 |
|
 |
|
Reisdag : 1-6 7-12
13-18 19-24 |
Large Pictures |
|
|
Torrey - Cathedral
Valley Loop - Hanksville (109 mijl) |
|
Daar stonden we dan, ’s ochtends om half negen, aan de
oever van de Fremont River. Je
wéét dat het mogelijk is daar door de rivier heen te
rijden, de Ranger had ons gisteren nog verzekerd dat
onze auto daarvoor prima geschikt is, maar toch…. het
voelt zo raar aan om zomaar dat water in te rijden.
Dicht bij de oever was het niet diep, dat zagen we zo.
Maar wat verderop, in het midden, tja daar moesten we
zomaar blindelings op de woorden van de Ranger
vertrouwen. We
besloten om toch maar even zelf op onderzoek uit te
gaan, we zochten een vrijwilliger om het water in te
lopen. Hans en Rob bedankten allebei voor de eer,
uiteindelijk was ík dus degene die zich op mocht
offeren. Broek omhoog stropen, oude schoenen aan, en
daarna het koude water in. Natuurlijk moest Hans me zo
nodig ook nog even op de foto zetten, terwijl ik naar
het midden liep. Op het diepste punt kwam ’t water tot
ongeveer halverwege m’n kuiten, en Hans oordeelde dat
het geen probleem zou zijn om daar doorheen te rijden. En
als de Ranger én Hans dat allebei zeggen, nou, wie ben
ik dan om daar tegenin te gaan? Even m’n voeten afdrogen, de natte schoenen in een
plastic tas, en daar gingen we dan. Natuurlijk hielden
we ons netjes aan de instructies die we van de Ranger
gekregen hadden: het water inrijden, een stukje vlak
langs de oever naar rechts, en daarna dwars door de
rivier heen naar de overkant. ’t Ging heel makkelijk,
just a piece of cake!
Het weer viel helaas wat tegen, er hingen flink wat
grijze wolken. Maar de weg was in goede conditie. Zo nu
en dan een kei, een hobbel, een gat, maar niks
dramatisch. We
hadden na onze oversteek door de rivier ongeveer 8 mijl
gereden, toen we langs de kant van de weg een oude
verroeste auto zagen staan, een soort van kraanwagen. De
deuren zaten vol met kogelgaten, waardoor we alleen nog
maar met enige moeite konden ontcijferen dat die kar
blijkbaar het eigendom was geweest van ene firma
Pinkerton. Dit was nou ’n écht Amerikaans plaatje,
zoiets zie je in Nederland niet. De Bentonite Hills ook
niet, trouwens. Wat een aparte omgeving was dat, heel
ronde heuvels in rode en grijze tinten. De heuvels
bestaan uit klei, en die klei is gevormd uit vulkanisch
as. Hier moet je écht niet zijn als het regent, deze
ondergrond schijnt ongelooflijk glibberig te worden als
’t nat is. Een klein stukje verder zagen we nog meer
bewijzen van de vulkanische activiteiten, er lagen een
stel gitzwarte ronde stenen langs de weg. Lavastenen. We
hebben geprobeerd ze op te tillen maar nee hoor, die
dingen waren loodzwaar.
Via
een korte zijweg reden we naar de Lower South Desert
Overlook. De Lower South Desert is een grote vallei die
parallel loopt aan de Waterpocket Fold. De bodem van die
vallei ligt 150 meter beneden het uitkijkpunt, het
uitzicht was echt prachtig. Er stond een hele grote
monoliet midden in de vallei. De naam daarvan is
Jailhouse Rock, elke keer als ik nu de foto’s van deze
vallei zie hoor ik zomaar spontaan Elvis zingen in mijn
hoofd!
We besloten zomaar ergens langs de kant van de weg een
boterham te gaan eten, heel veel picknickplaatsen waren
hier niet te vinden. Komt er zowaar een tegenligger
aanrijden… dát was niet de bedoeling zeg!! Cathedral
Valley is een van de meest afgelegen plekken van Capitol
Reef, we hadden de route wel voor ons alleen
gereserveerd! Verderop in de route zagen we nog 3 andere
auto’s; dat waren er in totaal dan toch wel 4 meer dan
we vooraf hadden verwacht.
Even overleggen. Gaan we wél, of gaan we níet te voet
naar de 1 mijl verder gelegen heuvelrug, voor een
uitzicht over Lower Cathedral Valley. We besloten al
snel om het wel te doen, de trail loopt grotendeels over
een vlak gebied dus dat zag er niet al te zwaar uit. Het
viel ook best wel mee, zelfs de laatste klim op de
heuvelrug was goed te doen. En het uitzicht over de
monolieten Temple of the Sun en Temple of the Moon was
fantastisch. Alleen die stomme grijze bewolking zat ons
dwars, ’t ziet er daardoor op de foto’s lang niet zo
mooi uit.
We
hadden, sinds we de rivier waren overgestoken, inmiddels
zo’n 30 mijl gereden. We bereikten nu een korte zijweg
naar een volgend uitkijkpunt. De conditie van die zijweg
was verschrikkelijk slecht, ik was blij dat dit weggetje
maar een paar honderd meter lang was. Na een korte
wandeling en wat klimwerk bereikten we de punt van een
uitstekende rots…. en ik kan gerust zeggen dat dit de
mooiste plek is waar ik ooit ben geweest!! Het uitzicht
over Upper Cathedral Valley is magnifiek, subliem,
ongelooflijk. Wat ik daar voelde is perfect omschreven
door de fotograaf Laurent Martres in zijn boek
Photographing the Southwest: “An incomparable
majesty emanates from the place. Its remoteness and the rare presence
of other members of our species make you feel deeply
privileged to find yourself in such an untrammeled
natural sanctuary…”
Ik heb daar lang gezeten, de prachtige
weidse omgeving met de lange rij monolieten intens in me
opgenomen.
Zelfs aan zo’n geweldige belevenis komt op gegeven
moment toch een eind. We hobbelden weer terug over de
slechte zijweg; kort daarna kwamen we weer op een
weggedeelte waar we onze high clearance hard nodig
hadden! We reden via een serie smalle haarspeldbochten
over een rotsachtige bodem naar beneden. Hans vond dat
ik sinds die eerste onverwachte haarspeldbocht die me
enkele dagen eerder zo zenuwachtig had gemaakt, op het
zijweggetje van de Cottonwood Canyon Road, heel wat had
bijgeleerd. Want deze bochten waren minstens zo erg,
alleen zat ik nu opgewekt en wel om me heen te kijken.
Niks engs aan!
We reden nu vlak langs de twee prachtige monolieten die we
net nog van bovenaf hadden bekeken. Nou heeft zowat elke
rots hier een Utah een naam, maar deze twee schitterende
dingen moeten dus naamloos door het leven. Schandalig!
Onze Rob heeft bij hem op het werk de gewoonte opgepikt
om iedereen “Henk” te noemen. Dus ook Hans is tijdens
deze vakantie vaak door zoonlief met “Henk”
aangesproken. Waarop Hans dan meestal reageert met “Wat
is er, Harrie!” Nou, je snapt ‘m al. Toen we het er over
hadden dat de monolieten geen naam hadden, wist Rob
meteen de oplossing. Dus, kijk even mee op de foto, de
linker monoliet heet vanaf nu Henk, en de rechter is
Harrie! |
|
 |
 |
 |
|
De grijze bewolking had ondertussen plaatsgemaakt voor
mooie witte wolken. Heel wat mooier op de foto’s, toch! De
rit door Upper Cathedral Valley was heerlijk. Ook voor
Rob, die zelfs een stuk achter het stuur plaatsnam. Hij
was dan wel niet opgegeven als extra bestuurder (veel te
duur voor een 21-jarige!), maar ach, we zouden hier vast
niemand van Alamo tegenkomen. We maakten nog een
omweggetje naar de Gypsum Sinkhole, een 60 meter diepe put die is
ontstaan doordat het gips dat zich hier in de grond
bevond is opgelost en weggespoeld. Rondom ons zagen we
allerlei kliffen, buttes, mesa’s en vreemd gevormde
rotsformaties. Op gegeven moment bereikten we Lower
Cathedral Valley, de plek die we enkele uren eerder
vanaf het uitkijkpunt op de heuvelrug hadden bekeken.
Het waaide daar ontzettend hard en de zon brandde
verschrikkelijk. Wat een verschil met de rest van de
dag, zeg! Gelukkig hadden we een grote badhanddoek in de
kofferbak liggen, die gebruikte ik om mezelf tegen de
zon en het rondvliegende zand te beschermen. De
monolieten in deze vallei hebben wél namen, het zijn de
Temple of the Sun en de Temple of the Moon. En dat
klinkt toch eigenlijk net wat spannender dan Henk en
Harrie! Vlakbij de Temples ligt de heel aparte Glass Mountain.
Nu is “mountain” een iets te groot woord voor het kleine
heuveltje. Het bestaat uit selenite, een soort van
kristallen. Dat was veel leuker om te zien dan ik vooraf
verwachtte. Het laatste stuk van de route ging door een gebied dat
“Rocky Pandemonium” wordt genoemd. Een wat chaotisch
gebied, met allerlei door elkaar gezaaide rotsen. De weg
was hier niet al te best, we hadden onze high clearance
echt weer nodig. Kort voordat we de verharde weg
bereikten hadden we nog een geweldig zicht op de
Waterpocket Fold, een prachtige afsluiting van een
geweldig mooie rit!
Pas toen we weer asfalt onder onze wielen hadden voelden
we hoe moe we waren. ’t Is niet niks, 67 mijl over
onverharde wegen! We waren echt toe aan een verfrissende
douche en een bed, we reden dan ook meteen door naar
Hanksville om een motel te gaan zoeken. Er bleek er maar
één open te zijn, het vrij nieuwe Whispering Sands
Motel. Toen de vrouw bij de receptie de prijs noemde,
konden we onze oren eerst niet geloven. Tien dollar,
inclusief tax, dat hadden we vast verkeerd begrepen!!
Maar nee, het was echt zo. De vrouw zei dat ze eigenlijk
dicht moesten zijn. Maar omdat er dan nergens meer een
overnachtingsgelegenheid zou zijn, waren ze toch maar
open gebleven. We hadden niet precies door wat ze
bedoelde, we vermoedden dat het te maken had met het
feit dat Utah Mormoons is én dat het vandaag zondag was.
Misschien mochten ze nu geen geld verdienen?? De
motelkamer zag er netjes uit, dus uiteraard zeiden we
geen nee tegen dit aanbod. De vrouw bij de receptie was
wat terughoudend, niet iemand om even een praatje mee te
maken. En de enige internetmogelijkheid was bij haar in
het kantoortje. We besloten om dat maar even een dagje
over te slaan. Het thuisfront zou dus pas morgen te
horen krijgen dat onze rit door Cathedral Valley een van
de absolute hoogtepunten van onze vakantie was geweest.
Klik hier voor onze
fotoreportage van de Cathedral Valley Loop |
|
 |
 |
 |
|
|
Hanksville - Goblin
Valley - Little Wild Horse Canyon - Moab (150
mijl) |
|
Een van de leukste films
die ik ken is Galaxy Quest, de komedie waarin de
serie Star Trek wordt geparodieerd. Hoofdrolspeler Tim
Allen wordt op gegeven moment belaagd door een stenen
monster en andere gevaarlijke wezens, en die scène
schijnt te zijn opgenomen in het kleine Goblin Valley
State Park. Toch
maar eens even checken of het daar echt zo gevaarlijk
is! Maar dat viel mee, we kwamen nergens monsters tegen.
Wel ontelbare kleine, grillig gevormde rotsen. Sommige
parken zijn erg mooi omdat er grote, imposante rotsen
staan, in allerlei verschillende kleurschakeringen.
Goblin Valley is juist heel apart omdat de rotsformaties
hartstikke klein zijn, en allemaal precies dezelfde
bruine kleur hebben als de bodem. Het was echt weer heel
iets anders, en erg leuk om te zien. Natuurlijk hebben
we ook een wandeling tussen de Goblins gemaakt.Op
advies van de forummers van Alles.Amerika.nl zijn we daarbij tot helemaal achterin de vallei
doorgelopen, en dat bleek dus een heel goed advies te
zijn. Want daar, verborgen achter een rotswand, lag een
vallei die nog mooier was dan het eerste deel van het
park. Met grotere Goblins, die daar niet alleen op de
bodem stonden maar ook op de rotswanden. Er waren geen
paden, we zijn gewoon overal doorheen en overheen
geklommen, en steeds kregen we weer andere apart
gevormde rotsen te zien. Uiteindelijk heeft het kleine
park ons heel wat meer tijd én zweetdruppels (het was
vreselijk warm!) gekost dan we van te voren hadden
verwacht.
Ons tweede doel van deze dag, Little Wild Horse Canyon,
lag heel dicht bij Goblin Valley. Via een onverharde
weg reden we naar een parkeerplaats, waar Rob nog even
een slok cola wilde nemen voordat we aan onze hike
zouden gaan beginnen. Tikt ie per ongeluk met de
bovenkant van de fles tegen de bumper van de auto… de
fles sprong meteen kapot en de cola spoot alle kanten
op. In de auto… en verder vooral op mijn benen! Jee,
waarom moeten ze nou altijd míj hebben?? (Zie ons
reisverslag van 2001, dag 6. Toen was het Hans die het
nodig vond een heel blikje cola over mijn broek leeg te
gieten!)
Nadat de auto en ik waren schoongepoetst, én nadat we
ons flink hadden ingesmeerd met zonnebrandolie, kon de
hike dan toch beginnen. We volgden een droogstaande wash
die, nadat we zo’n 10 minuten hadden gelopen, helemaal
vol lag met enorme rotsblokken. Daar moesten we dus
omheen klimmen, via een smalle richel aan de
linkerzijde. Kort daarna bereikten we de ingang van de
canyon. In het begin was ik eigenlijk niet heel erg
onder de indruk, ik had weer eens flink last van de
hitte en daar was ik méér mee bezig dan met de omgeving.
Ik had ergens gelezen dat Little Wild Horse Canyon
vooral tijdens de eerste 800 meter erg mooi zou zijn,
volgens die info kon je het beste maar omdraaien als je
een groot open gedeelte met bomen had bereikt. Nou,
degene die dat stukje geschreven heeft, heeft er dus
duidelijk geen verstand van! Gelukkig maar dat we toch
nog verder zijn gelopen, want juist voorbij die open
plek werd de canyon echt geweldig mooi! Heel smal, maar
nergens zo extreem smal als in Spooky, een paar dagen
eerder. De golvende wanden kwamen vooral onderaan zo
dicht bij elkaar, dat we soms echt moesten zoeken waar
we onze voeten nog neer konden zetten.
Er lagen ook veel
losse rotsen, waar we overheen moesten klimmen. Op één
plek had ik daar een beetje moeite mee, met name op de
terugweg. En ze hadden er nog wel – als extra hulp – een
mooi houten trapje neergezet. Aan het eind van de canyon
raakten we in gesprek met een Amerikaanse man en vrouw,
die het duidelijk heel leuk vonden dat wij vanuit het
verre Nederland helemaal hier naar toe waren gekomen om
Little Wild Horse Canyon te bekijken. Toen ze hoorden
dat we op weg waren naar Moab, raadden ze ons aan om de
Negro Bill Trail te gaan lopen, die zouden we ook vast
heel mooi vinden. Hoewel ik op dat moment zeker van plan
was gegevens over die trail op internet op te gaan
zoeken, is dat er uiteindelijk toch niet meer van
g ekomen. Misschien een volgende keer.
Ook al was ik in eerste instantie niet zo enthousiast,
achteraf gezien beschouw ik onze hike door Little Wild
Horse Canyon als een van de mooiste wandelingen die we
tijdens deze vakantie hebben gemaakt. De canyon is
steeds anders, soms heel smal, dan weer heel open... ook
de wanden hebben allerlei verschillende structuren, op
sommige plekken zitten ze helemaal vol met gaten, op
andere plekken zie je prachtige golvende vormen of grote
alkoven. Uiteindelijk hebben we hier drie hele mooie
uren volgemaakt.
Het was inmiddels bijna kwart voor drie, tijd om naar
Moab te gaan. We maakten nog even een korte stop in
Arches National Park, waar we in het gloednieuwe Visitor
Center een plekje wilden bespreken voor de Fiery Furnace
Walk. Voor dinsdag zat de wandeling al volgeboekt, maar
voor de woensdagochtend konden we nog wel drie tickets
bemachtigen. ’s Avonds zijn we, voor het eerst tijdens deze vakantie,
wat rond wezen neuzen in de plaatselijke winkels. Even
lekker loom rondslenteren door Main Street, wat
Indiaanse kunst bekijken en t-shirts zoeken. Natuurlijk
zijn we ook nog even binnengelopen in de galerie van de
fotograaf Tom Till, even wat mooie plaatjes kijken.
Daarna zijn we naar ons motel teruggegaan, waar we
lekker in onze super KingSize bedden zijn gekropen… die
bedden waren zo breed dat we er haast in verdwaalden.
Klik hier voor onze
fotoreportage van Little Wild Horse Canyon.
|
|
|
Moab - Shafer Trail -
Moab (86 mijl) |
|
Tijdens
ons vorige bezoek aan Canyonlands National Park,
in 2003, hadden we likkebaardend boven aan de Shafer
Trail Overlook gestaan. Een beetje jaloers op de mensen
die we daar in hun jeep langzaam naar boven zagen
rijden. Wat zag er dat super uit! Het gevoel liet ons
niet los, en eenmaal thuis begonnen we er steeds vaker
over te praten om ook eens een 4WD te huren en van de
gebaande wegen af te gaan. Nou, die wens hadden we
tijdens deze vakantie écht in vervulling zien gaan, maar
zonder de Shafer Trail was ons “Been there, Done
that”-lijstje natuurlijk nog niet compleet. De Ranger in
het Visitor Center liet ons weten dat de weg ‘in
excellent condition’ was, dus er was nu niets meer dat
ons tegenhield.
We namen
eerst uitgebreid de tijd om de switchbacks van bovenaf
te bekijken. We zagen drie identieke witte jeeps die
heel langzaam naar beneden reden. Dat waren ongetwijfeld
gehuurde jeeps en die reden natuurlijk zo langzaam om de
toeristen volop de tijd te geven om rond te kijken, zo
dachten we. Maar toen we even later zelf de Shafer Trail
op reden wisten we al gauw beter. De weg lag helemaal
bezaaid met stukken steen, het was daardoor de lastigste
dirtroad die we tot nu toe waren tegengekomen. Dat
langzame tempo was echt bittere noodzaak. De switchbacks
zelf vielen gelukkig best mee, er waren wel wat smalle
stukken maar ’t was nergens zo spannend dat ik niet meer
durfde te kijken. Op de wat bredere gedeeltes zijn we
regelmatig gestopt. Soms om tegenliggers de ruimte te
geven. En nog vaker om het machtige rotslandschap te
kunnen bekijken en te fotograferen. We hebben maar
liefst 50 minuten nodig gehad voor de eerste 5 mijl,
geen echt recordtempo dus. Voorbij de switchbacks
bereikten we een splitsing; de Shafer Trail gaat daar
linksaf maar wij reden rechtdoor, de White Rim Road op.
We parkeerden de auto bij het begin van de Gooseneck
Trail; net op dat moment kwam er een heel stel
mountainbikers aanrijden, mannen én vrouwen. Een van de
vrouwen vroeg hoe ver het was naar de switchbacks, o
jee, moesten ze daar écht al fietsend omhoog? Dat doe ik
ze niet na hoor… ik vind ’t met de auto omlaag al een
hele prestatie!
De
wandeling naar de Gooseneck Overlook was vrij eenvoudig.
Het was een bekende plek voor ons, je ziet daar dezelfde
bocht in de Colorado River die je ook vanaf Dead Horse
Point State Park kan bekijken. Daar ergens hoog op de
rotsen voor ons hadden we in 2003 al eens gestaan! Ons
volgende doel aan de White Rim Road was Musselman Arch.
De weg werd er niet echt beter op, de bodem bleef heel
erg rotsachtig en we moesten hier dicht langs een diepe
afgrond rijden. Musselman Arch is heel anders dan de
natuurlijke bogen die we tot dan toe gezien hadden. Het
is geen boog, maar een platte brug die twee rotswanden
met elkaar verbindt, op dezelfde hoogte als waar wij
stonden. Je kan er zo overheen lopen, en dat moesten we
natuurlijk zelf ook eens uitproberen. Als het hard waait
schijnt dat nogal een linke onderneming te zijn. Maar op
dit moment stond er bijna geen wind, het was dan ook
heel makkelijk om over de arch heen te lopen. Je moet
dit niet doen als je hoogtevrees hebt, ’t is toch wel
diep aan beide kanten! Toen we weer veilige grond onder
onze voeten hadden, en nog even de mooie omgeving
stonden te bekijken, kregen we gezelschap van een
gepensioneerd Amerikaans echtpaar. Ze vertelden dat ze
al vele jaren lang minstens 1x per jaar dit deel van de
USA bezochten, ze konden echt géén genoeg krijgen van de
prachtige woestijn- en rotslandschappen. Nou, ik kan ze
geen ongelijk geven, hoe vaak je hier ook komt, het
blijft imponerend.
De
White Rim Road is helaas te lang om die op één dag
helemaal te rijden. We gingen dus weer terug naar de
splitsing, en draaiden de Shafer Trail op. Omdat er
nergens picknickplaatsen waren en we toch wel behoorlijk
honger begonnen te krijgen, zochten we maar een plekje
langs de weg uit. We installeerden ons met onze koelbox
op een rotsrichel, maar echt comfortabel was het niet.
Zeker niet toen het ook nog eens behoorlijk begon te
waaien, het was zomaar opeens afgelopen met het rustige
weer. We voelden zowaar een stel regendruppels, van de
bergwand achter ons kwamen een paar donkere wolken
opzetten. Gelukkig zette de regen niet door, en konden
we rustig verder rijden. Nou ja, rustig… da’s niet echt
het goede woord. Het wegoppervlak bleef bijna de hele
rit slecht, en al het gehobbel begon toch wel op me in
te werken. Het was erg vermoeiend.
In het begin van de jaren ’90 is ergens aan de Shafer
Trail de beroemde scène van de film Thelma
and Louise opgenomen, die waarin de beide dames
besluiten gas te geven en zich zo samen de diepte in te
storten. Sindsdien wordt de bewuste plek “Thelma and
Louise Point” genoemd, en dat wilde ik natuurlijk ook
wel even op de foto hebben. We vonden echter geen
bordje, dus of we nu precies op de goede plek zijn
gestopt weet ik niet. Even verder ligt de Potash Site,
waar in een aantal grote waterbasins zout wordt
gewonnen. Het water was heel lichtblauw, dat vormde een
opvallend contrast met de roodbruine kleuren van de
omgeving.
De rit was erg mooi geweest, maar toch waren we blij
toen we het asfalt van de Potash Road bereikten. We
hadden er 25 mijl over slechte onverharde wegen op
zitten, veel minder dan de 67 mijl van twee dagen eerder
in Cathedral Valley. Maar
deze route had er veel méér ingehakt, in Cathedral
Valley was de weg meestal redelijk goed met zo nu en dan
wat slechte stukken. En hier was het echt 25 mijl lang
hobbelen geweest. De pittige wandeling naar de Corona
Arch, die hier aan de Potash Road begint, werd resoluut
uit onze planning geschrapt. Geen zin meer! Kort na tweeën waren we terug in Moab, en vielen we
helemaal uitgeblust op onze bedden neer. Er was net een
hele leuke aflevering van Mad about You op tv. Helemaal
perfect, dat had ik echt even nodig. Hans heeft daar
trouwens niet veel van gezien, die was binnen een paar
minuten onder zeil. Na Mad about You werkte ik nog vier
comedy-afleveringen weg, zalig was dat om zo een middag
even helemaal niets te doen! We kwamen ook niet meer op
gang… we zijn vroeg op de avond alleen nog even de deur
uit geweest om te gaan eten en om wat boodschappen te
doen.
Klik hier voor een fotoserie
van de Shafer Trail. |
|
|
Moab - Arches NP
- Blanding (128 mijl) |
|
We
waren echt opgeknapt van die halve dag lekker niets
doen; we stonden ’s morgens in alle vroegte weer vol
energie in Arches National Park. We waren veel te
vroeg voor de Fiery Furnace Walk, die om negen uur
zou gaan beginnen. Genoeg tijd om even naar Sand
Dune Arch te lopen, een wandeling van in totaal 600
meter die grotendeels door los zand gaat. De arch
bleek helemaal omsloten te liggen door hogere
rotsen, en de diepe schaduw maakte het niet
makkelijk om ‘m goed op de foto te krijgen. Leuke
wandeling trouwens voor mensen met kinderen, en ik
denk dat het daar ook lekker koel zal zijn als de
temperaturen in de zomer weer eens ondraaglijk
worden.
Toen we op de parkeerplaats bij Fiery Furnace
aankwamen, stonden er al diverse andere toeristen op
de Ranger te wachten. Onze Rob bekeek het groepje
eens heel bedenkelijk, hij was met z’n 21 jaar toch
wel héél erg ruim de jongste. Gelukkig voor hem
kwamen er daarna ook nog wat twintigers opdagen, al
bleef de gemiddelde leeftijd van de groep toch wel
rond de 50 hangen. Toen de groep compleet was
mochten we allemaal braaf achter Ranger Lee Ferguson
aan lopen. Leuke man trouwens, hij wist heel boeiend
te vertellen over de verschillende geologische lagen
en processen, de plantengroei, de invloed van de
mens op de natuur enzovoort. Toch dingen die je niet
aan de weet komt als je zonder Ranger op pad gaat.
Al gauw liepen we door een doolhof van smalle kloven
en prachtige rotsen. Op sommige plekken moesten we
wat klimmen, over smalle rotsspleten heenstappen,
door nauwe passages lopen. Dat maakt zo’n wandeling
toch echt extra leuk om te doen. Het tempo lag
helaas ontzettend laag, er moesten toch steeds zo’n
20 mensen elke hindernis overwinnen en dat kostte
vaak flink wat tijd. Eén passage was echt lastig, er
kwamen daar twee rotswanden aan de onderzijde dicht
bij elkaar en we moesten – met onze voeten op de
ene wand en onze handen tegen de andere – van rechts
naar links schuifelen. De Ranger plaatste op gegeven
moment z’n tenen tegen de ene wand, terwijl ie met
z’n hakken op de andere wand bleef steunen. Dat
bleek niet zo’n goed voorbeeld te zijn, met mijn
maatje 39 had ik net te weinig steun en ik schoot
ineens naar beneden. Gelukkig bleef de schade
beperkt tot wat oppervlakkige schaafwonden aan m’n
schenen. Natuurlijk vielen er onderweg diverse
arches te bewonderen, zoals de dubbele Twin Arch. Ik
was echt verbaasd toen de Ranger vertelde dat de
linkse van die twee arches qua grootte de nummer 38
van het park was, groter dan Delicate Arch! Later
zagen we ook nog de nummer 20 van de rij, Surprise
Arch genaamd. Met de hele groep hebben we daar een
tijdje gezeten, het was wel heel opvallend dat we
met niemand van de andere deelnemers in gesprek
raakten. Meestal zijn Amerikanen heel erg
belangstellend als ze horen dat je uit het
buitenland komt, en in deze groep waren wij de enige
niet-Amerikanen. Maar nee, er ontstonden geen
contacten tussen de verschillende groepen mensen.
Uiteindelijk zijn we drie volle uren onderweg
geweest, en ik vond het echt jammer toen de tocht
was afgelopen. Het was hier zo mooi, ik had graag
nog veel meer van Fiery Furnace willen zien.
Bij de parkeerplaats van Devils Garden lag een
grote picknickplaats. Het was er druk, maar gelukkig
kwam er helemaal achterin net een tafel vrij.
Tijdens het eten konden we mooi even overleggen hoe
we de middag in zouden gaan delen. Wilden we een
mooie route gaan rijden, via Scenic Byway 128 en
Castle Valley, of hadden we nog genoeg energie voor
een hike naar bijvoorbeeld Corona Arch of Delicate
Arch? Van de trage Fiery Furnace Walk waren we echt
niet moe geworden, en we wilden alle drie heel erg
graag Delicate Arch eens zien. De grootste twijfel
was de hitte… er is bijna geen schaduw op die trail
en ik weet dat ik echt helemaal kapot ben als ik een
paar kilometer in de felle zon moet lopen. Maar
misschien viel het met die zon nogal mee, er was
flink wat bewolking en dat gaf uiteindelijk de
doorslag… we kozen voor de trail naar Delicate Arch.
Toen we op de parkeerplaats aankwamen besloot de zon
om toch maar weer tevoorschijn te komen. En ook al
was het nog steeds flink bewolkt, tijdens onze hele
tocht naar boven toe bleef de zon nét steeds tussen
de open plekken zichtbaar. Ik kreeg het steeds
warmer, mijn gezicht werd weer eens vuurrood…. en
toen we op zo’n drie kwart van de klim zaten zag ik
het even helemaal niet meer zitten. Wat had ik me
toch weer op m’n hals gehaald!! Maar omkeren als je
zo dichtbij bent, dat was natuurlijk ook geen optie.
Wat was ik blij toen ik, op het moment dat we aan
het laatste deel van de trail begonnen, een klein
maar o zo heerlijk stukje schaduw ontdekte. En het
begon ook nog eens flink te waaien, beter kon niet!
Terwijl ik daar tegen de rotswand zat, zag Rob boven
me een arch waar hij naar toe kon klimmen. Bleek dat
hij vanuit die arch al een eerste blik op Delicate
Arch kon werpen, ons einddoel was dichtbij.
Ondertussen kwamen er veel mensen voorbij gelopen,
en toevallig was daar ook de groep bij die we die
ochtend ook al bij Fiery Furnace hadden gezien. Toen
hadden we niets tegen elkaar gezegd, maar nu was er
wel meteen de herkenning én de ongerustheid… dit was
ondertussen al de derde keer deze vakantie dat
iemand dacht dat ik me vreselijk had verbrand! Toen
ik er weer een beetje normaal uit begon te zien
konden we weer verder lopen, en het bleek inderdaad
nog maar een heel klein stukje te zijn. Via een
brede richel liepen we om de rotswand heen, en daar
stond ie dan…. de wereldberoemde Delicate Arch. Ik
was meteen vergeten hoe zwaar ik de tocht naar boven
had gevonden, dit was echt véél mooier dan ik vooraf
had verwacht. Echt een plek om heel lang te gaan
zitten genieten, niet alleen van de schitterende
arch maar ook van de rotsomgeving en de besneeuwde
toppen van de La Sal Mountains op de achtergrond. De terugweg was gelukkig minder zwaar dan de tocht
omhoog, we namen zelfs nog even een heel klein
omweggetje naar een rotswand waarop we petroglyphs
konden bekijken. Die we overigens niet zo heel erg
boeiend vonden. Het was daarna nog maar een klein
stukje lopen naar de auto; vervolgens zijn we het
park uitgereden en direct verder gegaan naar onze
volgende overnachtingsplaats Blanding.
Klik hier voor
onze fotoreportage van Fiery Furnace. |
|
|
Blanding-Muley
Point-Moki Dugway-Goosenecks State Park-Valley of
the Gods-Monument Valley-Page (266 mijl) |
|
We
hadden geen druk programma, vandaag. We konden ’s
ochtends lekker rustig aan doen, en we zaten pas om
half tien in de auto. Het begin van onze rit was wat
saai, we reden door een bosrijk gebied waar niet
echt iets spannends te zien was. Eigenlijk best wel
lekker na al die spectaculaire indrukken van de
afgelopen weken, even verstand op nul en gewoon wat
mijlen wegwerken. Ons eerste doel van deze dag was
het hoog gelegen uitkijkpunt Muley Point. Vanaf daar
konden we echt gigantisch ver om ons heen kijken
over een desolaat rotslandschap. De buttes van
Monument Valley, waar we straks nog langs zouden
rijden, waren goed herkenbaar. Ik heb geen idee
hoeveel mijlen we weg konden kijken, maar het waren
er veel, héél veel. We haalden onze koelbox uit de
auto, en sleepten ‘m een eind mee tot we een
makkelijke rots vonden om op te gaan zitten. Er zijn
slechtere plekken denkbaar om je boterhammen te
smeren!
Na Muley Point was de Moki Dugway aan de beurt. Dat
is een gravelweg die bestaat uit een stel
haarspeldbochten, waar we over een afstand van 3
mijl zo’n 335 meter afdaalden. Het was een heel mooi
stukje weg om te rijden, en ondanks het gravel en de
haarspeldbochten heel eenvoudig om te doen.
Natuurlijk stopten we een paar keer om foto’s te
maken, en vanaf ons hoge plekje konden we al heel
goed de dirtroad zien liggen die als volgende op ons
programma stond, de route door Valley of the Gods.
In 2003 hadden we daar ook al eens gereden; we
vonden die rit toen zo mooi dat we ‘m nu graag eens
over wilden doen. Maar dan wél met een auto met high
clearance, we wilden niet nog eens meemaken dat de
bodem van de auto over de rotsachtige ondergrond zou
schuren!! Net als drie jaar eerder vonden we het
weer een heerlijke rit… de weidse omgeving, de mooie
rotsen, het ‘alleen-op-de-wereld’-gevoel… Na Valley of the Gods was het maar een klein stukje
rijden naar Goosenecks State Park. Daar keken we
naar de San Juan River die zo’n 300 meter beneden
ons een aantal grote bochten maakt; over een afstand
van hemelsbreed 2 kilometer is de rivier maar liefst
10 kilometer lang. Vreemd genoeg deed die plek me
helemaal niets, het was wel mooi maar het ‘pakte’ me
niet. Ik stond erbij en ik keek er naar, om het zo
maar eens te zeggen.
Eigenlijk waren we niet van plan om naar Monument
Valley te gaan. Het is een schitterend stukje
natuur, maar we waren daar in 2001 en 2003 al
geweest en drie keer diezelfde route leek me toch
een beetje te veel van het goede. Maar we hadden nog
tijd genoeg, en Hans had zoiets van ‘ach, we zijn
hier nu toch dus waarom ook niet??’. En zo reden we
het park even later toch weer binnen. En ook al was
het gevoel om daar rond te mogen rijden niet meer zo
intens als die eerste keer, ik genoot er toch echt
weer van. Vóór ons reed een auto met aan het stuur
een wat oudere man, die blijkbaar alleen in een
superlangzaam slakkegangetje over de onverharde weg
durfde of wilde rijden. Wij rijden best rustig,
zeker in een park, maar dit was toch wel héél erg
langzaam. Dus zodra de weg even breed genoeg was
reden we de auto voorbij, zodat we weer in een iets
prettiger tempo verder konden. Bij ons eerste
fotostop haalde ‘opa’, zoals we ‘m maar even
noemden, ons weer in. En moesten we hem opnieuw
voorbij. En dit herhaalde zich zo een aantal keer…
op gegeven moment zaten we tijdens onze fotostops al
te kijken of ‘opa’ er weer aankwam. Gauw, gauw….
anders moeten we weer een tijd achter hem blijven
hangen! We leken net een stel kleine kinderen…
gelukkig maar dat ‘opa’ zich waarschijnlijk helemaal
niet bewust was van het feit dat we het steeds over
hem hadden. Hij bleef onverstoorbaar in z’n eigen
tempo door Monument Valley rondrijden, zonder ook
maar één keer te stoppen.
Na een korte stop in Kayenta – we hadden zin in een
ijsje - reden we in één ruk door naar onze volgende
overnachtingsplaats, Page in Arizona. Waar we een
weekje eerder ook al een paar nachten hadden
doorgebracht. We gingen op zoek naar een hotel voor
vier nachten, maar dat wilde niet zo lukken. De
eerste twee hotels waar we binnenliepen hadden maar
voor één nacht plaats. Tja, het weekend kwam eraan,
en Page is een populaire plaats bij watersporters.
Uiteindelijk belandden we in het smoezelige Empire
Hotel, absoluut het minst fijne hotel van deze reis.
Wat een uitgewoonde boel was dat zeg. De
vloerbedekking was versleten, de kraan in de
badkamer zat los, het gordijn konden we alleen maar
dichtkrijgen door ’t met Rob z’n schoen op de
vensterbank klem te zetten, en meer van dat soort
dingen. Gelukkig was het er niet smerig, anders was
ik meteen weggegaan. Maar toch… het was drie keer
niks. Uiteindelijk besloten we toch maar om te
blijven, we hadden geen zin om nog een ander hotel
te gaan zoeken. |
|
|
Page – Horseshoe Bend
– Alstrom Point - Page (162 mijl) |
|
Half
zes ’s ochtends…… wie haalt het verdorie in z’n
hoofd om op zo’n onmogelijk vroeg tijdstip met
zoveel kabaal rond te gaan lopen?? Het geluid van de
voetstappen van onze buren – zo dachten we – drong
luid en duidelijk onze kamer binnen, we waren alle
drie klaarwakker. Eerst hoopten we nog dat ze vroeg
op pad wilden vandaag, en dat het dus wel snel weer
stil zou worden. Maar in plaats daarvan werd de
herrie nog veel doordringender…. waren ze nou ook
nog eens een blok ijs aan het klein hakken, of
zoiets?? Op gegeven moment ging Hans toch maar eens
even buiten kijken… bleken er arbeiders op het dak
aan het werk te zijn! Uiteindelijk kwam ook de
eigenaar van het hotel naar buiten, en die stuurde
de mannen het dak af. Gelukkig, nog even rust!
We zijn nog wel een tijdje naar bed terug gegaan,
maar echt lekker slapen lukte niet meer. Eigenlijk
hadden we het helemaal gehad in dit hotel, we
besloten dan ook om de volgende nachten te annuleren
en op zoek te gaan naar iets anders. Maar eerst even
lekker met ons Melanie en Marcel kletsen, via Skype.
We konden ze niet alleen horen, maar ook zien,
dankzij de webcam! Het was wel heel apart om de
katten zomaar rond te zien lopen, ik heb nog volop
tegen ze zitten kletsen. Tevergeefs overigens, Radja
en Toyke waren absoluut niet geïnteresseerd in de
computer die hun namen plotseling bleek te kennen.
Gelukkig
konden we de kamer in het Empire Hotel zonder
problemen annuleren, en was er nog een (veel
duurdere) kamer beschikbaar in de Quality Inn. Maar
het duurde nog wel een paar uur voordat we daar
terecht konden, tijd genoeg dus om Horseshoe Bend te
gaan bekijken. Daarvoor hoefden we niet ver te
rijden, de parkeerplaats lag op maar een paar mijl
ten zuiden van Page. We hadden geluk met het weer;
rondom ons hingen op diverse plaatsen dreigende
regenwolken, maar tijdens onze wandeling naar het
uitkijkpunt bleef de zon voor ons toch lekker
schijnen. Na ruim 1 kilometer waren we bij het
einddoel, op zo’n 300 meter beneden ons zagen we een
gigantische hoefijzervormige bocht in de Colorado
River. Mooi, echt heel erg mooi! Vooral de kleuren
vond ik prachtig, het blauwgroene water, de
lichtbruine rotsen, de groene bomen… En om ’t
plaatje compleet te maken zagen we ook nog een
aantal kleine boten rondvaren. Bij het fotograferen
was onze breedbeeldlens heel hard nodig, en zelfs daarmee lukte het nét niet de hele bocht in één keer op
de foto te krijgen. Om de bocht ook vanuit een
andere hoek te kunnen fotograferen zijn we nog een
heel stuk naar rechts gelopen, met de bocht mee. We
kwamen daarbij langs een stel lage rotsen die me
vanwege de mooie lijnen wat aan The Wave deden
denken. Het uitkijkpunt ligt lager dan de
parkeerplaats waar we de auto hadden achtergelaten,
dus op de terugweg moesten we nog even klimmen.
Gelukkig was de afstand niet al te groot.
Het was nog lang geen drie uur, we konden nog steeds
niet in ons hotel terecht. Winkelen is niet onze
hobby, dus in de WalMart waren we al snel weer
uitgekeken. We vulden onze tijd door even naar
het plaatsje Big Water te rijden, waar we in het
Visitor Center van een heel behulpzame Ranger een
kaart kregen waarop hij de route naar Alstrom Point
voor ons uittekende.
Op de terugweg naar Page ging onze telefoon ineens
over. Maar helaas, toen we opnamen was er niemand
aan de andere kant van de lijn. Aan de
nummerherkenning zagen we dat het Melanie was die
had gebeld. Terugbellen lukte niet, we hadden geen
goed bereik. Even later ging de telefoon wéér over…
’t zat me niet echt lekker dat Melanie ons op dit
tijdstip – 12.00 uur ’s nachts in Nederland –
probeerde te bereiken terwijl we een paar uur eerder
nog uitgebreid met elkaar hadden gesproken. Gelukkig
konden we nu wel op onze kamer terecht, en via
internet kregen we contact met ons Mel. Nee, er was
niets aan de hand, en ze had helemaal niet gebeld!
Blijkbaar was er net zoiets gebeurd als eerder met
dat SMS-je, Melanie had een paar dagen eerder zomaar
eens geprobeerd te bellen, en dat was blijven
‘hangen’ tot het moment dat we weer – een beetje –
bereik hadden.
Nou, we waren weer gerustgesteld. Dus we zetten onze
koffers in de hotelkamer, vulden de koelbox, en we
gingen weer op pad. Op naar Alstrom Point, volgens
sommige reisverslagen het mooiste uitkijkpunt over
Lake Powell. Het zou geen makkelijke tocht worden,
want tijdens het laatste deel van de route zouden we
over een rotsbodem moeten rijden waar het pad niet
meer herkenbaar zou zijn. De route begon in Big Water, we reden daar de
onverharde Nipple Bench Road op. Al eerder tijdens
deze vakantie hadden we rondgereden door maanachtige
landschappen, en opnieuw bevonden we ons nu midden
tussen kale grauwe rotsen. Eerst wat geelachtig van
kleur, maar naarmate we verder kwamen werden ze
steeds donkerder. Kale, grauwe rotsen, eigenlijk
klinkt dat heel erg saai. Maar het tegendeel is
waar, dit soort landschappen zijn juist adembenemend
mooi en fascinerend om te zien; we vonden het dan ook
een heerlijke rit. Na 13 mijl bereikten we een
afslag, we draaiden daar de Grand Bench Road op. Het
landschap veranderde, we zagen hier minder rotsen en
meer vegetatie. Het wegoppervlak werd steeds
slechter, al was het met onze auto nog steeds goed
te doen. Sneller dan verwacht bereikten we een bord
waarop stond aangekondigd dat het nog 5 mijl rijden
was naar Alstrom Point. Nadat we die 5 mijl hadden
afgelegd konden we inderdaad een eerste glimp van
Lake Powell opvangen. Maar was dit nou Alstrom
Point?? Het was veel minder mooi dan op de foto’s
die we hadden gezien, en bovendien hadden we tijdens
onze rit nog niet te maken gehad met de
aangekondigde rotsachtige ondergrond. Nee, dit was
echt ons eindpunt nog niet.
Een wat oudere man stond met behoorlijk dure
foto-apparatuur plaatjes te schieten. Hij werd
vergezeld door een iets jongere vrouw. Het tweetal
was niet erg spraakzaam; ze vertelden eigenlijk
alleen maar dat ze niet van plan waren verder te
rijden dan deze plek. Even later gingen ze weg, ze
draaiden hun auto en gingen inderdaad terug in de
richting waar we vandaan waren gekomen. Wij vonden
het zonde om nu om te draaien, het échte Alstrom
Point kon immers niet ver meer zijn. In ieder geval
klopte wel wat er in de routebeschrijving stond die
we op internet hadden gevonden: we reden nu over een
heel rotsachtige ondergrond, die overigens wel heel
anders was dan eerder op bijvoorbeeld de Shafer
Trail. Daar was het pad bezaaid met stenen die
vanuit het wegoppervlak omhoog staken, maar nu reden
we over gladde slickrocklagen waar eigenlijk geen
pad meer te herkennen was. We stuurden Rob de auto
uit, hij liep voor ons uit en zocht naar de juiste
route. En omdat er best wel wat hoogteverschillen in
de rotslagen zaten, moesten we echt goed vooruit
kijken, als we net wat teveel naar links of te ver
naar rechts zouden rijden, dan zouden we
onherroepelijk op te grote hoogteverschillen
stuiten. Gelukkig stonden op sommige plaatsen
cairns, van die opeengestapelde stenen, en dat was
toch wel echt een belangrijk hulpmiddel bij onze
zoektocht.
En zo bereikten we uiteindelijk toch ons einddoel,
het schitterende Alstrom Point. Het uitzicht over de
baai die beneden ons lag, Padre Bay, was echt
geweldig. De meest opvallende rotsformatie heeft min
of meer de vorm van een geweer (hmmm, ik heb toch
best wel wat fantasie maar ik zag hier echt geen
geweer in!), en heet daarom Gunsight Butte. Aan de
overzijde zagen we het Kaiparowits Plateau en de
3.000 meter hoge Navajo Mountain. De zon stond in
onze rug, ideaal voor de belichting. Ook hier waren we niet alleen, twee Duitsers en een
Amerikaan waren net als wij volop foto’s aan het
maken. De Amerikaan vertelde dat hij al enkele uren
eerder bij Alstrom Point was aangekomen; zijn rit
was nog heel wat lastiger geweest dan die van ons.
Hij had namelijk een enorme stortbui over zich heen
gekregen, het was echt even verschrikkelijk slecht
weer geweest. Hij was er nog steeds van onder de
indruk, eerst moest hij zijn verhaal aan ons kwijt
en even later ook nog aan de Duitsers. Tja, dat moet
dus een van die buien zijn geweest die we vanaf
Horseshoe Bend hadden gezien!
De zon begon te zakken, en dat betekende dat we aan
de terugweg moesten beginnen. We wilden immers niet
in het donker over die lastige rotsbodem gaan
rijden! Achteraf gezien was het tijdstip waarop we
aan de terugtocht begonnen toch niet echt handig
gekozen, de zon scheen nu recht in onze ogen en daar
hadden we behoorlijk last van. Eén keer kozen we de
verkeerde richting en werd de rotsbodem zo slecht
dat we echt niet verder vooruit konden rijden; dus
weer een klein stukje terug en een makkelijker
begaanbaar deel zoeken. Uiteindelijk kwamen we
zonder kleerscheuren weer op de gewone onverharde
weg terecht. Nog steeds niet echt comfortabel, maar
wel een hele verbetering ten opzichte van het
slickrock. Op het moment dat we de Nipple Bench Road
weer bereikten was het echt donker geworden,
gelukkig maar dat dit deel van de route veel
makkelijker begaanbaar was. Rond acht uur ’s avonds waren we terug in Page; bij
de McDonalds haalden we een paar warme broodjes kip
en hamburger, en die aten we even later lekker op
onze hotelkamer op. In het Quality Inn, gelukkig, we
waren blij dat we niet meer naar het Empire Hotel
hoefden.
Klik hier voor
onze fotoreportage van Alstrom Point. |
|
Reisdag : 1-6 7-12 13-18 19-24 |
|
 |
|
|
|
|