 |
|
 |
Reisverslag - West Usa & New York 2004 |
|
Inleiding:
We hadden een luxe probleem. Eigenlijk, diep in ons
hart, wilden we gewoon weer terug naar ons favoriete
stukje Amerika: de Grand Circle. Maar we wilden ook wel
eens iets anders proberen, er is immers nog veel meer
moois in Amerika te zien.
New York bleek bij ons alle vier op het verlanglijstje
te staan, en al snel waren we het met elkaar eens dat we
daar de laatste dagen van onze vakantie zouden gaan
doorbrengen. Dat betekende wel dat we voor de rondreis
in het westen maar een week of twee overhielden, we
konden dan ook geen al te lange route uitkiezen.
Tijdens onze reis in 2003 hadden we in verband met
slecht weer onze planning in Death Valley flink aan moeten
passen. Dat zouden we nu in 2004 helemaal goed gaan
maken; we trokken maar liefst een dag of drie voor dit
schitterende park uit, zodat we ook enkele minder
bekende plekken konden gaan bezoeken, zoals Titus Canyon
en de Racetrack Playa. Ons plan om naar de staat
Washington te gaan moesten we daardoor wel laten
schieten, de route zou dan echt te lang worden. Maar ook
in Noord-Californië en Oregon bleken genoeg mooie
plekken te vinden… onze planning begon vorm te krijgen.
Tijdens onze eerdere vakanties hadden we steeds alle
hotels vooraf geboekt. We wilden nu echter ook eens
proberen hoe het zou bevallen om meer vrijheid te
hebben, om per dag te kunnen bekijken hoe ver we wilden
rijden en om de route eventueel aan slechte
weersomstandigheden aan te kunnen passen. We boekten dan
ook alleen de eerste en de laatste overnachting in San
Francisco, en het hotel in New York. En daarna begon het
lange wachten, totdat dan toch eindelijk de datum 14
augustus op de kalender verscheen….
PS: Ook nu bestaat het reisgezelschap uit Hans
(jaargang 1959), Henriëtte (1959), dochter Melanie
(1983) en zoon Rob (1984).
|
|
dag
1: Gerwen – Amsterdam – San Francisco
dag 2: San Francisco - Avenue of the Giants - Eureka
dag 3: Eureka - Redwood NP - Grants Pass
dag 4: Grant Pass - Klamath Falls
dag 5: Klamath Falls - Crater Lake NP - Yreka
dag 6: Yreka - Lassen Volcanic NP - Susanville
dag 7: Susanville - Lake Tahoe - Lee Vining
dag 8: Lee Vining - Bodie - Mono Lake - Mammoth
Lakes
dag 9: Mammoth Lakes - Alabama Hills - Lone
Pine
dag 10: Lone Pine - Alabama Hills - Lone Pine
dag 11: Lone Pine - Mono Lake - Lee Vining
dag 12: Lee Vining - Yosemite NP - Mariposa
dag 13: Mariposa - Yosemite NP - Mariposa
dag 14: Mariposa - Palo Alto - Redwood City - Carmel
dag 15: Carmel - Big Sur - San Francisco
dag 16: San Francisco
dag 17: San Francisco - Detroit - New York
dag 18: New York
dag 19: New York
dag 20: New York
dag 21: New York
dag 22: Amsterdam - Gerwen
Klik hier om de
foto's in groot formaat te zien.
Klik hier om reisverslag te openen als Pdf. |
|
|
Dag 1: zaterdag 14 augustus - Gerwen - Amsterdam - San Francisco |
|
De reis naar San Francisco verliep zeer voorspoedig.
Nergens vertraging, geen noemenswaardige turbulentie,
gewoon een lekker rustige vlucht. En omdat we
rechtstreeks vlogen, met de KLM, landden we al vroeg in
de middag op San Francisco International Airport. Bij de
douane hadden we net de verkeerde rij te pakken, de zuur
kijkende douanebeambte had twee keer zoveel tijd nodig
voor elke passagier dan zijn collega’s naast hem. “Of we
van plan waren naar Disneyland te gaan?”, informeerde
hij. En zowaar, ondanks zijn chagrijnige blik leek de
vraag toch écht als grap bedoeld te zijn. Toen we
ontkennend antwoordden, gaf hij ons het bevel het
pretpark alsnog in onze route op te nemen, “want”, zo
zei hij, “elke toerist móet naar Disney toe!”. Maar
netjes ja geknikt, dan waren we het snelst van hem af.
Korte tijd later reden we met onze huurauto, een
vierwielaangedreven Chevrolet Blazer, het
autoverhuurstation uit. Volgens de papieren bood de auto
plaats aan 5 personen, 4x groot en 1x klein. Mmm, dan
hadden we de vriend van Melanie ook wel mee kunnen
nemen, was de conclusie (sorry, Marcel)!
Ons hotel, de Travelodge, lag op slechts enkele
minuten rijden van de luchthaven. Het was geen probleem
om het te vinden, want het lag schuin tegenover de
Ramada Airport Inn waar we nog maar een jaar geleden
twee nachten hadden doorgebracht. De Ramada Airport Inn
was geen geweldig hotel, en ook de Travelodge verdient
niet echt een schoonheidsprijs. Maar ach, we vinden luxe
niet al te belangrijk, als we maar fatsoenlijk kunnen
douchen en slapen is het al gauw goed genoeg.
We hadden in het vliegtuig niet veel gegeten, dus
besloten we nog even naar McDonalds te gaan. Ook nu
wisten we de weg, we hadden vorig jaar in diezelfde
vestiging ons ‘laatste avondmaal’ gehad. Nou ja,
helemaal precies wisten we het dus toch niet, want toen
we met de auto de parkeerplaats van het hotel afreden,
konden we schuin de weg oversteken en meteen de
parkeerplaats van McDonalds oprijden. Het was veel
dichterbij dan we ons herinnerden. Zo voelden we ons
echte Amerikanen, met de auto naar de vette hap, terwijl
we te voet misschien nog wel sneller zouden zijn
geweest!
Terug in de hotelkamer sloeg de vermoeidheid toe. We
hebben heerlijk geslapen! |
|
Dag 2: zondag 15 augustus |
|
San Francisco – kustweg – Avenue of the Giants – Eureka
(348 mijl) |
‘t Was toch wel even wennen om op pad te gaan zonder te
weten waar we die avond zouden gaan overnachten. Sterker
nog, we hadden niet eens een duidelijke afspraak of we
überhaupt wel San Francisco uit zouden gaan, deze eerste
dag. Uiteindelijk gaf het weerbericht de doorslag: het
zou ten noorden van San Francisco waarschijnlijk nog een
paar dagen mooi weer blijven, maar daarna werd de kans
op regen groter. Rijden dus, op naar het noorden!
We verlieten de stad via de Golden Gate Bridge, en
kozen voor de kustweg Highway 1. In het begin was de weg
enorm bochtig, en in een traag tempo sukkelden we door
het heuvelachtige landschap achter het andere verkeer
aan. De oceaan kregen we daarbij vrijwel niet te zien.
Een gedeelte van de rit ging langs een lagune waar we
enorm veel vogels zagen, waaronder een heel stel
pelikanen.
Via
de kustweg reden we verder naar het noorden. Op een
mooie plek hoog boven het water namen we even de tijd
voor onze inmiddels traditionele vakantie-picknick, en
natuurlijk stopten we ook nog op enkele andere
fotogenieke plekjes. We waren al heel wat uurtjes
onderweg toen Highway 1 weer landinwaarts boog; we reden
nu door een schitterend bosgebied waar we veel enorme
bomen zagen staan. En dan moest het échte werk, de Avenue of the Giants,
nog komen!
Van te voren had ik verwacht dat we de Avenue of the
Giants nog niet zouden zien, die eerste dag. Leek me
toch wel wat te ver. Maar we waren nu zo dichtbij;
niemand had zin om al naar een hotel op zoek te gaan,
dus eensgezind besloten we om er nog wat extra mijltjes
aan vast te plakken. En zo reden we laat op de middag
het Humboldt Redwoods State Park binnen, dat over een
afstand van 32 mijl wordt doorkruist door de Avenue of
the Giants. Een betere naam hadden ze voor deze weg niet
kunnen verzinnen, de bomen die langs de weg staan zijn
werkelijk gigantisch groot. En het zijn er ook zo
ontzettend veel! We wilden nog even een bezoekje brengen
aan het Visitor Center, maar dat bleek al gesloten te
zijn.
Als mogelijke overnachtingsplaatsen had ik Fortuna,
Eureka en Arcata in gedachten. Het werd uiteindelijk de
wat grotere kustplaats Eureka. Qua ligging een goede
overnachtingsplaats, maar behalve een grote keuze in
hotels heeft het stadje de toerist niet veel te bieden. |
|
Dag 3: maandag 16 augustus |
|
Eureka – Redwood National Park – Grants Pass
(217 mijl) |
In
de vroege ochtend lieten we het saaie Eureka achter ons,
en begonnen we aan wat een van de mooiste dagen van onze
vakantie zou gaan worden.
Veertig mijl ten noorden van Eureka ligt een groot
natuurgebied dat bestaat uit Redwood National Park en drie
omliggende State Parks. Vooral bekend omdat daar de
hoogste bomen ter wereld staan, de Coast Redwoods. Er
liggen hier oneindig veel wandelpaden; je kan mooie
routes rijden met de auto, én er zijn diverse plekken
vanwaar je een geweldig uitzicht hebt over de Stille
Oceaan. Keuze in overvloed dus. Gelukkig hadden we ons
thuis goed voorbereid, en al een mooi pakketje aan
mogelijkheden samengesteld.
Bij het Redwood Information Center in het zuiden van
het park kochten we onze Nationale Parkenpas, en daarna
gingen we op weg naar ons eerste doel van deze dag: Fern
Canyon. We moesten daarvoor wel eerst de afslag naar de
Davison Road vinden, en dat bleek makkelijker gezegd dan
gedaan. De weg begint aan het uiteinde van een
picknickplaats, en is vanaf Highway 101 niet te zien. Na
even zoeken kwamen we toch op de goede plek terecht, en
konden we beginnen aan de 8 mijl lange route over de
onverharde Davison Road. De weg was smal, bochtig, enorm
stoffig….. het zonlicht viel in prachtig gefilterde
stralen door de dichte begroeiïng heen……. de vele varens
naast de weg waren helemaal grijs van het vele stof…..
het was echt een ongelooflijk mooie route. Na enkele
mijlen bereikten we het zandstrand Gold Bluffs Beach;
omdat dat niet tot het grondgebied van Redwood National
Park behoort, maar tot het Prairie Creek Redwoods State
Park, moesten we daar $ 6,- entreegeld betalen. De
Davison Road buigt hier naar het noorden, en loopt nog
enkele mijlen verder met aan de linkerkant het strand,
en aan de rechterkant het dichtbegroeide bos. We waren
blij dat we een vierwielaangedreven auto hadden; dat
maakte het toch wat makkelijker om de kreekjes die her
en der over de weg heen liepen over te steken.
Fern Canyon ligt 160 meter voorbij de
parkeerplaats aan het einde van de Davison Road. Het is
een smalle kloof met 15 meter hoge wanden, die helemaal
begroeid zijn met varens. Her
en der verspreid liggen omgevallen bomen, sommigen
daarvan zijn zelfs hoog tegen de wand blijven steken,
zodat het wandelpad er onderdoor loopt. Het wandelpad
doorkruist op diverse plaatsen een beekje dat door het
midden van de kloof stroomt. Dat alles samen levert een
werkelijk schitterend plaatje op; als je in deze
omgeving komt is de Fern Canyon Trail een wandeling
die je echt niet mag overslaan! Na ongeveer 800 meter
wijken de wanden uiteen, en wordt de kloof veel minder
mooi. Je kan via dezelfde weg teruglopen, maar je kan
ook via een trap aan de linkerkant omhoog gaan, en dan
aan de bovenzijde van de kloof weer richting de kust
gaan. Er ligt daar een prima onderhouden wandelpad,
deels bestaand uit zand, deels uit hout. Wat ons vooral
opviel was de stilte! Geen vogeltje te horen!
Aan het eind van het pad konden we via een trap naar
beneden, en stonden we weer bij de ingang van Fern
Canyon. Vlakbij zagen we de oceaan, en via een drassige
strook land en vervolgens het zandstrand liepen we even
naar het water toe. Op de terugweg naar de auto zagen we
plotseling een prachtige watervogel, een Great White
Heron, die daar heel langzaam zijn weg zocht door de
begroeiïng.
Via
de Davison Road reden we terug naar Highway 101. Even
tijd voor de mooie expositie in het Prairie Creek
Visitor Center, en ons vergapen aan de prachtige
Redwoods die rondom het gebouw staan. Omdat we de
Davison Road zo ontzettend mooi hadden gevonden, kozen
we daarna opnieuw voor een onverharde weg. Dat werd de
Cal Barrel Road, die vlakbij het Visitor Center aan de
overkant van de weg begint. Net als de Davison Road is
ook de Cal Barrel Road erg smal en bochtig; het grote
verschil tussen de beide wegen is dat de Cal Barrel Road
in een Redwoodbos ligt. We moesten de auto op diverse
plekken in onoverzichtelijke bochten tussen de
gigantische bomen door manoeuvreren. Onderweg parkeerden
we de auto op een van de weinige plekken waar dat
mogelijk was, zodat we even uit konden stappen en de
prachtige omgeving goed konden bekijken. We raakten daar
in gesprek met een Amerikaan, ik denk dat hij achter in
de vijftig was, die erg geïnteresseerd was in waar wij
vandaan kwamen. Hij had in de jaren ’70 gedurende
anderhalf jaar in Amsterdam gewoond, en hoewel hij geen
Nederlands meer verstond, vond hij het toch wel leuk om
onze taal weer eens te horen. Hij hield van
schilderkunst, vertelde hij, en natuurlijk kende hij ook
onze voormalige dorpsgenoot Vincent van Gogh. Net als
wij zocht hij vooral graag de minder bekende plekken in
het park op; “More trees, fewer tourists!”, zo stelde
hij tevreden vast. En daar had hij helemaal gelijk in,
behalve deze vriendelijke Amerikaan en wij zelf was er
niemand op deze prachtige plek te bekennen.
De Cal Barrel Road is 3 mijl lang, en aan het einde
beginnen diverse trails. Helaas hadden we daarover
vooraf geen informatie gevonden, we hadden dan ook geen
idee hoe lang en hoe zwaar deze wandelingen waren. Op
goed geluk kozen we er een uit, het werd de Rhododendron
Trail. We liepen via een grillig bospad tussen de bomen
door; op sommige plaatsen was het pad gedeeltelijk
afgebrokkeld en daardoor erg smal geworden; op weer een
andere plek zagen we een boom die door een blikseminslag
compleet ontploft was. Heel apart. Hoe ver we het pad
hebben gevolgd kan ik niet precies zeggen, één kilometer
misschien. ’t Was een schitterende boswandeling, maar
omdat we absoluut niet wisten waar het pad uit zou
komen, besloten we op gegeven moment toch maar om via
dezelfde weg terug te gaan.
Een van de routes die we thuis al hadden uitgezocht,
was de Coastal Drive. Opnieuw een (deels) onverharde
weg, die hoog langs de oceaan af loopt. De weg wordt erg
slecht onderhouden, het wegdek zit vol met gaten en we
waren alweer blij dat we hier niet met een gewone
personenauto rondreden. Een klein zijweggetje gaat naar
het mooiste uitkijkpunt,
de High Bluff Overlook. En toen we even later via de
Coastal Drive verder reden hadden we ook nog een mooi
zicht over de Klamath River, die hier in de oceaan
uitkomt.
In het plaatsje Klamath deden we even wat inkopen,
we begonnen honger te krijgen. Aan het einde van de
steile Requa Road ligt een picknickplaats vanwaar we
opnieuw een prachtig uitzicht hadden over de oceaan; een
heerlijke plek om even rustig te eten.
Na de picknick reden we een heel stuk verder naar
het noorden, totdat we vlakbij Crescent City waren. Maar
zover reden we niet door, we gingen via de Humboldt Road
rechtsaf, waarna we uitkwamen op de Howland Hill Road.
In het begin is die weg verhard, maar op het moment dat
je het Jedediah Smith Redwoods State Park inrijdt, gaat
het asfalt over in een zandweg. Opnieuw erg smal, erg
bochtig en erg mooi. Op sommige plekken zelfs wat eng,
omdat rechts van ons direct naast de weg een kleine
afgrond gaapte. En als je net dan een tegenligger
krijgt, dan knijp je ‘m toch wel even…… ik tenminste
wel. Maar toch, voor geen goud had ik deze route willen
ruilen voor een minder enge, maar ook minder mooie
verharde weg. Het zijn juist deze stille, nauwelijks
bezochte gebieden waar ik zo enorm van kan genieten!
Aan de Howland Hill Road beginnen diverse trails, en
wij kozen voor de 1 kilometer lange Stout Grove Trail.
Dit vlakke wandelpad loopt door een heel dicht
Redwoodbos. Er liggen ook veel omgevallen bomen, daaraan
kan je pas echt goed zien hoe groot de Redwoods zijn.
Langs het bos stroomt de Smith River, en daar zijn we
ook nog even een kijkje gaan nemen. Na deze mooie
wandeling reden we aan de oostzijde het Jedediah Smith
Redwoods State Park uit; eigenlijk had ik gepland om
daarna naar Crescent City te rijden om een hotel te gaan
zoeken. Dat was een afstand van ruim 10 mijl. Er was
echter ook nog een andere mogelijkheid; namelijk
doorrijden naar het 70 mijl verder gelegen Grants Pass
in de staat Oregon. Het voordeel daarvan was, dat we de
volgende dag misschien meer kans zouden hebben om de
boottocht die we daar gepland hadden te kunnen maken.
Hans was nog fit genoeg om de extra afstand te gaan
rijden, en dus zetten we koers naar Grants Pass.
Achteraf gezien was het niet de meest slimme keuze.
We hadden immers al drie drukke dagen achter de rug, en
vooral bij Melanie sloeg de vermoeidheid flink toe. Ze
viel achter in de auto in slaap, op zich wel weer lekker
want zo merkte ze niet dat de route naar Grants Pass
toch wel wat meer tijd in beslag nam dan we van te voren
gedacht hadden. Op sommige plaatsen is Highway 199 steil
en bochtig, en dat haalde de gemiddelde snelheid flink
omlaag. In Grants Pass zijn volop hotels aanwezig, en
het was geen enkel probleem om een kamer te vinden. Nog
even naar een restaurant – Melanie had niet echt veel
honger meer, ze was te moe om te eten – en daarna was
het tijd om te douchen, even naar de tv te kijken, en
lekker te gaan slapen. |
|
Dag 4: dinsdag 17 augustus |
|
Grants Pass - Klamath Falls
(108 mijl) |
De voornaamste reden dat we Klamath Falls in onze route
hadden opgenomen, was dat we graag met een jetboat een
tocht over de Rogue River wilden gaan maken. We hoopten
maar dat het waterpeil van de rivier nog hoog genoeg zou
zijn; we hadden al wel eens gelezen dat dat zo laat in
het seizoen niet meer altijd het geval was. En bovendien
moesten we ook nog maar even afwachten of er nog plaats
zou zijn, we hadden immers niet vooraf geboekt.
Ik hoopte dat ze me bij de hotelreceptie meer
informatie zouden kunnen geven. De receptioniste wist
het niet zeker, maar ze dacht dat de excursies nog wel
doorgingen. “You’re gonna get soaked!” waarschuwde ze me
nog lachend.
Gelukkig bleek de tocht inderdaad nog door te gaan,
én konden we nog kaartjes krijgen. En zo zaten we even
later op de voorste rij van een van de jetboats van
Hellgate Excursions, in afwachting van de twee uur
durende tocht over de Rogue River. Zonder
fotoapparatuur, die durfden we niet aan het water bloot
te stellen. Melanie zat in het midden, maar ze wilde
liever aan de zijkant zitten. Geen probleem, dan ruilen
we toch even!
In het begin vaarden we in een heel gezapig tempo
over de brede rivier. Links en rechts naast ons zagen we
diverse kapitale villa’s aan de rand van het water
staan, en – zo vertelde de gids ons – het was in dit
gedeelte niet toegestaan om sneller te varen. Toen we de
bewoonde wereld achter ons lieten mocht er gelukkig wél
plankgas gegeven worden, het ging toch ook een beetje om
de sensatie, nietwaar! Het was leuk om zo in volle vaart
over de rivier te gaan, en de 360° spin die de jetboat
zo nu en dan maakte was wel geinig. Vooral omdat Melanie
de enige was voor wie de voorspelling van de
hotelreceptioniste – “You’re gonna get soaked!” – uit
bleek te komen. Tja, dat krijg je ervan als je op het
laatste moment nog van plaats wil ruilen.
Het mooiste aan de tocht vond ik de vele vogels die
we zagen. Prachtige grote vogels die langs de oever
zaten. Roofvogels die we, soms nog met een vis in hun
bek, boven ons door zagen vliegen. Het allerlaatste
stukje van de tocht ging door een smalle canyon, maar
daar was het waterpeil dus wel zo laag dat we eigenlijk
alleen maar het begin ervan zagen. Daarna draaiden we
om, en gingen via dezelfde route terug naar Grants Pass.
Het was nog vroeg in de middag toen we daar weer
aankwamen, en voor de rest van deze dag hadden we geen
plannen meer gemaakt. Morgen zouden we naar Crater Lake National Park gaan,
maar ik durfde het niet goed aan om daar in de buurt een
overnachtingsplek te gaan zoeken. Op het Internet had ik
niet veel mogelijkheden gevonden, dus het risico leek me
te groot om nu al die richting op te rijden. Daarom
kozen we voor Klamath Falls, een wat grotere plaats aan
Klamath Lake met veel hotels, die op een redelijke
afstand van Crater Lake lag. Misschien konden we daar ’s
avonds nog wat winkelen, en het leek me ook wel een
goede plaats om twee nachten te blijven. Dan hoefde we
een dag niet met onze koffers te sjouwen. Bovendien had
ik ergens gelezen dat Highway 140 naar Klamath Falls een
Scenic Route is, reden genoeg dus om de auto te pakken
en op pad te gaan.
Het viel eigenlijk wat tegen, allemaal. De route
naar Klamath Falls was veel minder mooi dan ik had
gehoopt. Een lange weg door naaldbossen, waar weinig
variatie in zat. En het stadje zelf stelde ook al niets
voor. Hotels genoeg, dat was het probleem niet. Maar
verder had het weinig te bieden voor toeristen; de
hotelreceptie wist geen leuk winkelcentrum in de buurt
te noemen. Er was wel een winkelcentrum, maar dat was
gewoon voor de plaatselijke bevolking. Niet iets om even
lekker rond te slenteren en mooie dingen te bekijken. We
zijn er toch maar even heen gegaan, anders zou het wel
een erg lange avond worden op de hotelkamer. Maar
inderdaad, het was een doodgewone winkel met als enige
opvallende aspect dat ie zo ontzettend groot was.
Ondanks dat deze dag toch heel wat rustiger was verlopen
dan de voorgaande dagen, kreeg Melanie ’s avonds weer
een flinke dip. Zeg, is die jetlag nou nog niet over!
In de lobby van ons hotel konden we gratis
internetten. Prima service! We hebben er volop gebruik
van gemaakt, en een van de sites die we bezochten was
het Death Valley Morning Report, waarop elke dag de
toestand van de wegen in dat park wordt aangegeven. We
hadden immers gepland daar diverse minder bekende routes
te gaan rijden, we wilden natuurlijk wel graag op de
hoogte blijven van eventuele wegafsluitingen. Tot onze
stomme verbazing lazen we dat het hele park was
afgesloten, als gevolg van een heftig noodweer. O nee,
niet weer hè! Zouden we nu opnieuw Dante’s View en
Artists Drive moeten missen?
Toen we in het donker terugliepen naar onze
hotelkamer, werden we onaangenaam verrast door een
gigantische zwerm muggen. En als ik hier schrijf miljoenen muggen, dan overdrijf ik dus niet! Nog
nooit in m’n leven zoveel muggen bij elkaar gezien. We
zijn werkelijk de hotelkamer in gevlogen, maar daarbij
konden we natuurlijk niet voorkomen dat er tientallen
muggen mee naar binnen gingen. We zijn nog lang bezig
geweest met muggen meppen, sorry Best Western voor al
die vlekken op de muur! |
|
Dag 5: woensdag 18 augustus |
|
Klamath Falls - Crater Lake NP - Yreka
(247 mijl) |
Eén
ding was heel duidelijk: we wilden niet nog een nacht in
Klamath Falls blijven. Dus dat betekende dat we toch
onze koffers weer in moesten gaan pakken. Nog snel even
naar de receptie om te kijken of er meer nieuws was over
de afsluiting van Death Valley. De berichten die
langzaam aan binnenkwamen zagen er niet goed uit, het
was duidelijk dat het noodweer veel zwaarder was geweest
dan dat van een jaar eerder. Er waren twee toeristen
dodelijk verongelukt, zo lazen we. En de schade aan de
wegen en de voorzieningen was enorm. We beseften dat de
kans dat we Death Valley nog zouden zien tijdens deze
vakantie, wel erg klein was geworden.
Maar op dit moment was dat nog geen probleem:
vandaag gingen we precies de andere kant op, naar Crater Lake National Park.
Via US-97 en SR-62 was het ongeveer anderhalf uur rijden
naar dit hoog gelegen, diepblauwe meer. Eerst even
heerlijk gepicknickt op een mooie plek in het bos, met
enkele brutale squirrels als gezelschap. Daarna was het
tijd om het meer te gaan bekijken, we begonnen bij het
uitkijkpunt Discovery Point. Je kan daar vanaf een
parkeerplaats het honderden meters lager gelegen meer
bewonderen, en je kan ook kiezen voor een daarnaast
gelegen hoger uitkijkpunt. ’t Was maar een klein stukje
klimmen, maar omdat de lucht op deze hoogte behoorlijk
ijl is, moest ik na dat korte eindje toch even op adem
komen. Ik geloof dat ik thuis toch eens wat meer aan m’n
conditie moet gaan werken! Het uitzicht was wel de
moeite waard, Crater Lake is echt een van de mooiste
meren die ik ooit heb gezien. Vooral die diepblauwe
kleur was heel apart. Op sommige plekken zagen we zowaar
nog sneeuw liggen, en dat zo laat in augustus! Vanaf
Discovery Point konden we ook Wizard Island, het eiland
dat de vorm heeft van een tovenaarshoed, goed zien.
Via de Rim Drive – de 33 mijl lange weg die om het
meer heenloopt – reden we verder naar de volgende
uitkijkpunten. We hadden de mogelijkheid overwogen om
via de Cleetwood Trail naar beneden te lopen, maar omdat
de klim terug omhoog nogal zwaar is zagen we daar toch
maar vanaf. Ik was immers al bekaf van dat kleine stukje
omhoog bij Discovery Point, en Melanie voelde zich ook
niet fit genoeg.
We
reden daarom verder naar de Cloudcap Overlook, het
hoogste uitkijkpunt (met de auto bereikbaar!) en naar
Kerr Notch, vanwaar je een erg mooi zicht hebt op
Phantom Ship, een grillige rotspunt die 51 meter boven
het wateroppervlak uitsteekt. Vlakbij Kerr Notch begint
een 6 mijl lange zijweg die naar een uithoek van het
park loopt. Daar staan de vreemd gevormde Pinnacles, van
vulkanisch as gevormde pieken. Heel apart om te zien, we
waren blij dat we even de moeite hadden genomen om deze
extra mijlen te rijden.
We wilden toch nog graag een korte wandeling maken,
en daarbij viel de keus op de 800 meter lange Sun Notch
Viewpoint Trail. En zo kwamen we terecht op wat absoluut
mijn favoriete plekje in het park is. Je kan hier een
stuk langs de rand lopen, waarbij je steeds weer een
ander uitzicht over het meer hebt. Helemaal rechts lag
een pad dat vrij steil een stukje omlaag liep; beneden
stond een man, boven stond zijn zenuwachtige vrouw die
het helemaal niet zag zitten dat hij via dat smalle pad,
met aan de ene kant dus die diepe afgrond, naar beneden
was gegaan. En ik wist precies wat zij voelde toen ik
ook moest toekijken hoe Hans, Rob en Melanie naar
beneden liepen! Op
zo’n momenten heb ik net iets teveel fantasie, in
gedachten zag ik ze wel tien keer over de rand naar
beneden vallen. Nadat ze beneden even hadden
rondgekeken, riepen ze dat ik toch écht ook moest komen.
Het pad was breed genoeg, en het was daar beneden nog
veel mooier dan waar ik stond. Rob klom naar boven om me
te komen halen; en ook al vond ik het doodeng, met mijn
zoon letterlijk en figuurlijk als steun, durfde ik het
dan toch ook aan om naar beneden te gaan. Ik werd
beloond met een prachtig zicht over Phantom Ship, ’t is
echt een van de mooiste uitkijkpunten in het park.
Onze laatste blik op Crater Lake was vanaf Sinnott
Memorial Overlook. Daar was het vooral het kleine, maar
mooie museum dat onze aandacht trok. Er werd een
interessante film vertoond over het ontstaan van het
meer; ’t zag er erg goed verzorgd uit allemaal. Daarna
nog even eenvoudig maar wel heel lekker gegeten in het
cafetaria, en toen werd het weer tijd om op pad te gaan.
Waar we zouden gaan slapen wisten we niet, gewoon rijden
maar en zien hoe ver we zouden komen….
Het werd Motel 6, in de ons tot dan toe volkomen
onbekende plaats Yreka in het noorden van Californië.
Meer dan het hotel en een supermarkt aan de overkant van
de weg hebben we van Yreka niet gezien! |
|
Dag 6: donderdag 19 augustus |
|
Yreka – Lassen Volcanic NP - Susanville
(239 mijl) |
Lassen Volcanic is niet ons
favoriete park. De kleine meertjes net voorbij de
ingang, Manzanita Lake en Reflection Lake zijn heel
lieflijk, maar niet meer dan dat. De rit over de Lassen
Peak Road vonden we zelfs wat saai, we hebben al heel
wat routes gereden die veel boeiender waren. Gelukkig
hebben we ook nog een mooie ervaring opgedaan, namelijk
de wandeling naar Bumpass Hell. Eerst
liepen we via een rotsachtig pad een eind omhoog, niet
al te steil. Achter ons lag Lassen Peak, en aan onze
rechterkant hadden we een mooi uitzicht over een
riviertje dat daar beneden in het dal stroomde. Op het
hoogste punt aangekomen zagen we in de verte het doel
van onze wandeling al liggen: het geothermisch basin
Bumpass Hell. In dat basin zijn houten wandelpaden
aangelegd, zodat we de modderpoelen en heetwaterpoelen
van heel dichtbij konden bekijken. Wat het meest opviel
waren de kleuren, het gevolg van de zwavel en andere
delfstoffen, en de doordringende rotte eierenstank. Echt
mooi om dat eens te zien (en net iets minder mooi om het
ook te ruiken!). Op de wandeling terug naar de
parkeerplaats vroeg een snel wandelende jonge Amerikaan
ons uit welk land we kwamen. Op ons “The Netherlands”
reageerde hij enthousiast met “Oh yeah, Pieter van den
Hoegenbend”, waarna hij snel weer verder liep. Het
duurde echt een paar seconden voordat tot ons doordrong
dat hij onze zwemmer Pieter
van den Hoogenband bedoelde; de Olympische Spelen waren
op dat moment in volle gang!
Aan het eind van de Lassen Peak Road ligt, vlak
naast de weg, nog een geothermisch basin, Sulphur Works.
Maar dat zag er veel minder indrukwekkend uit dan de
Bumpass Hell. Ongetwijfeld zullen er in Lassen Volcanic
National Park best meer mooie plekken te vinden zijn, en
kan je er prachtige trails lopen. Maar voor zomaar een
kort bezoek vonden wij het park toch wat minder
geslaagd.
We reden naar de plaats Susanville, op een kleine
anderhalf uur afstand van het park. Daar vonden we een
kamer in een Best Western hotel. Die avond werd helaas
duidelijk dat de vermoeidheid waarmee Melanie toch al de
hele week kampte, niet meer aan een jetlag te wijten kon
zijn. Ze voelde zich ’s avonds echt niet goed, en ik
stelde voor de volgende dag een dokter te gaan zoeken.
Melanie zelf wilde het liever nog even afkijken, met een
pijnstiller voor de hoofdpijn en een extra lange
nachtrust zou het ergste leed misschien wel geleden
zijn. |
|
Dag 7: vrijdag 20 augustus |
|
Susanville - Lake Tahoe - Lee
Vining (272 mijl) |
Het was onze bedoeling om vanuit Susanville in een dag
of twee naar Death Valley te rijden. Maar het was
inmiddels wel duidelijk dat het park nog geruime tijd
gesloten zou blijven; we zaten nu dus definitief met een
gat van een dag of drie in onze planning. We gingen op
zoek naar alternatieven, en daarbij kwamen we uit op
Lake Tahoe. Na een rit van ongeveer drie uur bereikten
we dit mooie meer, en we zijn daar gewoon lekker lui aan
het strand gaan liggen. Even relaxen. Het was een erg
warme dag, en op gegeven moment moesten we toch echt
weer van het strand af, omdat we bang waren dat we ons
anders flink zouden verbranden. We zijn nog even een
kijkje wezen nemen in de erg toeristische stad South
Lake Tahoe; we overwogen zelfs even om daar een hotel te
zoeken. Maar het sprak ons niet zo aan, daar. ’t Is
gewoon niet zo ons soort bestemming.
Dus we zijn toch maar weer in de auto gestapt, en
via een mooie bergroute (State Route 207, als ik het me
goed herinner) kwamen we terecht op Interstate 395.
Vandaar zijn we nog een heel stuk naar het zuiden
gereden, met de instelling ‘we zien wel waar we
uitkomen’. Hoe verder we kwamen, hoe mooier de omgeving.
Alleen zagen we daar op gegeven moment niet zo veel meer
van omdat het weer steeds slechter werd, het begon zelfs
flink te regenen!
We besloten in het plaatsje Lee Vining een
slaapplaats te gaan zoeken, maar voor het eerst deze
vakantie zagen we de bordjes “No Vacancy” verlicht
achter de ramen van de hotels staan. Bij het Best
Western Hotel stond het bordje uit, dus gingen Rob en ik
gauw even informeren of ze nog een plekje voor ons
hadden. We hadden dus echt geluk, er had net enkele
minuten eerder iemand geannuleerd, waardoor er nu nog
precies één kamer beschikbaar was. Nog geen minuut na
ons kwam er een andere toerist de lobby binnen, maar hij
was dus mooi te laat. De receptioniste vertelde ons dat
de kamers in heel Lee Vining meestal al maanden van te
voren zijn volgeboekt (het ligt immers heel gunstig ten
opzichte van Yosemite National Park); normaal gesproken
zouden we zeker geen plekje gevonden hebben hier.
Het
was ondertussen weer droog buiten, dus konden we nog
mooi even op pad naar de supermarkt. Waar we voor het
eerst zagen dat in Amerika later dit jaar de
presidentsverkiezingen zouden plaatsvinden, de man
achter de toonbank droeg een petje met de tekst “Anyone
but Bush!” Waarmee we alleen maar van harte in konden
stemmen. In een souvenirwinkel bekeken we talloze
t-shirts en sweatshirts, maar helaas zat er niets voor
ons bij. Uiteindelijk kwamen we terecht in het Mono Lake
Committee Information Center and Bookstore, een hele
mondvol voor een klein maar erg mooi informatiecentrum.
Achter de balie stonden twee vriendelijke dames die erg
behulpzaam waren toen wij om informatie over Mono Lake
vroegen. We wilden graag weten welke plek het beste was
om een mooie zonsondergang te fotograferen, en een van
de vrouwen tekende een aantal mogelijkheden uit op de
kaart die we van haar kregen.
We keken even door het raam naar buiten, hmmm, die
zonsondergang zag er eigenlijk nu toch wel erg mooi uit!
Hadden we nog genoeg tijd om naar het meer te rijden, of
waren we net te laat? We besloten het nog snel even te
gaan proberen, alleen Rob protesteerde, er was net een
plaatsje vrij gekomen bij een van de computers waar hij
tegen een heel redelijke prijs kon internetten. Dus
lieten we hem daar achter, en raceten we met drieën
terug naar het hotel, voor de auto en de fototoestellen.
We reden een klein stukje via Highway 395 naar het
noorden, en draaiden toen een onverharde zijweg in,
richting Mono Lake. Tussen het
hoge riet vonden we een parkeerplaatsje, en vandaar
liepen we naar de rand van het meer. Voor de
zonsondergang waren we nog net op tijd, maar de plek
bleek niet echt ideaal te zijn voor het maken van foto’s
van het meer. Toch was het erg mooi om op deze tijd op
deze plek te zijn, om ons heen vlogen vleermuizen, en er
was zelfs een uil die een paar keer vlak langs ons heen
scheerde. Het werd nu snel donker, en dus tijd om terug
te gaan en Rob op te halen. Maar eh….. waar hadden we de
auto gelaten? Bij het laatste daglicht zag het er
eenvoudig genoeg uit om terug te lopen naar de auto,
maar zo in het donker bleek het nog niet mee te vallen
om tussen het hoge riet het goede pad te vinden. Even
vreesde ik dat we te voet terug zouden moeten, met de
autolichten op Highway 395 als oriëntatiepunt, maar
gelukkig stuitten we op gegeven moment toch op onze
Chevrolet Blazer, die netjes op ons stond te wachten.
Rob bleek al op de hotelkamer te zijn; hij zat zich
al af te vragen waar we bleven. En dat allemaal voor een
mislukte fotoshoot. Maar…. ’t was toch een leuke
ervaring. |
|
Dag 8: zaterdag 21 augustus |
|
Lee Vining - Bodie - Mono Lake
- Mammoth Lakes (139
mijl) |
Toen
we de vorige dag naar Lee Vining reden, waren we de
toegangsweg naar het spookstadje Bodie gepasseerd. Ik was de naam
van dit spookstadje al vaak tegengekomen in de
reisverhalen van andere Amerikagangers, maar eerlijk
gezegd had ik me nog nooit echt verdiept in de
informatie. Maar omdat we er nu – onverwacht – zo
dichtbij bleken te zijn, en we toch wat tijd over hadden
in verband met de afsluiting van Death Valley – leek het
ons wel iets om het stadje te gaan bekijken. Dat konden
we dan mooi combineren met een bezoek aan Mono Lake; we wilden dat meer nu
ook wel eens bij daglicht gaan bekijken. En als we tijd
over hadden, dan konden we misschien zelfs nog wel naar
Devils Postpile bij Mammoth Lakes.
Het was 19 mijl rijden van Lee Vining naar het begin
van de toegangsweg, en vandaar nog eens 12 deels zeer
hobbelige mijlen naar Bodie. Na de laatste bochten zagen
we de gebouwen van het stadje voor ons verschijnen, het
waren er veel meer dan we van te voren hadden verwacht.
We betaalden de toegangsprijs ($ 3,- per persoon) en
kochten een brochure ($ 1,-), parkeerden de auto, en
liepen het stadje in. En we waren meteen verkocht, alle
vier! Wat zag Bodie er schitterend uit, wat heerlijk was
het om daar tussen die oude gebouwen rond te lopen en de
sfeer van vroeger te proeven. Het
viel ons heel erg mee dat het spookstadje niet
commercieel wordt uitgebuit, met souvenirwinkeltjes of
door middel van als cowboys verklede mannen die
shoot-outs naspelen. Niets van dat alles, gelukkig.
Alleen de prachtig gerestaureerde woningen en andere
gebouwen, de oude verroeste auto’s, de interieurs die je
door de ramen kon bekijken….. In Bodie ligt ook een
klein museum met een fantastisch mooie collectie die
bestaat uit oude brieven, foto’s en gebruiksvoorwerpen.
Uiteindelijk hebben we veel meer tijd in Bodie
doorgebracht dan we van te voren van plan waren, en toch
was het eigenlijk nog niet genoeg. Als we ooit nog eens
in deze omgeving komen, dan wil ik zeker terug!
Terwijl boven ons de donderwolken zich samenpakten,
reden we via Lee Vining naar de zuidzijde van Mono Lake.
Daar ligt de South Tufa Area, een plek waar in het water
en op de oever veel grillig gevormde kalksteenformaties
staan. Het
is vanaf de parkeerplaats een paar honderd meter lopen
naar de rand van het meer, en daar zagen we een brede
zwarte rand rondom het water. Eerst dachten we dat het
zand was, maar nee, het bleken ontelbaar veel kleine
zwarte vliegjes te zijn. Het aantal muggen in Klamath
Falls was er niets bij! Als je in de buurt kwam, vlogen
enorme zwermen vliegjes van de grond omhoog, en het was
typisch dat je daarbij door vrijwel geen enkel vliegje
werd aangeraakt! Heel apart was dat. Maar we kwamen
natuurlijk niet voor de vliegjes, we kwamen om de tufa’s
te bekijken, de kalksteenformaties. Op de foto’s die ik
vooraf van Mono Lake had bekeken, zie je eigenlijk
altijd de tufa’s die in het water staan. Ik was dan ook
verrast dat er ook veel op de oever bleken te staan, dat
je er zo dichtbij kon komen en er zelfs tussendoor kon
wandelen. Het was echt prachtig, opnieuw een plekje dat
mag worden toegevoegd aan mijn lijst van ‘mooiste
plekken in de USA’. De South Tufa Area is overigens best
klein, je loopt er in een paar minuten doorheen. Maar we
zijn veel langer daar gebleven, we hebben ruim de tijd
genomen om rond te kijken, en we hebben er veel foto’s
gemaakt. We hadden geluk dat het droog bleef, op diverse
plekken rondom het meer zagen we het onweren en regenen.
We
reden naar Mammoth Lakes, waar we een kamer vonden in
het Travelodge Hotel. Het hotel werd beheerd door
Indische mensen, en je staat toch best wel even vreemd
te kijken als je daar in zo’n bergdorp aan de balie
wordt geholpen door een man met een grote baard en een
nog grotere tulband! We kregen een gigantisch grote
kamer van hem, zonder extra kosten. Compleet met een
koelkast, dat kwam goed uit want we hadden nog van alles
in onze koelbox zitten.
Die nacht spookte het! Rob hoorde een vreemd,
onverklaarbaar plofgeluid dat toch onmiskenbaar op onze
kamer plaatsvond. Melanie zag een staande lamp die vlak
bij het raam stond knipperen, en dat nog wel terwijl de
stekker niet in het stopcontact zat! Midden in de nacht
waren we alle vier wakker, zonder dat we dat van elkaar
wisten. We hielden stil om de anderen, dachten we, niet
wakker te maken.
De volgende ochtend werd toch in elk geval het
vreemde geluid verklaard. In het vriesvak van de
koelkast lag een ontploft blikje cola, dat we de avond
ervoor vergeten waren. Een puinhoop, dat wil je niet
weten! Heb je wel eens een dikke laag ijs vermengd met
cola uit een vriesvak moeten halen?? En wat de niet
aangesloten maar toch knipperende lamp betreft, dat was
dus écht het werk van spoken. Of anders misschien van
een onweersbui, dat zou ook nog kunnen.
Klik hier voor onze
fotoreportage van Bodie. |
Dag 9: zondag 22 augustus |
|
Mammoth Lakes - Devils Postpile - Alabama Hills –
Lone Pine (153 mijl) |
We
reden naar het Ski Resort net buiten Mammoth Lakes, waar
we op een shuttlebus stapten die ons naar Devils Postpile zou brengen. De
buschauffeuse kwam erg chagrijnig op ons over, en we
waren dan ook verrast toen ze het routinematige praatje
waarmee ze de toeristen tijdens de rit naar boven moet
vermaken, heel overtuigend en enthousiast wist over te
brengen. Die vrouw had haar roeping als comediènne
gemist!
De busrit gaat over een hele smalle, bochtige weg;
en het werd onderweg dan ook wel duidelijk waarom je
hier niet met de eigen auto mag rijden. Je ziet
tegenliggers vrijwel niet aankomen, de buschauffeurs
houden dan ook onderling contact met elkaar om te zorgen
dat ze elkaar niet op de allersmalste weggedeeltes
hoeven te passeren.
Je kan op diverse plaatsen in- en uitstappen, maar
wij beperkten ons tot één doel: de rotsformatie Devils
Postpile waarvan we enkele erg mooie foto’s hadden
gezien. Vanaf de bushalte liepen we over een mooi bospad
naar de rotsformatie toe, dat was een wandeling van
ongeveer 650 meter. Devils Postpile bestaat uit een
grote groep achthoekige basalten kolommen, waarvan een
deel overeind staat en een ander deel is omgevallen. ’t
Was best mooi om te zien, vooral omdat de vorm van de
rotsformatie zo apart is, maar toch… echt heel
enthousiast waren we niet. Ook niet toen we naar boven
klommen en de kolommen van de bovenkant zagen; het leek
net een oude tegelvloer. We hadden ook de pech dat het
zonlicht helemaal van de verkeerde kant kwam, het was
moeilijk om zo mooie foto’s te maken. We hielden het dan
ook al snel voor gezien, en liepen terug naar de
bushalte. Op de terugweg hoeven de toeristen blijkbaar
niet meer te worden onderhouden, de buschauffeur die ons
weer naar beneden reed was heel zwijgzaam. Achteraf
gezien hadden we dit uitstapje best over kunnen slaan,
het had best wat tijd gekost en echt heel bijzonder was
het niet.
Via Highway 395 gingen we weer een stuk verder naar
het zuiden. Tijdens onze voorbereidingen hadden we
foto’s gevonden van het rotslandschap Alabama Hills bij het plaatsje Lone Pine, en we
waren erg benieuwd of het daar ook echt zo mooi was als
dat het er op die foto’s uitzag. Maar voor het zover was
moesten we nodig een picknickplaats vinden, we hadden
honger maar er kwam maar nergens een goede stopplaats in
zicht. Uiteindelijk vonden we een zijweggetje dat naar
Keough’s Hot Springs zou gaan; we hadden geen idee wat
het inhield maar er stond een afbeelding van een
picknicktafel op het bordje, dus we gingen toch maar
eens kijken. Tot onze verbazing vonden we daar, in the
middle of nowhere, een recreatiegebied met als
voornaamste attractie een zwembad met water van de
grootste heetwaterbron van de Eastern Sierra. Er ligt
een picknickplaats naast, dus haalden we onze koelbox,
plastic borden en bestek tevoorschijn. Maar een rustige
picknick werd het niet, het waaide er zo gigantisch hard
dat we meer bezig waren met het tegenhouden van onze
spullen, dan met eten!
Even
later reden we het stadje Lone Pine binnen. Aan de
zuidkant daarvan ligt een Information Center, waar we
even binnenliepen om informatie te vragen over Alabama Hills Recreation Area. De
vrouw achter de balie reageerde oprecht verrast op onze
vraag; het gebied is zelfs bij Amerikanen erg onbekend,
en er zal dan ook niet echt vaak om informatie gevraagd
worden. Ik denk dat zij gewoon blij was dat ze het eens
niet over Death Valley of Yosemite hoefde te hebben! We
kregen meteen diverse brochures aangereikt, niet alleen
over de Alabama Hills maar ook over diverse dirtroads in
de omgeving van Lone Pine.
Vanuit Lone Pine is het via de Whitney Portal Road
slechts enkele minuten rijden naar dit onbekende stukje
Amerika. In de Alabama Hills vind je een opeenstapeling
van gladde, ronde rotsen die miljoenen jaren oud zijn.
“Potatoe-shaped”, zo worden ze wel eens genoemd, en dat
vind ik een van de beste termen om de rotsen te
beschrijven. Op de achtergrond zie je de kartelige hoge
pieken van de Sierra Nevada bergketen, die een scherp
contrast vormen met de gladde rotsen van de Alabama
Hills. Ondanks dat het gebied zo onbekend is bij het
grote publiek, zal het veel mensen toch erg bekend
voorkomen. De Alabama Hills hebben namelijk als decor
gediend bij de opnames van talloze westerns, tv-series
en commercials. We bekeken deze middag een deel van het
gebied dat Movie Flat wordt genoemd; we
vonden het waanzinnig mooi. Heerlijk om via een van de
vele zandwegen tussen de rotsen door te rijden, daar
ergens uit te stappen en over de rotsen heen te klimmen,
ze van alle kanten te bekijken. We hopen maar dat we met
dit reisverslag niet al te veel mensen op het idee
brengen om naar de Alabama Hills te gaan; een van de
charmes van dit gebied is de onbekendheid ervan, het
feit dat er vrijwel geen andere mensen te vinden zijn.
We gingen even een hapje eten in een restaurant in
Lone Pine, en daarna voor een zonsondergang photoshoot
terug naar de Alabama Hills. We durfden niet al te ver
de zandweggetjes in te rijden, zelfs bij daglicht
moesten we soms al zoeken hoe we de Movie Flat Road
terug konden vinden. Rob was van ons vieren de meeste
enthousiaste rotsbeklimmer, of, zoals hij het zelf
betitelde: “Ik ben net een klein vrolijk berggeitje!”
Terug in ons hotel hebben we er nog een extra nacht
bijgeboekt. Zodat we de volgende dag ruimschoots de tijd
zouden hebben om de Whitney Portal Road en het
zuidelijke deel van de Alabama Hills te kunnen bekijken. |
Dag 10: maandag 23 augustus |
|
Lone Pine – Whitney Portal Road – Alabama Hills – Lone
Pine (100 mijl) |
De Whitney Portal Road is een 12 mijl
lange weg, die steil omhoog het Sierra Nevada gebergte
in gaat. Vanaf de weg heb je een heel goed zicht op de
4.418 meter hoge Mount Whitney, die aan de oostzijde van Sequoia National Park ligt. Dat park kan je vanaf deze kant overigens niet
bereiken, er lopen hier geen wegen van oost naar west
door de bergen heen.
Je kan op enkele plaatsen langs de weg stoppen, en
zo zagen we de Alabama Hills ook eens van bovenaf. Wat
leken ze klein zo, die rotsen. Jammer alleen dat het
zonlicht verkeerd in het dal viel, het zag er naar uit
dat je hier in de namiddag betere foto’s zou kunnen
maken. Natuurlijk reden we ook nog helemaal naar boven,
aan het einde van de weg ligt een mooie waterval waarvan
ook nog even wat plaatjes geschoten moesten worden.
Door het noordelijke deel van de Alabama Hills loopt
een verharde weg, de Tuttle Creek Road. Op de kaart die
wij van het Information Center hadden gekregen zagen we
dat de rotsen die rondom deze weg liggen, allemaal namen
hadden gekregen, zoals Hannibal the Cannibal, Eagle,
Viking en Polar Bear. Echt
tientallen verschillende. De kaart leek vrij
gedetailleerd te zijn, maar toch viel het nog niet mee
om precies te bepalen op welke plek je elke rots nu zou
moeten kunnen zien. In het begin vonden we er een, Cougar. We zagen echt duidelijk de vorm van de kop
van een bergleeuw in die rots. We hebben daarna nog wel
even geprobeerd de aangeduide rotsen te vinden, maar
toen het niet direct lukte zijn we daarmee gestopt. De
Tuttle Creek Road is erg smal, en wordt slecht
onderhouden. Je kan hier niet, zoals in Movie Flat, echt
tussen de rotsen doorrijden en er overheen klimmen. Aan
het einde van de weg belandden we in een woonwijk! Die
hadden we daar toch even niet verwacht! Jee, die mensen
wonen echt schitterend zeg, met de Sierra Nevada in hun
achtertuin en de Alabama Hills aan de voorkant. En niet
eens zo afgelegen, je rijdt in 10 minuten naar Lone Pine
toe.
Helaas had Melanie nog steeds regelmatig last van
hoofdpijn, oorpijn en vooral ook van vermoeidheid.
Tijdens de eerste week zag ze het nog niet zo zitten om
even een dokter op te gaan zoeken, maar aangezien haar
klachten langzaam aan steeds erger werden, werd het nu
toch tijd om actie te ondernemen. We begonnen bij de
Pharmacy in Lone Pine. De drogist, een al wat oudere
man, raadde ons aan om even bij het medisch centrum
langs te gaan. Hij maakte een afspraak voor ons, het was
wel erg druk, zei hij, maar we konden er toch nog even
tussenin geschoven worden. Het medisch centrum lag een
paar blokken verder, recht tegenover een klein
ziekenhuis. Een vriendelijke receptioniste nam Melanies
gegevens op, en na een hele tijd wachten werd ze binnen
geroepen bij Nurse Judy. Opnieuw heel lang wachten….
maar uiteindelijk kwam Melanie toch lachend en wel weer
terug samen met de dokter. Wat een leuke vent was dat,
zeg! Hij wilde graag Nederlandse les hebben, van Melanie
en mij. En zowaar, ik heb nog nooit een Amerikaan zo
goed de naam Meulenbroeks uit horen spreken! Maar
belangrijker was natuurlijk of er iets gevonden was dat
de klachten veroorzaakte. En ja…. Melanie had, zo legde
dokter Shareck uit, een Strepthroat. Ze was besmet met
het streptokokkenvirus, en vermoeidheid is een van de
meest voorkomende symptomen. Ze mocht kiezen: een
eenmalige injectie, of een 7-daagse pillenkuur. Nu heeft
Melanie het niet op injectienaalden, dus dat werd die
kuur. Geen twijfel mogelijk. Waarop de dokter haar
hartelijk uitlachte, “Are you 21, you act like a 12-year
old!”
Na alle onderzoeken en grappen van de dokter, moest
er ook een rekening betaald worden. Maar het medisch
centrum was niet ingesteld op contant geld of
creditcards, dus nam Nurse Judy ons op sleeptouw naar de
overkant. In het ziekenhuis kon namelijk wel een
creditcardbetaling worden aangenomen. Het had heel wat
voeten in aarde voordat alles geregeld was, maar ondanks
dat de oorzaak van ons bezoek natuurlijk niet zo leuk
was, hebben we toch heel goede herinneringen aan deze
ontzettend aardige mensen. En…. die dokter zag er nog
eens heel goed uit ook. Dus, producers van ER, als
jullie nog iemand zoeken die het gemis aan dokter Doug
Ross moet opvangen, ga dan eens in Lone Pine vragen of
dokter Everett Shareck misschien acteeraspiraties heeft!
We
moesten weer terug naar de Pharmacy voor de pillen, en
de drogist reageerde heel geïnteresseerd toen hij op de
papieren zag dat wij uit Nederland kwamen. Vanderwall
heette hij, en zijn voorouders waren dus – je snapt ‘m
al – rasechte Nederlanders. Hij zelf was geboren in
Illinois, maar woonde al weer heel wat jaren in
Californië. Toen we uiteindelijk met het potje pillen
weer buiten stonden, was het al een heel eind in de
middag. En had Melanie het toch echt wel even gehad met
alle aandacht en onderzoeken, ze wilde graag even in de
hotelkamer op bed gaan liggen.
We lieten haar even lekker met rust, en gingen met
ons drieën terug naar de Movie Flat, om een goede plek
te gaan zoeken voor nog wat extra zonsondergangsfoto’s.
We reden het gebied nog veel verder in dan de dag
daarvoor, en steeds opnieuw zagen we de meest
schitterende plekken. We zijn de Movie Flat uiteindelijk
aan de noordzijde uitgereden via een onverharde weg, die
een aantal mijlen ten noorden van Lone Pine op Highway
395 uitkwam.
Voor de zonsondergang hadden we nog even de tijd om
naar een Internetcafé te gaan. Even wat info opzoeken
over de streptokokkenbacterie; mailtje naar het
thuisfront; even kijken hoe het in Nederland en de rest
van de wereld was. En daarna voor de laatste keer naar
ons nieuwe favoriete stukje Amerika voor de laatste
fotosessie. |
|
Dag 11: dinsdag 24 augustus |
|
Lone Pine – Mazourka Canyon – Mono Lake – Lee Vining
(203 mijl) |
Toeristische trekpleisters zoals de Grand Canyon of Yosemite National Park zijn
meestal heel erg de moeite waard, ze zijn niet voor
niets zo bekend geworden. Maar ik vind het heerlijk om
die bekende plekken af te wisselen met bezoekjes aan
onbekende juweeltjes. Het is natuurlijk wel veel
moeilijker om daarover vooraf op internet de nodige info
te vinden. Ik was op gegeven moment op een site gestuit,
waarin diverse dirtroads in deze omgeving werden
beschreven. We hadden er eigenlijk een gepland die
richting Death Valley gaat, maar ja, die
weg was nu dus afgesloten. Daarom besloten we
een andere onbekende dirtroad uit te gaan proberen,
Mazourka Canyon genaamd. De mensen van het Information
Center in Lone Pine hadden ons uitgelegd waar we de weg
konden vinden. En zo kwamen we die ochtend terecht op
deze echt volkomen onbekende, stille route. Maar helaas,
niet elk onbekend plekje blijkt een schot in de roos te
zijn. Het was een wat saaie dirtroad in een heuvelachtig
landschap, dat niet echt veel te bieden had. In het
begin wilden we nog niet omdraaien, toch nog even
proberen of het verderop mooier zou worden. Nog wat
verder leverde een familieberaad een gelijke stand op: 2
voor nog even verder rijden, 2 voor omdraaien. En toen
de stand uiteindelijk 1 tegen 3 was kónden we niet
omdraaien omdat de weg daarvoor veel te smal was. We
hadden uiteindelijk toch het grootste deel van de
route afgelegd, voordat we een plekje vonden waar we
veilig konden keren. Terug naar Highway 395, en de
Mazourka Canyon gauw uit onze herinnering schrappen!
Kort voor we Lee Vining bereikten hebben we nog een
korte omweg gemaakt, de June Lake Loop. Deze 16 mijl
lange Scenic Road (Highway 158) gaat langs een aantal
mooie meren. Leuk om eens te zien, maar niet echt
spectaculair. Toen we het laatste stuk van de weg reden,
zagen we in de verte ons einddoel van deze dag al
liggen: Mono
Lake. Waar we de zonsondergangphotoshoot van
enkele dagen eerder nog eens wilden overdoen, maar dan
nu wel in de South Tufa Area.
Eerst
wilden we echter een slaapplaats vinden. Vier dagen
eerder hadden we veel geluk gehad dat we nog in Lee
Vining terecht konden, en we konden er natuurlijk niet
op rekenen dat we nu opnieuw net op het juiste moment
bij een hotel binnen zouden lopen. Maar toch besloten we
de gok te wagen: eerst de hotels in Lee Vining proberen,
en alleen als het daar niet zou lukken uitwijken naar
het veel minder leuke Mammoth Lakes. Voor de eerste keer
probeerden we het niet bij een van de bekende
hotelketens (Best Western, Motel 6), maar stopten we bij
het voor ons onbekende Murphy’s Hotel. En wat denk je,
meteen plaats! Een heel stuk goedkoper dan in het Best
Western Hotel dat een paar honderd meter verderop lag,
en kwalitatief vrijwel hetzelfde.
Het was druk in de South Tufa Area, die avond! We
waren niet de enige die op het idee waren gekomen om
hier de zonsondergang op foto’s vast te leggen, er
liepen een stuk of acht mannen rond met duur uitziende
foto-apparatuur. Dat werd nog dringen voor de beste
plek. Melanie vond een plaats die haar heel geschikt
leek, en ze installeerde vastbesloten haar standaard.
Dit is mijn plek, de rest blijft hier vanaf! We zijn nog
heel lang in dit mooie gebied rond blijven hangen, pas
toen het echt te donker werd om foto’s te kunnen maken
en de temperatuur hard naar beneden ging, besloten we
naar de auto terug te gaan.
|
|
Dag 12: woensdag 25 augustus |
|
Lee Vining – Yosemite National Park - Mariposa (124
mijl) |
De
Tioga Pass is een prachtige route. We genoten van het
mooie landschap om ons heen, maakten een stop bij het
bekende Tenaya Lake en daarna ook weer bij Olmsted
Point. Op dat hoog gelegen punt kan je over een
rotsachtige bodem naar de rand van een afgrond lopen; je
hebt daar een mooi zicht op Half Dome, een van de
bekendste rotsen van het park. Maar dan wel vanuit een
hoek die je niet vaak op foto’s ziet.
Voor onze picknick kozen we voor de picknickplaats
Yosemite Creek, midden in de bossen. We hadden nog maar
net onze borden en etenswaren op tafel gezet, toen
plotseling een hert de picknickplaats op kwam lopen en
vlak bij ons stil bleef staan. Mooi was dat, zeg! Maar
wat jammer dat net op dat moment vanaf de parkeerplaats
een andere familie aan kwam lopen, met een hond erbij.
Het hert was natuurlijk meteen weer verdwenen.
We hadden nadat we vanaf de picknickplaats weer
vertrokken nog maar een klein stukje gereden, toen Hans
plotseling langs de kant van de weg stopte en daarna
zelfs achteruit begon te rijden. Hij had links van de
weg tussen de bomen door in een glimps een blik
opgevangen van een klein meertje dat hij absoluut eens
even beter wilde bekijken. En hij had gelijk! Siësta
Lake is prachtig. Het is een klein, slaperig meertje met
veel groene waterplanten; het wordt helemaal omringd
door bomen en riet. Ik vond het mooier dan Tenaya Lake.
Onderweg
naar Yosemite Village kwamen we nog een aantal erg mooie
uitkijkpunten tegen. Dat betekende dus: regelmatig
stoppen en plaatjes schieten. In de Village zelf
parkeerden we de auto, en gingen we te voet verder. We
bezochten de Ansel Adams Gallery, waar we echt onze ogen
uitkeken, die man heeft de meest schitterende foto’s
gemaakt. Daarna nog even wat winkelen, shirtje kopen,
wat drinken, even toerist zijn tussen de vele, vele
andere toeristen. We hadden er al snel genoeg van, dit
is niet onze manier van vakantie vieren. Dus sneller dan
verwacht zaten we weer in de auto, en lieten we het
overvolle Yosemite Village achter ons.
Langs de Merced River reden we het park weer uit, en
via de erg mooie State Route 140 gingen we naar
Mariposa, waar we al snel voor twee nachten een
hotelkamer vonden in de Mariposa Lodge.
We zijn nog even een hapje gaan eten en wat winkels
wezen kijken, maar echt heel bijzonder waren die niet.
We hadden nog wel een winkel gezien met Indiaanse kunst,
maar die was al gesloten toen we daar in de buurt
kwamen. Ach, daar konden we dan de volgende dag nog wel
even een kijkje gaan nemen, we zouden hier immers nog
een nacht blijven.
|
|
Dag 13: donderdag 26 augustus |
|
Mariposa – Yosemite National Park - Mariposa (144
mijl) |
Nog een dagje voor Yosemite National Park. Toen we bij ons hotel
wegreden zagen we dat er aan de linkerkant van de weg
iets aan de hand was. De sheriff liep er rond, er stond
een televisieploeg…. en toen zagen we ook de totaal
uitgebrande winkel waar we die avond nog even naar toe
hadden gewild. Nou, dat plan ging dus zeker niet door!
Ons
voornaamste doel deze dag was het uitkijkpunt Glacier
Point, dat wordt omschreven als een van de mooiste van
alle Nationale Parken. De route naar het uitkijkpunt
zelf was ook al erg de moeite waard, vooral het punt
Tunnel View was erg fotogeniek. Het is dan ook niet voor
niets een van de meest gefotografeerde panorama’s ter
wereld! In de verte zagen we opnieuw Half Dome, rechts
waren The Three Brothers goed te herkennen, en links nam
de steile 900 meter hoge El Capitan een prominente
plaats in op het bekende plaatje. Indrukwekkend!
Glacier Point ligt aan het einde van de 16 mijl
lange Glacier Point Road, en je ziet hier dezelfde
rotsen opnieuw maar dan vanuit een heel andere hoek. Het
uitkijkpunt ligt 975 meter boven de bodem van Yosemite
Valley, en je hebt hier echt een geweldig uitzicht over
een groot deel van het park. We zagen ook enkele van de
beroemde watervallen, maar die zijn eind augustus
natuurlijk niet op hun mooist.
Op de terugweg stopten we nog even bij Washburn
Point, een van de andere uitkijkpunten aan de Glacier
Point Road. We overwogen ook nog om de Taft Trail te
gaan lopen, maar Melanie had nog niet genoeg van de
pillen van dokter Shareck verwerkt om die wandeling aan
te durven.Daarom
reden we naar de Valley, waar we stopten op de
parkeerplaats van Bridalveil Fall. Tijdens de lente is
dat een heel indrukwekkende waterval, maar nu viel er
slechts een dunne sluier water naar beneden. Toch was
het er erg mooi, onder aan de waterval ligt een hele
stapel rotsen die de aanwezige toeristen tot een
klimpartij uitnodigden, zodat ze dichter bij het water
konden komen.’t
Zag er niet echt makkelijk uit, ik zag dat de mensen die
naar beneden klauterden het op sommige plekken moeilijk
hadden om hun evenwicht te bewaren. Ik bedankte dan ook
voor de klimpartij. En zo keek ik even later toe hoe
Hans, Rob en Melanie wél naar boven klommen, zij lieten
zich niet afschrikken door een paar lastige rotsen. Ik zocht een lekker plekje uit om even rustig te gaan
zitten en naar de klimmende mensen te kijken. Een stoere
Italiaan wilde indruk maken op zijn vriendin,
overschatte zichzelf, en gleed van een van de rotsen af.
Waarbij hij flink zijn rug schaafde. Was ik even blij
dat ik niet die rotsen op was gegaan. Ik was nog blijer
toen mijn drietal ongehavend weer beneden kwam, erg
tevreden over de korte maar mooie klimpartij die was
geëindigd bij de voet van de waterval. Een aantal
arbeiders was druk bezig om het wandelpad tussen de
parkeerplaats en de waterval te reconstrueren. “Please
don't feed the animals” stond er op het bordje dat aan
de afscheiding hing. Geinig! We zijn nog een tijdje lekker lui op de rotsen aan de
oever van Merced River gaan zitten. Gewoon lekker effe
niks doen. Daarna zijn we teruggereden naar Mariposa,
waar we nog een nacht in hetzelfde hotel bleven.
|
Dag 14: vrijdag 27 augustus |
|
Mariposa – Palo Alto – Redwood City - Carmel
(332 mijl) |
Onze Rob heeft al enkele jaren een internetsite die
gewijd is aan het racespel Need for Speed. ’t Is een
hele succesvolle site, hij krijgt vele duizenden bezoekers per
dag, in totaal is zijn site al 7 miljoen (!) keer
bezocht. Op gegeven moment is hij in contact gekomen met
iemand van de afdeling Public Relations van het bedrijf
Electronic Arts, de ontwerper van Need for Speed. En
toen deze Jonathan hoorde dat Rob in Amerika op vakantie
zou gaan, en daarbij ook in San Francisco zou komen,
nodigde hij hem uit om eens een bezoek aan het
hoofdkantoor te brengen. Nou, zoiets overkomt je
natuurlijk niet elke dag! Dat betekende wel dat we het
bezoek op deze dag zou moeten gebeuren, het kantoor is
immers in het weekend gesloten, en maandag zouden we
weer gaan vliegen. En dus verlieten we Mariposa in de
vroege ochtend van vrijdag 27 augustus; we hadden een
lange rit voor de boeg naar Redwood City. |
|
 |
|
We kozen voor State Route 152, een voor ons onbekende
weg die van oost naar west loopt. Het was een mooie
route door een heuvelachtig landschap. Het laatste stuk
ging in noordelijke richting, via Highway 101. De rit
ging heel vlot, en we zagen dat we ruim voor de
afgesproken tijd in Redwood City aan zouden komen. We
konden ons dus nog even een leuke stopplaats gaan
zoeken. Net ten zuiden van Redwood City ligt de stad
Palo Alto, waar mijn nichtje Suzan woont. Alleen, één
probleempje, we wisten haar adres niet! Toch vonden we
het leuk het stadje even in te rijden, eens even kijken
in wat voor omgeving ze woont. We kwamen tot de
conclusie dat we best wel jaloers zijn; Suzan we willen
ruilen! ’t Is echt een mooie plek om te wonen, zo dicht
bij de oceaan en bij San Francisco.
Een uurtje later zetten we Rob af bij Electronic
Arts. Het was bloedheet daar in Redwood City, het liep
tegen de 40° Celcius. Niet echt leuk dus. Wij zijn met
z’n drieën even een koele winkel ingegaan om de hitte te
ontvluchten, en we hielden ook nog even familie-overleg
over de verdere invulling van de vrijdag. We waren het
er al snel over eens dat het echt veel te heet was om
naar San Francisco te gaan, we besloten dan ook de kust
op te gaan zoeken.
Rob kwam een stel t-shirts, een game demo en een
mooie ervaring rijker weer naar buiten. Hij had een
rondleiding gehad door een game studio, waar hij een
aantal spellen had gespeeld die nog niet eens op de
markt waren, zoals Sims 2. De secundaire
arbeidsomstandigheden bij Electronic Arts zagen er toch
iets anders uit dan bij de gemiddelde werkgever in
Nederland: zo was er bijvoorbeeld een cafetaria met een
enorme keuze aan voedingsmiddelen, en hadden de
werknemers ook de beschikking over een compleet
fitnesscentrum en een aantal sportvelden zodat ze de in
het cafetaria bijeenvergaarde caloriën er direct weer af
konden sporten. Rob ziet ’t al helemaal zitten om ooit
nog bij Electronic Arts te gaan werken. Maar dan niet
hier in Redwood City, maar in Canada, waar het meest aan
game development wordt gedaan. |
 |
We pakten de kaart erbij om uit te zoeken hoe we naar de
kust konden rijden. We vonden een kronkelig weggetje,
State Route 84; dat leek weliswaar niet de snelste maar
wel de kortste route te zijn. En zo reden we zonder dat
we dat vooraf wisten zomaar op een werkelijke
schitterende scenic route. Het ene moment reden we door
een mooi aangelegde en vooral ook enorm dure woonwijk;
sommige hoger gelegen plekken boden mooie uitzichten
over de omgeving, en andere gedeeltes van de weg gingen
door prachtige bossen heen. Zeker vanwege de dure
woningen deed de route me enigszins denken aan de 17
Mile Drive bij Monterey. Alleen vond ik deze weg nog
veel mooier.
We arriveerden bij de kust, waar we gelijk even
lekker gingen uitwaaien aan een van de strandjes langs
Highway 1. Blij dat we de hitte ontvlucht waren. Terug
in de auto besloten we door te rijden tot Monterey, ook
al hield dat in dat we na deze lange autodag nog eens
zo’n 80 mijl voor de boeg hadden. Het bleek niet zo’n
goede beslissing te zijn. Want voorbij Santa Cruz kwamen
we in een file terecht, waardoor de rit naar Monterey
veel meer tijd in beslag in nam dan we van te voren
verwachtten. En het bleef tegenzitten. Hoewel ik er van
overtuigd ben dat in Monterey veel hotels aanwezig
moeten zijn, slaagden we er op een of andere manier maar
niet in er een tegen te komen! De vermoeidheid begon toe
te slaan, de stemming in de auto begon ernstig richting
het nulpunt te gaan, we hadden er gewoon even genoeg
van! Hans besloot resoluut Monterey uit te gaan en naar
Carmel te rijden. Daar hadden we een jaar eerder
overnacht in een mooi Best Western hotel, en daar wilde
hij dus naar toe.
Gelukkig vonden we het hotel al snel. Maar ze hadden
alleen een dure niet-roken kamer, of een veel goedkopere
rokerskamer (waar we bovendien nog eens korting op
konden krijgen) ter beschikking. Het zou nauwelijks te
merken zijn dat er in de kamer werd gerookt, zo
verzekerde de receptionist ons. En dus gingen we
overstag, voor het eerst gingen we slapen in een
rokerskamer. En dat was dus ook meteen voor het laatst!
Wat een vreselijke lucht hing er in de kamer, de
gordijnen, het beddengoed, alles was helemaal bedompt.
Het was veel erger dan ik verwachtte. Dit doen we dus
nooit meer, dan maar liever tientallen dollars extra
betalen voor een frisse kamer.
|
|
Dag 15: zaterdag 28 augustus |
|
Carmel - Big Sur – San Francisco (208 mijl) |
Wie onze eerdere reisverslagen heeft gelezen, weet dat
we in 2001 de kustweg hebben gemist doordat we toen onze
route moesten wijzigen vanwege de diefstal van onze
paspoorten. En in 2003 hebben de route langs de kust
weliswaar gereden, alleen konden we toen geen hand voor
ogen zien vanwege de mist. Driemaal is scheepsrecht, dus
deze keer moest het dan toch echt lukken!
Maar blijkbaar is het ons niet gegund, opnieuw was
het rondom Big Sur zo mistig dat we niets konden zien.
Uiteindelijk zijn we maar weer omgedraaid en terug naar
het noorden gereden waar het veel zonniger was. Op een
grote parkeerplaats – helaas heb ik niet genoteerd waar
dat precies was – zijn we gestopt en richting de kust
gewandeld. Normaal gesproken kan je daar via een houten
trap naar beneden, maar het onderste deel daarvan was
helemaal weggeslagen. We moesten dan ook een flinke
omweg maken, waarna we op een andere plek naar beneden
konden gaan. Onderweg zagen we een stel mannen met een
complete muziekinstallatie sjouwen, wat waren die nou
van plan??
Midden op het strand lag een grote stapel witte
klapstoeltjes, kijk dat is nou eens service voor de
toeristen. Diverse stoelen waren al door andere mensen
in gebruik genomen, en wij sjouwden er ook maar meteen
vier mee naar het uiteinde van het strand. Daar hebben
we in de beschutting van een rots lekker zitten relaxen.
Er stond een flinke wind, en de golven stonden hoog. De
branding was schitterend om naar te kijken, en het was
natuurlijk nog eens extra leuk toen Rob en Hans flink
terug moesten rennen omdat een extra grote golf een stuk
verder het strand op kwam dan de rest.
Toen we teruggingen naar de auto hadden we toch
eigenlijk geen zin om met al onze spullen – koelbox,
handdoeken ed – dat hele eind weer om te lopen. We
bekeken de gedeeltelijk weggeslagen trap nog eens; nou
met een beetje klimwerk moest het toch mogelijk zijn de
nog wel aanwezige treden te bereiken. Het bleek niet
eens echt moeilijk te zijn, dus al snel stonden we weer
boven. Daar zagen we dat het ondertussen toch wel érg
druk was geworden op de parkeerplaats, een lange stoet
keurig geklede mensen liep over het langere pad richting
het strand… Mmmm, mannen met een muziekinstallatie, een
grote stapel stoelen, mooi geklede mensen op weg naar
het strand….. we begonnen te vermoeden dat we hier zo
maar midden in een trouwfeest waren beland! Dus eh, die
stoelen waren waarschijnlijk niet voor de toeristen
bestemd, maar voor de gasten. Sorry mensen, we hebben de
stoelen wel netjes tegen de rotsen weggezet, zodat ze
niet door het water kunnen worden meegesleept, maar je
zal nog wel ff een stukkie moeten lopen om ze weer op te
halen! Er arriveerden nog steeds nieuwe gasten, en onze
auto dreigde ingebouwd te raken. We waren maar net op
tijd, anders hadden we niet eens meer weg gekund.
We boekten onze overnachting – de voorlaatste hier
aan de westkust - in hetzelfde Travelodge hotel vlak bij
San Francisco International Airport waar we twee weken
eerder ook al hadden geslapen.
|
Dag 16: zondag 29 augustus |
|
San Francisco (63 mijl) |
We
begonnen de dag bij Fisherman’s Warf, waar we eerst even
lekker gingen ontbijten bij het eenvoudige maar wel
vriendelijke eetcafé Joanie’s Place. Daarna was het tijd
om winkels te gaan kijken en hier en daar wat kleren te
kopen.
Vervolgens reden we naar de omgeving van de Golden
Gate Bridge, niet voor de brug zelf – die hadden we
tijdens onze vorige reis al uitgebreid gezien en
gefotografeerd – maar om het gebied net ten zuiden
daarvan eens beter te bekijken. We hadden daar namelijk
tijdens het voorbijrijden een prachtig aangelegd kerkhof
zien liggen, waar ongetwijfeld schitterende foto’s
gemaakt zouden kunnen worden. Een beetje heuvelachtig,
mooie bomen, en allemaal witte grafstenen….. het zou een
prachtig plaatje hebben opgeleverd. Als we tenminste ons
plan daadwerkelijk hadden uitgevoerd, maar zover kwam
het dus niet. We twijfelden namelijk of het kerkhof wel
voor iedereen toegankelijk was, en we hadden er – toen
we eenmaal voor de poort stonden – toch niet zo’n goed
gevoel bij om hier zomaar naar binnen te wandelen.
Drie mijl ten zuiden van de begraafplaats ligt het
Golden Gate Park. Net buiten het park vonden we een
parkeerplaats, en even later wandelden we zomaar midden
in een prachtig bos met Sequoia’s en andere mooie bomen.
En dat midden in een stad als San Francisco! Het bos was
maar smal, en we kwamen uit in een open gebied met een
grote vijver en grasvelden. Daar was op dat moment een
optreden aan de gang van een Oost Europese zanggroep,
nou niet echt helemaal onze stijl, dus we liepen verder
de tuinen in die aan het grasveld grensden. We keken
onze ogen uit, wat was dat mooi! Prachtige planten en
kleine bomen, schitterende bloemen, en daar tussendoor
liepen de squirrels alsof we ergens midden in Nationaal
Park zaten. Golden Gate Park overtrof echt al mijn
verwachtingen.
Uiteindelijk hebben we slechts een klein deel van
het park kunnen zien. We hadden nog een paar specifieke
adressen waar Rob wat DVD-inkopen wilde gaan doen, en
als we daar nog voldoende tijd voor over wilden houden
moesten we toch echt weer verder. Dus met enige spijt
lieten we de Japanese Tea Garden links liggen, en
zochten we onze auto weer op.
We eindigden ons dagje San Francisco met bezoeken
aan winkels als Hot Topic en Best Buy. Waarna we voor
onze laatste overnachting terugreden naar het Travelodge
hotel.
|
|
 |
 |
 |
|
Dag 17: maandag 30 augustus |
|
San Francisco - Detroit - New
York |
Toen we in januari onze vliegtickets boekten, hadden we
nog niet het minste vermoeden dat exact op de dagen dat
wij in New York zouden zijn, daar ook de Republikeinse
Conventie plaats zou vinden. We baalden vreselijk, toen
we hier in juni achter kwamen. Bang dat we veel last
zouden hebben van de veiligheidsmaatregelen, bang dat
sommige attracties – zoals het Empire State Building en
het Vrijheidsbeeld – misschien zelfs helemaal afgesloten
zouden worden. ’t Begon er al mee dat onze mooie
rechtstreekse vlucht, met heel gunstige vluchttijden,
gecanceld werd. We konden nog wel veel later op de dag
én met een tussenstop in Detroit, naar New York vliegen.
Enig
voordeel was dat we ’s ochtends alle tijd hadden. Dus we
konden rustig opstaan, onze spullen inpakken, en naar de
luchthaven rijden. We leverden onze Chevrolet, die er in
twee weken tijd maar liefst 2898 mijlen op de teller had
bijgeschreven, bij het autoverhuurstation in. Tot onze
verbazing kregen we – toen we richting de gate gingen -
bij de veiligheidscontrole het predikaat ‘High Security
Risk’. En werden we zeer uitgebreid gecheckt, schoenen
uit, vest uit, fouilleren, tassen open. Zien wij er echt
zo gevaarlijk uit?? Rob, we nemen jou dus zeker niet
meer mee de volgende keer!
Detroit heeft een grote luchthaven met een hele
lange, rechte hal waaraan de gates liggen. Onze
overstaptijd was heel kort; we hebben weliswaar net niet
hoeven rennen, maar snelwandelen was het toch zeker! We
zaten ongeveer 30 seconden in de stoelen bij de gate,
toen het boarden begon. En na een tweede, korte vlucht,
landden we tegen 11 uur ’s avonds op JFK Airport in New
York. Buiten stond een lange, lange rij mensen op een
taxi te wachten. We sloten netjes achteraan. Rechts van
ons stonden de officiële Yellow Cabs, links werden
klanten andere taxi’s ingepraat. We vermoedden dat dát
niet helemaal legaal was, dus zijn we maar braaf in de
langzaam vooruit schuifelende rij blijven staan. Totdat
we eindelijk aan de beurt waren, en door een zwijgzame
taxichauffeur naar het Amsterdam Court Hotel op West
50th Street in Manhattan werden gebracht.
|
|
Dag 18: dinsdag 31 augustus |
|
President Bush was in de stad, en dat was goed te
merken! Overal op straat stonden en reden
politie-auto’s; en er waren talloze agenten aan het
surveilleren en het verkeer aan het regelen. Hier
en daar zagen we groepjes anti-Bush demonstranten;
zolang ze het verkeer niet hinderden en geen troittoirs
blokkeerden liet de politie hen hun gang gaan. En in
deze toch wel heel aparte ambiance hebben wij kennis
gemaakt met al die bekende plekken die we al zo vaak op
tv hebben gezien: Times Square, Union Square, Broadway….
Ik heb het al eerder gezegd – ik ben niet echt een
stadsmens – maar toch vond ik het geweldig om dit
allemaal met eigen ogen te zien. Ik houd van musicals,
en het was dus echt speciaal om hier langs de theaters
te lopen waar Chicago, The Lion King en al die andere
bekende musicals worden opgevoerd. In West 41st Street
vonden we het Nederlander Theatre, de plek waar al
jarenlang de musical Rent op de planken staat. Melanie
en ik zijn twee keer naar de Nederlandse versie geweest,
en we wilden erg graag ook eens de oorspronkelijke
Amerikaanse uitvoering zien. Bij het theater ontdekten
we dat er elke dag tickets tegen een sterk gereduceerde
prijs worden verloot….. we moesten dan wel rond 6 uur ’s
avonds hier terug zijn.
We wilden graag Central Park zien, dus we liepen
weer terug in de richting waar we vandaan kwamen. Even
zwaaien naar The Naked Cowboy, die op z’n vaste plekje
op Times Square niet al te muzikaal stond te wezen. Net
voor we het park bereikten vonden we een Internetcafé,
waar we nog even een korte stop maakten.
Na het schitterende Golden Gate Park in San
Francisco viel Central Park me eigenlijk een beetje
tegen. Maar misschien is mijn vergelijking niet helemaal
eerlijk, van beide parken hebben we maar een klein
hoekje gezien, dus ik kan er niet echt over oordelen. Ik
had me Central Park vooral voorgesteld als een plek waar
je volop bezig zou kunnen zijn met ‘mensen kijken’; je
weet wel, skaters, muzikanten, jongleurs…. Veel
activiteiten, dus. Maar het was juist erg rustig in het
park; er waren wat wandelaars, en lagen wat mensen lui
op Sheep Meadow (het bekende grote grasveld), maar
verder was er niet veel te doen. We zijn dus ook maar
even in het gras gaan liggen, we hadden al heel wat
gelopen dus het was best lekker om zo even te niks te
doen. Een paar fotootjes geschoten van het park en de
hoge gebouwen er rondom heen. Nog even wat
rondgewandeld. De mooiste plek vond ik de statige lange
laan, ik geloof dat die ‘The Mall’ heet, met aan
weerszijden prachtige bomen. Op deze plek is een scène
uit de filmmusical Hair opgenomen, toch leuk om hier dan
zelf rond te lopen.
Ik
wist het niet meer zeker, maar ik dacht ooit gelezen te
hebben dat je The Metropolitan Museum of Art gratis kunt
bezoeken. Maar toen wij daar arriveerden, bleek het net
voor het publiek gesloten te zijn. Het was dan ook al
behoorlijk laat aan het worden, de tijd vliegt voorbij
als je zo bezig bent. De bezoekers stroomden massaal
naar buiten, en velen van hen gingen nog even op de
trappen voor het museum zitten. Waar een aantal van hen
werd geïmiteerd door een clown, die tussen de mensen
door liep. Zo konden we toch nog even mensen kijken;
vooral de reacties van de mensen die in de gaten kregen
dat de clown juist hen nadeed, waren vaak erg leuk. De
weg terug naar het hotel deed behoorlijk pijn aan m’n
voeten; we hadden toch heel wat verder gelopen dan dat
we beseften. Maar na een stop bij een pizzeria en een
rustpauze op het hotel konden we er weer tegen. We
wilden New York ook graag in het donker zien, toch! De
sfeer op straat was hier en daar wel grimmiger geworden;
er waren nu duidelijk meer demonstranten dan overdag, en
we waren zelfs getuige van een aantal relletjes. Een
demonstrant lag gewond op straat; een aantal anderen
werden gearresteerd; de politie maande iedereen om
vooral door te lopen… maar natuurlijk won bij de meeste
voorbijgangers de nieuwsgierigheid, waardoor het al gauw
erg druk was op de plekken waar het meeste te zien was.
Melanie vond een anti-Bush button op straat, en
speldde die zeer tevreden op haar tas. Van een groepje
rennende demonstranten nam ze ook nog een stel stickers
aan, en even later liepen we dus alle vier met de tekst
“Run Against Bush” op onze shirts. Toch even aan de New
Yorkers laten merken dat we die man niet zo zien zitten,
als president!
Helaas waren we te laat om nog aan de loterij voor
de musical Rent mee te doen. Maar gelukkig hadden we ook
de woensdag- en donderdagavond nog.
|
|
Dag 19: woensdag 1 september |
|
Als je voor het eerst in New York bent, moet je
natuurlijk ook een rit met de metro maken. Er lag een
metrostation vlak bij ons hotel, en vandaar reden we
naar de uiterste punt van Manhattan, Battery Park. Waar
we – na een veiligheidscheck die op een vliegveld niet
zou misstaan - op de boot richting het Vrijheidsbeeld
stapten. Het
was prachtig weer, er hing een mooie witte bewolking en
de zon kwam daar goed doorheen; we hadden dan ook een
geweldig zicht op het Vrijheidsbeeld. Nu we dit plaatje
met eigen ogen hebben gezien kunnen we ons erg goed
voorstellen hoe indrukwekkend de aanblik moet zijn
geweest voor de immigranten die hier vroeger via de
haven het beloofde land binnenkwamen. Het was ook erg
mooi om de skyline van Manhattan te zien; we kennen het
beeld zo goed van talloze films en televisieseries, maar
toch…. je moet het gewoon een keer met eigen ogen gezien
hebben. Natuurlijk zochten we ook naar de plek waar ooit
de twee torens van het World Trade Center stonden, het
is een moment waarop je je even erg bewust bent van wat
hier op 11 september 2001 is gebeurd.
Op Liberty Island aangekomen hebben we alle tijd genomen om een wandeling
rondom het beeld te maken. Vanuit allerlei hoeken hebben
we haar gefotografeerd, en – we kunnen niet anders
zeggen – het is een prima fotomodel. Ook hier was de
beveiliging nadrukkelijk aanwezig, er liepen en reden
diverse stoere mannen rond met een indrukwekkend
wapenarsenaal. Je hoeft het hier echt niet in je hoofd
te halen om gekke dingen te gaan doen.
Onze tweede stop was Ellis Island. Daarvan wist ik vooraf
alleen dat daar een gebouw stond waar in het verleden de
immigranten zich moesten melden. We gingen daar
eigenlijk alleen maar even een kijkje nemen omdat we er
nu toch in de buurt waren; niet omdat we echt speciaal
in dit stukje historie geïnteresseerd waren. Maar nu –
achteraf – kan ik zeggen dat het bezoek aan het Ellis Island Immigration Museum tot de hoogtepunten van onze reis behoort! Het
museum is geopend in 1990, na de meest ingrijpende
restauratie van een historisch gebouw die ooit
plaatsvond in de Verenigde Staten. En dat is te zien!
Het gebouw ziet er schitterend uit, van binnen én van
buiten. En bij de verschillende exposities kijk je echt
je ogen uit, prachtige oude foto’s, allerlei voorwerpen
die de immigranten bij zich hadden, veel informatie. The
Registry Room, de enorme hal waar de immigranten een
medische keuring moesten ondergaan en waar hun papieren
werden gecontroleerd, is juist grotendeels leeg gelaten.
Terwijl we zo ronddwaalden in dit museum, raakten we
Hans op gegeven moment kwijt. In het begin dacht ik nog,
ach die komen we zo wel weer tegen, maar toen dat niet
gebeurde ben ik toch maar eens op zoek gegaan. Stond ie
één verdieping lager strategisch opgesteld in The
Registry Room, zo van: ‘hier kunnen ze me toch zeker
niet over het hoofd zien’. Wat hij niet wist, maar waar
hij vanzelf achter kwam, is dat op die plek de
verzamelplaats is van mensen die graag willen worden
rondgeleid door een Park Ranger. Een van de werknemers
van het museum zag in Hans dan ook een gewillig
slachtoffer voor de volgende tour, en begon een lang –
nogal plichtmatig afgerateld – verhaal tegen hem af te
steken! Gelukkig was ik net op tijd om hem te redden!
Met de boot gingen we terug naar Battery Park,
vanwaar we te voet naar Ground Zero gingen. Van te voren
had ik verwacht dat het best emotioneel zou zijn om die
plek te zien, maar nee, het was gewoon een groot
bouwterrein en het zien daarvan deed me niet zoveel. Op
het trottoir voor de hekken stond een groep scholieren
die, toch wel wat onwennig, tegen Bush aan het
protesteren was. We begrepen uit hun leuzen dat zij er
vooral bezwaar tegen maakten dat Bush het drama van 11
september misbruikte om er bij zijn verkiezing zieltjes
mee te winnen. Het groepje trok nogal wat
belangstelling, er stonden diverse politiemannen omheen
(uiteraard) maar ook persmensen met grote foto- en
filmcamera’s. De jongeren werden er wat lacherig van;
dit waren duidelijk niet de fanatieke demonstranten die
we de dag ervoor hadden gezien.
Een
klein stukje voorbij Ground Zero ligt St. Paul’s Chapel,
het kerkje waar destijds veel reddingswerkers zijn
opgevangen met eten, drinken en een plek om even bij te
komen. Het oude kerkje – het is gebouwd in 1766 – is nu
ingericht als een soort museum. En terwijl ik eigenlijk
heel onbewogen naar Ground Zero heb staan kijken, raakte
ik hier juist wel erg geëmotioneerd van alle indrukken.
Met een dikke brok in de keel heb ik hier rondgekeken,
naar alle foto’s en voorwerpen, naar de herinneringen
aan omgekomen reddingswerkers.
Het metrostation dat bij Ground Zero ligt is heel
wat groter dan dat bij ons hotel, en we moesten dan ook
echt even zoeken welke lijn we moesten hebben. Het was
er zo benauwd binnen, dat we op gegeven moment iets
hadden van ‘instappen en wegwezen’, ongeacht of we nu
wel of niet in de goede metro zaten. Maar gelukkig, we
kwamen uit op de goede plek. Het was inmiddels bijna
half 6, en Melanie en ik wilden toch wel heel erg graag
een kans gaan wagen bij de verloting van de tickets voor
de musical Rent. Het is een echte cult-musical, geen
lieflijke duetten en romantische verhaallijnen, maar een
blik in de rauwe wereld van drugsgebruikers en
HIV-positieven. Kippenvel! De Nederlandse versie wijkt
nogal af van de Amerikaanse, op een musicalforum heb ik
hele discussies gelezen of die wijzigingen de musical nu
wel of niet ten goede kwamen. Vandaar dat we nu erg
graag de oorspronkelijke versie eens wilden zien, zodat
wij nu zelf ons oordeel hierover konden vellen. Om half
zes kwamen twee medewerkers van het theater in de
deuropening staan met een tafeltje; we konden hier
allebei onze naam op een kaartje schrijven. Om zes uur
zouden 10x twee kaartjes worden verloot, voor slechts $
20,- per stuk. Terwijl we stonden te wachten kwamen
langzaam aan meer liefhebbers opdagen; één van hen
herkenden we zelfs als de man die ooit op de Nederlandse
tv was geweest bij een documentaire over de musical: hij
had Rent al honderden malen gezien! Melanie raakte aan
de praat met twee meisjes van haar eigen leeftijd; toen
ze nog niet gehoord hadden dat wij geen Engels spraken
hadden ze geprobeerd te raden waar wij vandaan kwamen:
ze gokten op Pennsylvania!
Er kwamen uiteindelijk een kleine dertig mensen
opdagen, voor de in totaal 20 kaartjes. Dat betekende
dus dat we een heel redelijke kans hadden. En ja hoor,
Melanies naam werd als een van de eersten afgeroepen:
yes, we gingen naar Rent! Even later werd ook mijn
kaartje getrokken, maar ik gebaarde dat ik al via
Melanie beet had. Stom, stom…. we hadden zo ook die twee
meisjes blij kunnen maken. Helaas hadden zij niet
gewonnen.
De twee uurtjes tussen de verloting en het begin van
de voorstelling hebben we benut om even te gaan eten, en
om even wat anders aan te trekken op de hotelkamer.
Daarna lieten Melanie en ik de mannen in de steek, en
liepen we terug naar het Nederlander Theatre.
Het
was een klein, oud theater. Geen glitter en glamour,
maar wel geweldig sfeervol. Precies het soort theater
dat ons enorm aanspreekt. De winnaars van de loterij
zaten op de voorste rij; bij veel theaterstukken is dat
niet de meest ideale plaats omdat je dan te dichtbij
zit, maar bij Rent is het niet bezwaarlijk omdat het
daar niet om de showelementen gaat. En zo konden we wel
heel goed alle gezichtsuitdrukkingen en emoties zien van
de spelers. En het was heerlijk om deze geweldige
musical weer te zien; muzikaal heeft het een erg hoog
niveau en het verhaal boeit ons enorm. Inderdaad waren
er nogal wat verschillen met de Nederlandse versie;
sommige scenes vond ik in Nederland mooier, andere
scenes spraken hier weer meer tot de verbeelding.
Na afloop liepen de spelers gewoon met het publiek
mee naar buiten; Jeremy Kushnier, die de rol van Roger
speelde, en Matt Caplan (Mark), stonden op het trottoir
CD’s te verkopen. Melanie wilde graag een handtekening;
ze kreeg behalve dat ook nog een complimentje van Jeremy
voor haar button met de “Re-defeat Bush” tekst!
De mannen stonden buiten al op ons te wachten. Ze
hadden Manhattan nog verder verkend, winkels gekeken,
diverse relletjes gezien. Toen we op de hotelkamer nog
even tv keken kwamen ze zelfs bijna in beeld, er werd
een reportage getoond die door een Japanse tv-crew was
opgenomen op de plek waar Hans en Rob toen net
rondliepen. Toch wel spannend hoor, New York tijdens de
conventie.
|
|
Dag 20: donderdag 2 september |
|
We
gingen te voet naar het Empire State Building, het was
een wandeling van ongeveer 2 kilometer. Enkele maanden
eerder had ik thuis – via Internet – al kaartjes gekocht
en uitgeprint. Dit om een lange wachttijd te voorkomen,
het schijnt soms erg druk te zijn bij de kaartverkoop.
Onderweg werden we aangesproken door een vrouw die graag
wilde weten waar we vandaan kwamen; het bleek dat zij
ooit – in een grijs verleden - Nederlands had gestudeerd
en ze wilde nu graag haar toch wel wat versleten kennis
tentoonspreiden. In het begin was dat wel even leuk,
maar op gegeven moment begon ze opdringerig te worden.
Het leek er echt even op dat ze van plan was de rest van
de dag met ons mee te blijven lopen!
Toen
we haar eindelijk hadden afgeschud waren we al dicht bij
het Empire State Building. De hoeveelheid politiemensen,
in andere straten al heel indrukwekkend, was hier toch
wel extreem groot. En toen er ook nog hekken verschenen
en we niet meer verder mochten lopen, begrepen we dat er
blijkbaar hoog bezoek aan zat te komen. En ja hoor, even
later reed er een hele stoet dure dikke auto’s voorbij;
hier en daar stak een handje uit een van de autoramen
waarmee de mensen die op de trottoirs stonden werden
toegezwaaid. En één van die handjes was van President
Bush. Maar sorry George, we hebben niet teruggezwaaid!
Het was veel minder druk in het Empire State
Building dan we hadden verwacht, de Republikeinse
Conventie zal daar vast wel debet aan zijn geweest. We
konden dan ook direct doorlopen naar de lift, en naar
boven gaan. ’t Uitzicht daar was echt heel
indrukwekkend; leuk om te proberen zoveel mogelijk
bekende punten te vinden.
’s Middags hadden we geen speciaal doel meer voor
ogen. Gewoon verder Manhattan verkennen, rondlopen,
sfeer proeven. De sfeer die zeker rondom het hermetisch
afgesloten Madison Square Garden toch wel nadrukkelijk
werd bepaald door de aanwezigheid van demonstranten,
pers en politie. Op gegeven moment dreigde het even mis
te gaan, toen een metrostation vlakbij Madison Square
Garden werd afgesloten. De mensen die vanuit het station
naar boven kwamen liepen recht de afzetting in, waar ze
door enkele paniekerige politiemensen werden weggestuurd
in een richting waar ze ook niet meer naar toe konden.
Hans wilde nog wat foto’s maken, maar dat werd door de
politie niet op prijs gesteld. Camera weg, en doorlopen!
We werden onderweg nog aangesproken door een alleen
rondzwervende demonstrant. Of wij wisten waar de
volgende demonstratie plaats zou vinden? Yeah right, we
geloven je niet, vriend. Dat was vast een undercover die
probeerde informatie te krijgen, zodat de politie tijdig
op de juiste plek kon zijn. Of hebben we nu iets te veel
fantasie?
Tijdens
onze omzwervingen kwamen we zowaar weer terecht in West
41st Street, waar het Nederlander Theatre staat. ’t Was
bijna tijd voor de verloting van de Rent-kaartjes van
deze avond. En – om een lang verhaal kort te maken –
Melanie en ik konden de verleiding niet weerstaan om nog
eens een poging te wagen. En zo zaten wij die avond
opnieuw op de voorste rij te genieten van de beste
musical die ooit op de planken is gebracht!
Maar voor het zover was gingen we natuurlijk eerst
nog even naar de hotelkamer op ons op te frissen. Toen
het voor Melanie en mij tijd was om te vertrekken, lagen
de mannen nog aartslui op bed. Geen zin om overeind te
komen. Zere voeten. We lieten hen op de hotelkamer
achter, en liepen naar de lift. De langzame, trage
slakkenganglift waar we soms minuten lang op moesten
wachten. Zoals ook deze keer. Het leek er op dat de lift
helemaal niet op zou komen dagen; Melanie had in een
andere gang ook een lift gezien en ze besloot daar eens
te gaan kijken. Op dat moment zag ze dus dat Hans en Rob
om het hoekje stiekem naar ons stonden te gluren; ze had
meteen door dat zij van plan waren om via de trap
sneller naar beneden te gaan (zes verdiepingen) dan wij,
om ons dan quasi nonchalant onder in de hal op te
wachten. Ze draaide de rollen om: Melanie en ik liepen
snel via de trap naar beneden terwijl de mannen de lift
– die dus net op dat moment wél op kwam dagen – in
schoten. Op elke verdieping kwamen we voorbij de lift,
en Melanie drukte overal op de knop….. net een stel
giechelende schoolkinderen waren we, zo’n lol hadden we
dat wij eerder beneden zouden zijn omdat de lift nu op
elke verdieping moest stoppen.
En onze lol werd nog veel groter toen we na afloop
van de voorstelling van Hans en Rob hoorden dat ze niet
alleen in de lift hadden gestaan. Meteen na hen was er
een Engels echtpaar in de lift gestapt, en die man en
vrouw keken elke keer dat de lift stopte weer wat
chagrijniger. “They were not amused”, om het zo maar
even te zeggen. En Rob en Hans maar neutraal kijken,
terwijl die natuurlijk heel goed beseften wat er aan de
hand was!
En eh… dokter Shareck…. je pillen hebben goed
gewerkt hoor! Anders zou Melanie nooit die zes trappen
naar beneden zijn gerend!
Melanies anti-Bush button leverde ook deze avond
twee duidelijke reacties op. We hadden geen van beiden
een horloge om, en terwijl we naar het theater liepen
wilden we toch graag even weten hoe laat het precies
was. Melanie draaide zich om naar een vrouw van
middelbare leeftijd die op het trottoir naast haar op
het groene licht stond te wachten. De vrouw bleek – zo
zagen we op dat moment – een conventieganger te zijn,
pro Bush dus. Ze schrok zich rot toen ze zo plotseling
aangesproken werd door iemand van de ‘tegenpartij’;
gelukkig had ze al snel door dat we geen slechte
bedoelingen hadden en gaf ze vriendelijk antwoord op
Melanies vraag.
Op het moment dat we het theater in liepen werden
onze anti-Bush uitingen ook geregistreerd door een van
de andere bezoekers. “Oh my God, they are
everywhere!” zuchtte de vrouw. “He’s
surely gonna lose this time…”. Maar helaas, op het
moment dat ik dit reisverslag schrijf weten we dat onze
missie niet is geslaagd….. Bush mag nog vier jaar verder
regeren.
Met de tweede voorstelling van Rent sloten Melanie
en ik ons bezoek aan New York op een geweldige wijze af.
Onwetend van het feit dat Rob en Hans ondertussen
verzeild waren geraakt in een heuse bommelding, compleet
met ‘man in wit pak’ en dergelijke, vlak bij ons hotel.
Loos alarm, uiteraard, maar toch weer iets dat je in
Gerwen niet zo vlug mee zal maken!
|
|
Dag 21 en 22: vrijdag 3 september en
zaterdag 4 september |
|
New York - Amsterdam - Gerwen |
De taxichauffeur die ons enkele dagen eerder van JFK
Airport naar het hotel had gebracht, had bijna geen
woord tegen ons gezegd. De taxichauffeur die ons nu naar
de luchthaven terugbracht, had iets meer te vertellen.
Geïnspireerd door onze anti-Bush stickers (ja, het wordt
eentonig maar die dingen hebben toch écht veel reacties
opgeleverd – ik heb ze niet eens allemaal beschreven),
barstte hij los een in litanie waaraan tot aan het
eindpunt van de rit geen einde meer kwam. “He’s pure
evil” was nog wel zo’n beetje het meest complimenteuze
dat hij over zijn president te vertellen had.
We kwamen ruimschoots op tijd op het vliegveld aan.
Lang wachten. Rondhangen. Hapje eten. En dan toch
eindelijk terug naar huis in een gloednieuw super de
luxe vliegtuig van de KLM, met zoveel entertainment
mogelijkheden aan boord dat we nog wel een keer op en
neer hadden kunnen vliegen als we alles hadden willen
uitproberen.
Zaterdagochtend landden we op Schiphol. Moe, maar
wel veel minder moe dan na de andere vakanties toen we
vanuit de westkust naar huis waren gevlogen. Met de
eigen auto (dat was laag instappen!) reden we terug naar
Gerwen. Helaas, de reis waar we een half jaar zo naar
uit hadden gekeken was alweer verleden tijd! |
|
|
 |
|
|
|