater, het laagste punt op het westelijk halfrond, konden we die zoutvlakte op lopen. © hanz meulenbroeksToen we hier de vorige keer stonden, in augustus 2003, was het bijna 50º Celcius… Melanie en ik zijn toen in de heerlijk koele auto blijven zitten terwijl Rob en Hans zich op de zoutvlakte waagden. Maar ach, ’t was nu ‘maar’ 38 graden, niet zeuren dus…. even scheutig met de zonnebrandolie en daarna op pad. De hitte was goed te verdragen, dus we zijn best ’n eind de vlakte op gewandeld. De zoutlaag was wel veel minder dik dan de vorige keer, zo constateerden Hans en Rob.

Aan het einde van een 1 mijl lange onverharde weg, net ten noorden van Badwater, ligt Devils Golfcourse. Dat is een uitgestrekte vlakte die vol staat met enkelhoge zoutpilaren, keihard en vlijmscherp! Maar ook hier was ’t niet hetzelfde als tijdens ons vorige bezoek. ’t Was net of er wat minder van die pilaartjes stonden, en ze leken ook wat lager. Bovendien was de uitslag van het zout bovenop de pilaren wat minder wit. Jammer, de vorige keer had Devils Golfcourse zoveel indruk op ons gemaakt, nu viel het toch wat tegen.

We kochten een Nationale Parkenpas bij het Visitor Center, en hielden daarna even pauze op onze kamer in de Furnace Creek Ranch. © hanz meulenbroeksVoor de namiddag hadden we nog twee dingen op het programma staan, een rit over de onverharde Twenty Mule Team Canyon Road, en de zonsondergang bij Artists Palette. We hadden dit al in 2003 willen doen, maar toen waren beide wegen onbegaanbaar geworden als gevolg van een flash flood. En toen we het in 2004 wilden proberen, was zelfs het hele park afgesloten! Bij het Visitor Center had een Ranger ons gegarandeerd dat de wegen nu écht open waren, dus nu moest het toch gaan lukken. Al gauw bleek dat we veel te vroeg op pad waren gegaan. De zon zou om 19.20 uur onder gaan, en we hadden veel te veel tijd uitgetrokken. Nou, dan gaan we toch eerst even langs Zabriskie Point! De bekende rotspunt zelf was opnieuw prachtig om te zien, maar de badlands die links langs het korte pad omhoog liggen waren minstens net zo mooi! © hanz meulenbroeksEigenlijk waren we hier op het verkeerde tijdstip, Zabriskie Point is tijdens de ochtend veel fotogenieker dan tijdens de namiddag.

Thuis had ik volop informatie verzameld over alle bezienswaardigheden die we tijdens deze vakantie wilden gaan bekijken. En zo wist ik dus dat de onverharde Twenty Mule Team Canyon Road 5 mijl lang was, en dat er eenrichtingsverkeer geldt. ’t Was een vreemd landschap om doorheen te rijden, een grauw witte zandweg, ronde heuvels waarin ook al geen kleur te ontdekken is….. je zit echt helemaal in een onwerkelijke grauw witte omgeving. Apart hoor…. De weg was heel goed te doen, je zou hier ook best met een gewone personenauto kunnen rijden. Ik had gelezen dat we kort voor het einde van de route een kort, steil stuk tegen zouden komen. Dus dat steile stukje weg dat we na ruim 2 mijl tegenkwamen kon daarmee niet bedoeld worden, we zaten immers pas op de helft…. dacht ik…. En toen – helemaal onverwacht – bereikten we zomaar het einde van de Twenty Mule Team Canyon Road en stonden we weer op de verharde State Route 190. Shit, mijn informatie klopte niet. Ik besefte meteen wat er gebeurd moest zijn, ik had vast ergens het aantal mijlen en het aantal kilometers door elkaar gehaald, de weg is niet 5 mijl, maar 5 kilometer lang. Thuis heb ik het nog eens nagekeken, de weg is zelfs nog wat korter:  2,6 mijl, ruim 4 kilometer dus. © hanz meulenbroeksNou, voor mij had de route gerust een stuk langer mogen zijn, ik vond het echt een leuke ervaring.

We sloten onze dag af met een rit over Artists Drive en uiteraard een uitgebreide stop bij Artists Palette. Of het nu komt doordat we moe waren, of dat de zonsondergang niet echt goed meewerkte, of misschien wel omdat de flash flood van 2004 het gebied wat had aangetast….. ik weet het niet. Maar Artists Palette maakte minder indruk op me dan ik van te voren had verwacht. We hebben tijdens onze Amerika reizen al zoveel prachtig gekleurde rotsen gezien, Artists Palette springt er wat dat betreft niet echt bovenuit. Maar als je in Death Valley bent, moet je ’t natuurlijk wél eens gezien hebben. De rit over Artists Drive was absoluut de moeite waard, negen mijl over een smalle, bochtige weg waarin een paar diepe, steile ‘dips’ voorkomen. Hier moet je inderdaad niet zijn tijdens een flash flood!

Gisteren een lange reisdag, vandaag erg vroeg wakker en alweer heel wat mijlen afgelegd… we hadden het na afloop van onze rit echt wel gehad. Even wat eten, douchen, en daarna lekker ons bed in.
 
Dag 3 : Donderdag 20 april
Death Valley NP  -  Beatty   (140 mijl)
© hanz meulenbroeksThuis kan ik in de vroege ochtend aan Hans en Rob nog geen sneetje brood kwijt, ze hebben nooit zin om te ontbijten, maar hier zaten we in de vroege ochtend al aan een groot bord met scrambled eggs and hash brown. ’t Was trouwens wel heerlijk! Dicht bij het restaurant stond een informatiebord met foto’s waarop te zien was hoe de flash flood van 2004 in het park had huisgehouden… ’t zag er echt heftig uit… de dreigende wolkenpartijen net voordat de storm losbarstte, auto’s die op z’n kop in de modderstroom lagen, weggespoelde wegen….

Ons eerste doel was Dantes View. Net als Artists Palette stond dit uitkijkpunt al drie jaar lang op ons verlanglijstje, maar de flash floods van 2003 en 2004 hadden steeds een flinke streep door onze plannen gehaald. We kwamen weer langs Zabriskie Point… voor mooie foto’s was het tijdstip nu natuurlijk veel beter! Dus stonden we even later voor de tweede keer naar dit schitterende stukje Death Valley te kijken. En inderdaad, als je voor de foto’s gaat moet je hier echt in de ochtend naar toe!

Terwijl we via State Route 190 naar het begin van de Dantes View Road reden, konden we nog duidelijk de gevolgen van de flash flood zien. Langs de weg was een diepe geul uitgeslepen, ’t water moet hier met heel veel kracht doorheen zijn gespoeld. Het begin van de Dantes View Road was niet heel erg spannend. De omgeving was vrij groen, ik had hier niet echt het gevoel dat ik in Death Valley was. Na 10 mijl werd de weg smal en steil, en vooral tijdens het allerlaatste stukje ging ’t even pittig omhoog! En toen waren we boven….. en vielen we even helemaal stil…… wauw, wat was het uitzicht ongelooflijk magnifiek mooi!! Zo’n anderhalve kilometer beneden ons zagen we de zoutvlakte, Badwater was duidelijk herkenbaar. In totaal konden we wel zo’n 70 mijl om ons heen kijken, 50 mijl naar het noorden en 20 mijl naar het zuiden! En dan natuurlijk ook nog de besneeuwde bergtoppen op de achtergrond… ’t was perfect! Vanaf de parkeerplaats zijn we nog een eind gaan lopen. Die wandeling was pittiger dan ’t leek, er waren flink wat hoogteverschillen en vooral op de weg terug was ’t even hard werken.

We reden weer terug naar Furnace Creek, waar we onze benzinetank vol gooiden. Dat was wel even slikken hoor….. wat was de benzine duur geworden! En tja, midden in Death Valley hoef je natuurlijk niet op een leuke korting te rekenen. Eigenlijk hadden we deze middag met de auto door Titus Canyon willen rijden, maar helaas was deze route al een maandje of twee afgesloten, vanwege een ‘rockslide’. Met de auto door de canyon heen ging dus niet lukken, nou dan gaan we toch te voet! Terwijl we via de Scotty’s Castle Road naar het noorden reden, zagen we plotseling een beest op de weg lopen. Een coyote! Leuk zeg, om zo’n beest zomaar in het wild tegen te komen. Terwijl wij haastig ons fototoestel tevoorschijn haalden vluchtte de coyote het struikgewas in…. stom beest…. blijf dan even zitten voor een mooi plaatje!

Via een 3 mijl lange onverharde zijweg reden we naar de canyon toe. © hanz meulenbroeksVan deze kant uit mag je de canyon niet binnenrijden, er geldt eenrichtingsverkeer, dus was ’t tijd om de wandelschoenen aan te trekken en om ons eens flink met zonnebrandolie in te smeren. ’t Was erg heet…. veel warmer dan op ons hoge uitkijkpunt bij Dantes View. Al na een klein stukje lopen in de brandende zon brak het zweet me uit… daar tussen die dicht op elkaar staande wanden leek de warmte nog veel erger dan bij de auto. Maar ondanks de hitte vond ik het toch super om hier te zijn, de canyon was prachtig! En wat was het heerlijk dat er na een tijdje steeds meer schaduwplekken te vinden waren…

Titus Canyon is erg bochtig, en elke nieuwe bocht maakte ons weer nieuwsgierig… hoe zou het daar voorbij zijn? Dus liepen we steeds maar weer een stukje verder, totdat ik het echt niet meer hield van de hitte. Ik heb een mooi plekje in de schaduw uitgezocht, terwijl de mannen nog even wat verder gingen. ’t Begon flink te waaien, lekker om even af te koelen. Wat was ’t stil daar, zo in m’n eentje. © hanz meulenbroeksEen tijdlang hoorde ik echt helemaal niets; wat een verschil met het harde, doordringende geluid van de voetstappen van Hans en Rob op ’t grind dat daarna steeds dichterbij kwam. Ze hadden geprobeerd om rotstekeningen die ergens op de wanden staan, in een wat breder gedeelte, te vinden. ’t Was niet gelukt, waarschijnlijk hadden ze daarvoor nog verder door moeten lopen. Achteraf vind ik het niet eens zo jammer dat we niet met de auto de canyon in konden. Van wat ik uit de omschrijvingen heb begrepen, hoort het stuk dat wij nu hebben gelopen tot het mooiste deel van de route. En te voet kan je nu eenmaal veel meer zien dan vanuit de auto, zeker met die wanden die zo dicht bij elkaar staan dat je er met de auto maar nauwelijks doorheen kan.

De rit naar onze volgende overnachtingsplaats nam wat meer tijd in beslag dan we hadden verwacht. De weg naar Beatty werd net opnieuw geasfalteerd, de ’20 minutes delay’ die op de borden stond aangekondigd bleek in de praktijk neer te komen op een ‘1 hour delay’. Maar we hadden geen haast, ook het hotel in Beatty was vooraf gereserveerd dus konden we rustig toekijken hoe de mannen in de hitte hun zware werk deden. En dan ben je écht wel blij met je lekkere koele plekje in de auto.

Motel 6 in Beatty zag er gloednieuw uit. ’t Was wel heel erg basic allemaal, erg klein, geen kastruimte, niet eens een schilderijtje aan de muur. Maar wel erg netjes en schoon. En omdat wij toch niets om de extra luxe geven, was dit een prima hotel voor ons. En ze hadden Internet! Dus gauw even checken of er mail was van het thuisfront. Ja hoor, Melanie had het aan de stok gehad met een grote spin op haar slaapkamer. Normaal gesproken is dat mijn taak, om die beesten te vangen, nu mocht ze dus zelf aan de slag. ’t Heeft haar toch wel een stukje van haar nachtrust gekost!
 
Dag 4 : Vrijdag 21 april
Beatty  -  Death Valley NP  -  Beatty    (361 mijl)

© hanz meulenbroeksJa hoor, we weten het… heel erg slim hebben we de route van deze dag niet aangepakt. Wat een afstand, 361 mijl op één dag, zeker als je bedenkt dat daar ook nog eens 57 hobbelige en stoffige onverharde mijlen onder gerekend moeten worden. Maar laat ik maar eens bij het begin beginnen! Eigenlijk hadden we op deze dag naar de Racetrack Playa willen rijden, de vlakte waarop zich de mysterieuze bewegende stenen bevinden. Maar al vanaf het begin van onze planning hadden we flink wat twijfels, de 34 mijl lange onverharde weg die naar de Racetrack Playa gaat is namelijk erg berucht vanwege het bovenmatige risico op lekke banden, er zitten hier en daar gemene stukken lavasteen in het wegdek. Bovendien is de weg vaak erg ‘washboarded’, en 68 mijl over die ribbels rijden gaat ongelooflijk op je zenuwen werken. Soms wordt de weg geëgaliseerd, en we hoopten dan ook dat dat toevallig net voor onze vakantie zou gebeuren. Maar helaas, het Death Valley Morning Report gaf elke dag opnieuw de weinig hoopgevende melding ‘extremely washboarded’. En dus, om een lang verhaal niet al te lang te laten worden, we hebben het niet aangedurfd!

Gelukkig hadden we een alternatief. © hanz meulenbroeksHelemaal in het noorden van het park liggen de Eureka Sand Dunes, een zandduinenveld dat ongeveer 3 mijl lang en 1 mijl breed is. De duinen bereiken een hoogte van zo’n 200 meter, en ze behoren daarmee tot de hoogste duinen van Noord-Amerika. Om de Eureka Sand Dunes te bereiken zouden we ook een lange afstand over onverharde wegen moeten rijden, eerst zo’n 43 mijl over de Big Pine Road, daarna nog eens 11 mijl over de South Eureka Road. En dan natuurlijk diezelfde afstand weer terug… Tijdens onze eerste dag in Death Valley hadden we bij het Visitor Center naar de toestand van de Big Pine Road geïnformeerd. De weg was in goede conditie, zo had de Ranger ons laten weten, dus gingen we op vrijdagochtend vol goede moed op weg.

De Big Pine Road begint vlak bij Scotty’s Castle in het noorden van het park. We wilden niet via de Daylight Pass rijden, omdat we dan weer te maken zouden hebben met de wegwerkzaamheden waar we gisteren een uur hadden stil gestaan. Dus gingen we buiten het park om, eerst 35 mijl naar het noorden via Highway 95, en daarna nog eens 26 mijl naar het westen via State Route 267. Door een mooi, heuvelachtig gebied reden we het park binnen, en net voor 10 uur kwamen we aan bij Scotty’s Castle, het kasteeltje dat hier tijdens de jaren ’20 van de vorige eeuw werd gebouwd door een rijke zakenman. Okay, ’t is geen alledaagse plek voor een dergelijk gebouw, maar echt veel interesse konden we er toch geen van drieën voor opbrengen. De rondleidingen die hier worden georganiseerd zijn aan ons niet besteed.

Vlak bij het begin van de Big © hanz meulenbroeksPine Road liggen twee vulkanische kraters, Ubehebe Crater en Little Hebe Crater. Die wilden we graag gaan bekijken, maar we besloten om dat niet nu te doen, maar op de terugweg. Dan wisten we beter hoeveel tijd we nog zouden hebben. Tja, dat was dus onze eerste inschattingsfout.

Onze mijlenteller stond op 10.516 toen we de Big Pine Road in reden. Volgens onze informatie zouden de eerste drie mijlen van de weg vrij ruig zijn, en dat was ook zo. Het wegdek was behoorlijk slecht, veel gaten en ook stukken ‘washboard’, we werden dan ook flink door elkaar geschud. Maar ach, drie mijl, dat is maar een klein stukje. De teller van de auto sprong naar 10.518, naar 10.519, naar 10.520…. de weg zou nu toch snel beter moeten worden. Soms kwam er inderdaad een stukje dat wat beter was, maar de slechtere weggedeeltes bleven toch sterk de overhand houden. Even twijfelden we… was het verstandig om zo tientallen mijlen verder te gaan rijden?? O sorry, ik schrijf het verkeerd. Het was meer een kwestie van ‘even twijfelde IK’, Hans was vastbesloten om door te gaan. En toen ik merkte dat het ondanks het gehobbel toch eigenlijk heel goed verliep, was ik het helemaal met hem eens. ’t Was gewoon even een kwestie van wennen, hoe verder we kwamen hoe leuker ik het begon te vinden. Regelmatig liepen er geulen overdwars over het wegdek, daar moet ooit water hebben gestroomd.  © hanz meulenbroeksWel handig dat we daar vooraf steeds op werden geattendeerd, er stonden steeds pionnen langs de weg als er weer zo’n slecht weggedeelte aan kwam. Zo nu en dan maakten we even een korte stop om van de weidse omgeving te genieten…. We waren hier echt helemaal alleen op de wereld, wat een zalig gevoel is dat.

Toen we al een flink deel van de weg hadden afgelegd zagen we ineens twee auto’s voor ons stil staan. Wat een drukte zeg… Bij de auto’s stond een wel heel opvallende wegwijzer, we bevonden ons daar op de Crankshaft Junction, een splitsing die wordt aangegeven met een bord waaronder een heel stel verroeste krukassen staan.  De Big Pine Road buigt daar, precies op de parkgrens, af naar links terwijl een ruige weg voor auto’s met vierwielaandrijving rechtsaf gaat. De bestuurder van de voorste auto bleek dicht bij Death Valley in de buurt te wonen, hij kwam uit het plaatsje Big Pine. Pas nadat hij weer was verder gereden bedachten we dat we hem eigenlijk hadden moeten vragen of hij toevallig David W. kent, een man die ook in Big Pine woont en met wie we wel eens contact hebben via het Death Valley Forum. Had ie ‘m de groeten kunnen doen…

Voorbij de Crankshaft Junction wordt de Big Pine Road heel anders; we reden nu via de wand van een heuvel een heel stuk omhoog. Dat leverde nog een hele mooie blik op over de vallei waar we net doorheen gereden waren! De weg werd nu bochtig, en de omgeving veel rotsachtiger. Het gedeelte waar we tussen enkele rotswanden door reden wordt Hanging Rock Canyon genoemd; vooral aan het einde daarvan was er weer zo’n echt ‘Wauw!’-moment. Dat is dan ook letterlijk het woord dat in m’n aantekeningenboekje staat, om weer te geven hoe mooi de plotselinge aanblik op de Sierra Nevada bergketen voor ons was. Rob was ’t er niet mee eens… wel dat het daar erg mooi was, maar niet dat ik dat omschreef met het in zijn ogen stomme woord ‘Wauw!’…  
                            
© hanz meulenbroeksLinks van ons zagen én roken we een verlaten mijngebied, er hing een heel sterke zwavelgeur. ’t Zag eruit of er ooit iets is opgeblazen, er lagen verwrongen stukken schroot, helemaal verroest. Dat moet dan al wel wat langer geleden zijn geweest, op Internet vonden we in een reisverslag van het jaar 2000 foto’s waar alles er al precies zo bij lag. Van het mijngebied tot aan de afslag naar de Eureka Sand Dunes, een afstand van ongeveer 4 mijl, was de weg geasfalteerd. De weg naar de zandduinen was weer onverhard. In het begin was de weg heel vlak en dan ook prima te berijden. Ongeveer halverwege zagen we ook waarom dat zo was, er stonden diverse werktuigen langs de kant die – zo vermoedden we – de weg hadden geëgaliseerd. De tweede helft van de weg was nog niet gedaan, dus mochten we nog een mijltje of 5, 6 flink hobbelen en schudden. Voor ons zagen we de zandduinen al van verre liggen… je hebt echt niet het idee dat ze zo ontzettend groot zijn. Om kwart over 12 bereikten we de parkeerplaats, we hadden ruim 2 uur de tijd nodig gehad voor de Big Pine Road en de South Eureka Road.

Sinds we vanaf Crankshaft Junction linksaf waren gegaan, was het weer veel slechter geworden. We bevonden ons nu ten westen van de bergketen Last Chance Range, en blijkbaar hielden de toppen daarvan een heel stel dreigende wolken tegen. ’t Zag er echt naar uit dat het elk moment flink kon gaan regenen. © hanz meulenbroeksMaar ’t was nu nog droog, de wolken hadden de Sand Dunes nog niet bereikt, dus we wilden toch erg graag nog even tegen de duinen opklimmen.

Wat was dat zwaar! Rob liep nog behoorlijk makkelijk omhoog, maar ja, hij heeft dan ook heel wat minder gewicht mee te slepen dan Hans en ik. Wij zakten bij elke stap omhoog weer een halve stap terug… onze voeten zo plat mogelijk op het zand neerzetten bleek nog de beste strategie te zijn. Toen ik bijna een eerste top had bereikt diende zich een tweede probleem aan: de wind stak ineens heel erg op. Rob stond al helemaal boven, hij riep dat ik niet verder door moest lopen. Ik draag contactlenzen, en ik kan er daarom helemaal niet tegen als er zand in mijn ogen komt. Met mijn rug naar de wind gedraaid, en mijn handen langs mijn ogen, heb ik toegekeken hoe Hans moeizaam verder naar boven liep. Boven hebben Hans en Rob nog wat foto’s van de duinen gemaakt, en ook van Ducky natuurlijk. Rob heeft nog een poging gedaan om naar een nog hogere duintop te klimmen, maar zag toen dat daarachter nóg veel hogere exemplaren zaten. Dat heb je gewoon niet in de gaten als je daar loopt, de hoogste toppen zijn niet zomaar zichtbaar.

We zijn weer teruggelopen (zeg maar: teruggezakt) naar de parkeerplaats. Hans en Rob hebben daar even gebruik gemaakt van een toiletgebouwtje; toen ik hun commentaar daarop hoorde wist ik direct dat ik voorlopig nog even niet hoefde!
We hielden even overleg. Zouden we via dezelfde weg terugrijden naar ons hotel in Beatty, of was het misschien slim om ten noorden van Death Valley via de verharde weg te rijden? Wel een wat langere route, maar waarschijnlijk wel minder vermoeiend dan de Big Pine Road. © hanz meulenbroeksEr was één probleempje, ik had geen kaart van Californië bij, ik wist dus niet precies hoe de weg boven Death Valley door liep. We besloten het toch maar eens te proberen, en ja, dat was dus onze tweede inschattingsfout. Ik verwachtte dat het maar een klein stukje rijden zou zijn van de South Eureka Road naar State Route 168. Dat viel meteen al tegen, we bereikten die weg pas na ruim 30 mijl rijden. Dat waren trouwens wel 30 hele mooie mijlen, door een gebied met heel veel Joshua Trees, en met prachtige uitzichten op de Sierra Nevada Mountains. State Route 168 loopt van west naar oost door een eenzaam, bergachtig gebied, dus ook hier hadden we veel meer tijd nodig dan we hadden verwacht. Op gegeven moment stond er – ergens in the middle of nowhere – een bordje langs de weg:  “Lida Summit  -  7.400 elevation”. Hans had ’t laatste woord niet goed gezien en reageerde heel verbaasd:  “Wat, wonen hier nog 7.400 mensen!!”. Waarop Rob heel droog reageerde: “Nee, 7.400 voet, da’s dus maar de helft!”  Jee, en dan durft ie nog te zeggen dat ík soms zulke flauwe opmerkingen maak.

Nadat we de grens met Nevada waren gepasseerd lieten we de bergen achter ons, en ging het gelukkig heel wat sneller. Via Highway 95 moesten we nog een stuk naar het zuiden; daarbij kwamen we ook op de splitsing met State Route 267, de weg die we deze ochtend nog hadden gereden. © hanz meulenbroeksTja, we wilden eigenlijk ook Ubehebe Crater nog zien, toch! Dus zijn we opnieuw State Route 267 opgedraaid, opnieuw richting Scotty’s Castle gereden en van daaruit weer naar het begin van de Big Pine Road. Ubehebe Crater ligt maar 4 mijl daar vandaan. Stom, stom, stom dat we daar vanochtend niet meteen heen waren gegaan, dat had ons nu een flinke omweg gescheeld.

Ubehebe Crater is een – naar geologische maatstaven gerekend – vrij jonge vulkanische krater. De krater is naar schatting zo’n 6.000 jaar geleden ontstaan. Het gat heeft een omtrek van ongeveer 1 kilometer, en is tot maximaal 237 meter diep. Ubehebe is een Indiaanse naam, het betekent “Big Basket in the Rock”. De krater ligt direct naast de parkeerplaats, we stapten de auto uit en konden meteen een blik in dit indrukwekkende gat werpen. Wel even uitkijken dat we er niet in waaiden, er stond een enorm krachtige wind. Wat overigens een vrij normaal verschijnsel is, hier. We vonden het heel mooi om de krater te zien, wel jammer – voor de foto’s – dat er al flink wat schaduw in stond. Vlak naast Ubehebe ligt nog een krater, die Little Hebe wordt genoemd. Terwijl we daar naar toe liepen begonnen onze benen flink te protesteren, het 800 meter lange pad is erg steil dus het was echt een zware klim. En dat na al het harde werk dat we eerder deze dag al bij de Eureka Sand Dunes hadden verricht…

De laatste rit, naar ons hotel in Beatty, was nog eens een kleine 70 mijl lang. Om kwart voor zeven ’s avonds kwamen we daar aan. Moe, maar wel een paar mooie ervaringen rijker.

 
Dag 5 : Zaterdag 22 april
Beatty  -  Valley of Fire State Park  -  St. George    (278 mijl)
Na ons uitgebreide bezoek aan Death Valley stond er opnieuw een National Park op de planning, namelijk het prachtige Zion in zuid-Utah. © hanz meulenbroeksDat betekende wel dat er eerst een afstand van zo’n 270 mijl overbrugd zou moeten worden, hoofdzakelijk via de Highway. Natuurlijk wilden we tijdens deze dag ook nog wat anders zien dan alleen maar de snelweg, dus besloten we een kleine omweg te maken via Valley of Fire State Park.

Net na achten zaten we al in de auto. Toen we in de buurt van Las Vegas kwamen, begon onze mobiele telefoon ineens te piepen… een SMS-je! Tijdens de afgelopen dagen, in Death Valley en in Beatty, was het mobieltje volkomen nutteloos gebleken, we hadden er geen bereik. Nu we weer zo’n beetje in de buurt van de bewoonde wereld kwamen lukte het dus ineens weer wel. Rob las het berichtje voor, ’t was van Melanie en het ging over die spin op haar kamer. © hanz meulenbroeksOud nieuws dus, dit had ze al lang via email aan ons gemeld. Blijkbaar houdt de mobiele telefoon een oud SMS-je dus vast tot het moment dat er wél bereik is…, weer wat geleerd!

Rond 11 uur kwamen we aan in Valley of Fire State Park. Bij de eerste bezienswaardigheid, rotsen die gelijkenis vertonen met bijenkorven en die daarom de naam The Beehives hebben gekregen, hebben we een eerste stop gemaakt. ’t Was er erg mooi, we hebben dan ook ruim de tijd genomen om hier wat rond te wandelen en flink wat foto’s te schieten. Daarna zijn we de zijweg bij het Visitor Center in gereden; al snel kwamen we bij een parkeerplaats waar een korte trail door Petroglyph Canyon begint. Het is een vlakke trail door los zand, tussen hele mooie rotswanden in. Ondertussen was de temperatuur flink opgelopen, en ik kreeg weer te maken met hetzelfde probleem als twee dagen eerder in Titus Canyon… zo tussen die rotswanden is de warmte nog veel slechter te verdragen dan in een meer open gebied… ik kreeg ’t steeds warmer, werd steeds roder… Blijkbaar was ik niet de enige die zo’n last had van de hitte, de weinige schaduwplekken waren allemaal al bezet door andere toeristen die ook even af moesten koelen. Gelukkig vond ik dicht bij het einde van de canyon toch een plekje waar ik even in de schaduw kon zitten; Rob en Hans zijn ondertussen nog even over de rotsblokken aan het eind geklommen om te kijken of je daar nog verder kon lopen. © hanz meulenbroeksEen Amerikaanse toerist sprak me ongerust aan, ze dacht dat ik vreselijk door de zon verbrand was. Nee hoor, gelukkig niet, even afkoelen en dan zie ik er weer normaal uit.

Mijn mannen kwamen me weer ophalen; we moesten via dezelfde weg terug naar de parkeerplaats. Ik was heel blij toen ik weer in de auto zat, lang leve de airco! Via de zijweg reden we verder naar het noorden, en de omgeving was echt een verrassing. Wat een ontzettend mooi State Park is dit, vanaf Rainbow Vista Point hadden we een geweldig uitzicht over een laag rotslandschap met prachtige pastelkleurige tinten. Hans heeft natuurlijk de nodige plaatjes geschoten, maar nee, ’t komt op een foto echt niet over hoe mooi ’t hier is. Dus ik kan alleen maar zeggen: ga ’t gewoon eens met eigen ogen bekijken! 

We reden door tot het einde van de weg, en daar beslisten we dat we toch nog even wat langer in dit park wilden blijven. Nog een korte wandeling dus, we konden kiezen uit de White Domes Trail, die hier aan het einde van de weg begint, of de Rainbow Vista Trail, waarvoor we weer een eind terug moesten rijden. Op een Duitstalige site, die van Karsten Rau, had ik gelezen dat je vanaf de Rainbow Vista Trail omhoog kon klimmen naar een van de mooiste plekken in het park. Die informatie gaf de doorslag: we reden terug naar Rainbow Vista en we waagden ons weer in de hitte. De plek waar Karsten Rau het over had hebben we niet gevonden, maar ook zonder dat extraatje hebben we erg genoten van deze wandeling. © hanz meulenbroeksIn het begin liepen we over een open terrein met struikgewas, daarna ging het met een grote boog rechtsaf en liepen we een canyon in. Hier en daar moesten we wat over rotsen heen klauteren, maar echt moeilijk werd ’t nergens. Aan het einde van de trail kijk je in een wat lager gelegen kloof, die Fire Canyon heet. Dat uitzicht is niet echt bijzonder, het was meer de wandeling er naar toe die het de moeite meer dan waard maakte.

We reden terug naar het Visitor Center, en vanaf daar gingen we richting de oostelijke parkgrens. Onderweg zagen we nog de rotsformatie Seven Sisters, maar we hadden even niet de energie om daar een uitgebreide fotostop te maken. We stopten nog wel even bij Elephant Rock, een aparte rotsformatie die direct vanaf de weg te zien is. Je mag daar trouwens niet parkeren; de parkeerplaats ligt een klein stukje verder en via een pad van 200 meter kan je naar de rots toe lopen. ’t Was grappig om te zien, het lijkt inderdaad veel op een olifant, maar na al het moois dat we hiervoor al in het park hadden gezien kon Elephant Rock ons toch niet meer echt bekoren.

Via het plaatsje Overton reden we terug naar de snelweg. Daarna was het nog zo’n 70 mijl rijden naar St. George, en dat leek ons een goede plaats om te overnachten. Dan konden we de volgende ochtend immers nog ruimschoots op tijd in Zion National Park zijn. Ik verwachtte dat het niet moeilijk zou zijn om een hotel in St. George te vinden, en ook dat ’t daar niet al te duur zou zijn. Bij het eerste hotel (ik weet niet eens meer of dat nou een Best Western was of een Quality Inn) vroegen ze echter meteen al 119 dollar (exclusief tax). Nou nee, mooi niet. We zoeken wel even verder. Het volgende hotel had geen plaats, en daarna raakten we verzeild in een wijk waar geen hotels meer te vinden waren. We draaiden terug, en zagen toen een paar hotels die toch wel een wat minder dure uitstraling hadden. Even twijfelden we, zouden we niet al te veel op kwaliteit inleveren?? Maar ach, proberen kan geen kwaad, toch! En zo kwamen we terecht in de Suntime Inn, waar we maar 55 dollar betaalden. En ook al was het allemaal duidelijk veel minder luxe dan in een gemiddelde Best Western, we hebben er toch lekker geslapen…
 
Dag 6 : Zondag 23 april
St. George  -  Zion National Park  - Springdale    (49 mijl)
Zoals altijd keken we even heel goed of er niets op de hotelkamer achterbleef, dus ook even op de knietjes en onder de bedden kijken. Gatver…. ’t Was hier toch smeriger dan we in de gaten hadden, er lag veel stof onder de bedden en ook lege blikjes, chipsbuilen en andere rommel. Bovendien bleek van een van de bedden een poot te zijn afgebroken, het bed steunde nu op een telefoonboek. Maar goed dat we dit gisteravond niet hadden gemerkt, dan hadden we misschien wel minder goed geslapen.

’t Was flink bewolkt toen we bij het hotel wegreden. © hanz meulenbroeksEn terwijl we in de winkel onze voorraad weer aanvulden, je weet wel, brood, melk, fruit en de o zo onmisbare Coca Cola, moet er ook nog een korte bui zijn gevallen, alles was nat toen we weer uit de winkel kwamen. We hoefden niet ver te rijden vandaag, het was nog geen 50 mijl naar het plaatsje Springdale bij Zion National Park. Eerst maar even op zoek naar een hotel. We liepen binnen bij de Pioneer Lodge, en daar was meteen plaats. De kamer kostte ongeveer 100 dollar inclusief tax, en dat viel me – zo dicht bij een populair park – niet tegen. Ondanks het vroege tijdstip konden we direct al op onze kamer terecht, handig toch!

Wat heb ik thuis, tijdens het samenstellen van de route, enorm zitten twijfelen!! De Angels Landing Trail, is dat niet véél te ambitieus voor onervaren wandelaars zoals wij?? Misschien zijn we halverwege wel zo óp dat we niet meer verder kunnen. Na een boel wikken en wegen vond ik de ‘oplossing’: ik plande er gewoon – om onze conditie te testen - een minder zware trail aan vooraf. Dat betekende dus dat we vandaag de Emerald Pools Trail zouden gaan lopen; en als ons dat goed af zou gaan, dan zouden we ons morgen toch echt aan de Angels Landing Trail wagen!

Nou, in het begin was het toch nog even wennen… onze spieren protesteerden toen we over het losse zand van de Middle Emerald Pool Trail aan onze klim naar boven begonnen. Maar toen we eenmaal op gang waren, ging het steeds beter. Het was echt genieten van de prachtige omgeving, de rotsen om ons heen, en het groene dal en de Virgin River, die steeds verder beneden ons kwamen te liggen. Het pad werd op gegeven moment rotsachtiger, dat was makkelijker om te lopen dan het losse zand in het begin. © hanz meulenbroeksIk was wel erg blij met mijn stevige hoge schoenen en mijn wandelstokken, prima aankopen allebei! Na ruim anderhalve kilometer lopen bereikten we de Middle Emerald Pool. Een paar ondiepe waterplassen, die je via naast elkaar gelegen platte rotsen over kunt steken. Een leuke plek om te zien, maar niet echt heel indrukwekkend. Ik vond de wandeling zelf mooier.

Maar de Middle Emerald Pool was niet ons einddoel… we konden nog verder omhoog naar de Upper Emerald Pool. Het pad daar naar toe is totaal anders, het is smal en ligt vol met rotsblokken die je als traptreden kan gebruiken. En het gaat hier veel steiler omhoog dan tijdens het eerste deel van de wandeling, je klimt hier 61 meter omhoog over een afstand van 800 meter. De Upper Emerald Pool is een meertje dat helemaal tegen een bergwand aan ligt. Vanaf de bergwand viel een sluierachtig watervalletje naar beneden, soms voelden we – bij een kleine windvlaag – het water over ons heen waaieren. Voor het meertje ligt een zandstrandje, met kleine rotsblokken en bomen daar omheen. Een prachtige plek dus om even uit te rusten van de klim. En natuurlijk ook om onze Ducky op de foto te zetten!

We klauterden via het rotspad terug naar de Middle Emerald Pool. Vanaf daar kan je via twee verschillende paden naar beneden lopen, uiteraard kozen we nu voor het pad dat langs de Lower Emerald Pools gaat. Daarbij moesten we soms tussen twee dicht bij elkaar staande wanden lopen, over smalle, in de rotsen uitgehouwen traptreden. De Lower Emerald Pools zijn weer heel anders dan de twee andere bergmeertjes. Het water is afkomstig van een watervalletje dat van een gebogen bergwand naar beneden valt. Het wandelpad ligt in een bocht tegen die holle bergwand aan, we liepen dus zo onder de waterval door. Het pad was door het stuifwater best wel glad. Het laatste stuk, van de Lower Emerald Pools terug naar beneden, was een makkie. Een mooi verhard pad, dat heel geleidelijk naar beneden liep. © hanz meulenbroeksDus al snel waren we weer bij de bushalte waar we eerder aan onze wandeling waren begonnen. Nou, onze generale repetitie was prima verlopen… we durfden de Angels Landing Trail nu ook wel aan!

En omdat we toch nog genoeg energie én tijd hadden, konden we er nog best een trailtje aan vastplakken. Dat werd de Weeping Rock Trail, slechts een paar honderd meter lang maar wel best steil. De omgeving was – hoe kan het ook anders in Zion – weer prachtig, veel bomen en planten, en daar rondom heen natuurlijk de imposante rotswanden van de canyon. Weeping Rock zelf is een overhangende rots die altijd heel erg vochtig is; er sijpelt voortdurend water doorheen. Er zouden op de wand veel mossen en afhangende planten moeten groeien, maar veel was er niet te zien. Daar had ik me blijkbaar een iets te mooie voorstelling van gemaakt.

Van al het lopen hadden we honger gekregen, dus stopten we nog even bij de snackbar nabij de Zion Lodge. Nou, dat was dus geen succes. Rob z’n Chicken Fingers waren niet echt warm, mijn kipburger was aangebrand, en net toen we buiten aan een tafeltje zaten begon ’t nog een beetje te regenen ook! Maar ach, we waren al lang blij dat het tijdens onze wandelingen droog was gebleven. Als de weergoden ons nu ook morgen maar gunstig gezind zouden zijn, want de Angels Landing Trail moest toch wel een van de hoogtepunten van de vakantie gaan worden!

Klik hier voor onze fotoreportage van de Emerald Pools Trail.
 
Reisdag : 1-6  7-12  13-18  19-24
 
 
Links Contact Disclaimer